Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen notaris [notaris] vanwege vermeend onzorgvuldig en partijdig handelen bij het opmaken van het testament van [A]. Klaagster verwijt de notaris dat hij niet alleen onzorgvuldig heeft gehandeld, maar ook dat zijn declaratie onvoldoende gespecificeerd is en dat de in rekening gebrachte bedragen niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden. De kamer voor het notariaat heeft de klacht gegrond verklaard en de notaris berispt. Het hof bevestigt deze beslissing.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Klaagster was gehuwd met [A], die op 13 oktober 2010 overleed. In zijn testament, opgemaakt door de notaris, werd klaagster uitgesloten als erfgenaam. Na het overlijden van [A] ontstond er een geschil over de verdeling van de nalatenschap, waarbij klaagster en de kinderen van [A] betrokken waren. De notaris heeft in zijn rol als executeur de nalatenschap afgehandeld, maar klaagster stelt dat hij daarbij onzorgvuldig heeft gehandeld.
Het hof oordeelt dat de notaris bij het opmaken van het testament onzorgvuldig heeft gehandeld door onduidelijke formuleringen te gebruiken, wat heeft geleid tot een geschil tussen de erfgenamen. Ook zijn uitlatingen in een brief aan de erfgenamen zijn in strijd met zijn geheimhoudingsplicht. De notaris heeft bovendien niet adequaat gereageerd op de bezwaren van klaagster en heeft zijn declaratie onvoldoende gespecificeerd. Het hof concludeert dat de maatregel van berisping passend is, gezien de ernst van de tekortkomingen van de notaris.