Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
de grieven I en II, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, het volgende aangevoerd. Rochdale is, met onder meer de politie, de gemeente en Liander, partij bij het zogenoemde Doorzon-convenant. Doelstelling van de partners is het terugdringen van illegale activiteiten in woningen en het waarborgen van een veilige stroomvoorziening en omgeving. Uit een door de politie op 16 mei 2015 opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, waarover Rochdale in de eerste aanleg nog niet beschikte, blijkt dat, afgezien van de 50 stekjes van hennepplanten, een grote hoeveelheid (reeds gekweekte) wiet en meerdere kleine zakjes met wiet zijn aangetroffen. In de maanden voorafgaand aan de politie-inval hebben buurtbewoners geklaagd over geluid- en stankoverlast en de nacht voor de inval heeft een omwonende de brandweer gebeld, omdat zijn kast in de hal heel broeierig aanvoelde en de muren gloeiend heet waren. Rochdale heeft geen tweede kans beleid ten aanzien van hennep, maar een zero-tolerance beleid. [heer E.] heeft zich niet gedragen als goed huurder. Overigens heeft hij zich ook in 2009 niet als zodanig gedragen, omdat hij toen illegaal stroom heeft afgetapt. Naar aanleiding daarvan heeft hij een tweede kans gekregen. Rochdale betwist dat [heer E.] door de ontruiming in een noodtoestand komt te verkeren. Niet aannemelijk is dat ontruiming zal leiden tot acute gezondheidsproblemen. Hij staat onder bewind bij [geïntimeerde] en zij kunnen hem helpen bij het vinden van een nieuwe woning. De dochter van [heer E.] is meerderjarig. Niet gebleken is dat zij niet elders kan wonen, aldus Rochdale .
in een plastic Albert Heijn tas een grote hoeveelheid drugs (…) verdeeld over vier (4) zakken. De verbalisanten verklaren deze drugs te herkennen als wiet. Dat staat in deze procedure niet ter discussie. Tegen deze achtergrond bagatelliseert [geïntimeerde] ten onrechte de in de woning aangetroffen hoeveelheid gekweekte wiet. Bij pleidooi in hoger beroep heeft [heer E.] verklaard dat hij deze wiet niet heeft gekweekt, maar van vrienden heeft gekregen om te proberen daarvan olie te maken voor zijn dochter, als vervanging voor de zware medicijnen die zij wegens haar epilepsie moet slikken. Voorts heeft hij verklaard dat een met deze olie vergelijkbaar middel destijds nog niet in de winkel verkrijgbaar was en dat de neuroloog van zijn dochter het risico te groot vindt om andere dan de gewone medicijnen te gebruiken. Het hof acht deze verklaring van [heer E.] , die niet eerder dan bij pleidooi is gegeven en die op geen enkele manier is gestaafd, niet aannemelijk. Dit geldt te meer omdat de behandelend neuroloog volgens de eigen verklaring van [heer E.] geen heil ziet in andere dan de gewone medicijnen. Het hof acht evenmin aannemelijk dat de, in een bureaulade aangetroffen, twaalf kleine zakjes met wiet door [heer E.] (uitsluitend) voor eigen gebruik zijn gekocht. In de meeste zakjes zit, anders dan hij stelt, meer dan wat restjes, zo valt af te leiden uit foto 12 bij het proces-verbaal van politie. Gelet op de combinatie van de 50 stekjes, de in de Albert Heijn tas aangetroffen grote hoeveelheid wiet, verdeeld over vier zakken, en de twaalf kleine zakjes met wiet, acht het hof niet aannemelijk dat [heer E.] zich slechts bezig hield met kweek voor eigen gebruik. Gesteld noch gebleken is dat het opkweken van stekjes van hennepplanten geen bedrijfsmatig karakter kan hebben. Het hof is dan ook van oordeel dat de bodemrechter zal oordelen dat de tekortkoming van [heer E.] ernstig is en dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst in beginsel rechtvaardigt. Dat zou alleen anders kunnen zijn als bijzondere omstandigheden aan de zijde van [heer E.] tot een ander oordeel nopen.