ECLI:NL:GHAMS:2016:2022

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
23-005134-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in zedenzaak met aanzienlijke tijdsverloop en gevolgen voor verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2015. De zaak betreft een zedenzaak waarbij de verdachte, geboren in 1990, zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 12 mei 2016 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van twee dagen, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf van honderdzestig uren had geëist.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met de aanvulling dat er op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel dient te worden opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat er een aanzienlijk tijdsverloop is sinds de feiten, die zich in september en oktober 2012 hebben voorgedaan, en dat dit tijdsverloop niet aan de verdachte te wijten is. De gevolgen van de zaak voor de verdachte zijn groot geweest, waaronder het niet kunnen vinden van werk na zijn afstuderen en de impact op zijn persoonlijke relaties.

Het hof concludeert dat de verdachte zich bewust is van de normoverschrijdendheid van zijn gedrag en dat er geen noodzaak is voor het opleggen van een straf of maatregel. De beslissing van het hof is dat het vonnis waarvan beroep wordt bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die zijn gepresenteerd.

Uitspraak

parketnummer: 23-005134-15
datum uitspraak: 26 mei 2016
tegenspraak
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-659049-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen met aftrek van voorarrest, voorts tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren, en ten slotte tot een werkstraf voor de duur van honderdzestig uren, subsidiair tachtig dagen hechtenis.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de overweging van de rechtbank met betrekking tot het niet opleggen van een straf of maatregel aanvult met het volgende.
Het hof is van oordeel dat op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel dient te worden opgelegd.
Het feit waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt, heeft plaatsgevonden in de periode september en oktober 2012. Er is dus sprake van een aanzienlijk tijdsverloop sinds het begaan van de feiten, welk tijdsverloop geenszins is te wijten aan de verdachte.
Voorts moet worden vastgesteld dat de handelingen van de verdachte niet zonder gevolgen zijn gebleven. De verdachte is buiten heterdaad aangehouden, heeft enkele dagen vastgezeten en ook anderszins zijn de gevolgen voor de verdachte groot geweest. Zo heeft de verdachte – die als adolescent destijds studeerde – na zijn afstuderen geen werk kunnen zoeken op het terrein waar hij voor gestudeerd had, in afwachting van de uitkomst van deze zaak na het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep. Ook heeft deze zaak grote gevolgen gehad voor de relatie met zijn ouders. De verdachte ondervindt nog steeds de gevolgen in zijn persoonlijk leven. Het is het hof ter terechtzitting gebleken dat door de gevolgen van zijn handelen, voor de verdachte indringend de normoverschrijdendheid van zijn gedrag duidelijk is geworden. Ook uit een oogpunt van speciale preventie is derhalve oplegging van een straf of maatregel niet geboden. Daarbij merkt het hof nog op, dat weliswaar bewezen verklaard is dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met iemand die nog niet de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, maar dat niet gesproken kan worden van pedofolie. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd ziet het hof dan ook geen noodzaak tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Onder deze omstandigheden dient oplegging van een straf of maatregel geen rechtens te rechtvaardigen doel en dient daarvan te worden afgezien.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. M. Lolkema en mr. M.J.A. Plaisier , en, in tegenwoordigheid van
mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 mei 2016.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[........]
.