2.5.Het hof zal thans overgaan tot de inhoudelijke bespreking van de zaak die partijen verdeeld houdt. Het gaat, afgezien van het door [X] gedane en door het hof bij arrest van 19 maart 2013 verworpen beroep op verjaring, om het volgende.
( a) Op 10 oktober 2006 heeft bij baggerwerkzaamheden in de Rijn in de gemeente Leiden een dekschuit van [X] met een van haar twee spudpalen een 50kV oliedruk-kabel geraakt en beschadigd (hierna: het schadevoorval).
( b) Bij brief van 19 oktober 2006 van Nuon Tecno BV (hierna: Tecno) is [X] aansprakelijk gesteld voor de door het schadevoorval ontstane schade.
( c) Bij brief van 9 mei 2007 heeft Tecno aan [X] een factuur gestuurd ten bedrage van € 139.440,41 inzake het schadevoorval. [X] heeft dit bedrag niet voldaan.
( d) In de eerste aanleg van dit geding heeft Liander na wijziging van eis van 30 oktober 2013, derhalve na het arrest van het hof van 19 maart 2013, van [X] de betaling gevorderd van een bedrag van € 117.149,=, te vermeerderen met een bedrag van € 25.320,= wegens wettelijke rente vanaf de dag volgend op die van het schadevoorval tot die van de inleidende dagvaarding, met verdere wettelijke rente. Het in hoofdsom gevorderde bedrag is de tegenwaarde per de dag van het schadevoorval van 100.000 SDR (Special Drawing Rights), het aantal rekeneenheden waarvoor [X] op grond van het Koninklijk Besluit ter uitvoering van artikel 1065 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van 29 november 1996, Stb. 587, maximaal aansprakelijk is. Aan deze vordering heeft Liander, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat [X] op grond van art. 8:1002 BW jo 8:1005 BW als eigenares van de onder (a) bedoelde dekschuit (een binnenschip in de zin van art. 8:1000 BW) aansprakelijk is voor de door Liander als netbeheerder geleden schade. [X] betwist dat Liander te dezen vorderings-gerechtigd is, daartoe in het bijzonder (en op zichzelf onbetwist) aanvoerend dat Liander ten tijde van het schadevoorval noch juridisch noch economisch eigenaar was van het beschadigde net. Verder betwist [X] dat Liander de door haar gestelde schade, waarvan ook de omvang wordt betwist, in haar vermogen heeft geleden.
( e) Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vordering van Liander toegewezen en [X] in de proceskosten verwezen.
2.6.1.De
grieven I en IIkunnen gezamenlijk worden besproken. Zij houden in dat de rechtbank in de overwegingen 2.6 en 2.7 van het bestreden vonnis heeft miskend dat Liander niet vorderingsgerechtigd is en geen schade heeft geleden als gevolg van het schadevoorval. Het hof oordeelt als volgt.
2.6.2.Niet ter discussie staat dat Liander ten tijde van het schadevoorval op 10 oktober 2006 netbeheerder was (en ook thans nog is) in de zin van art. 1 sub k van de Elektriciteitswet 1998. Op grond van artikel 16 lid 1 aanhef en sub c van die wet, zoals destijds luidend, had Liander als netbeheerder onder meer tot taak de netten te herstellen. Dit is thans overigens niet anders. Evenmin is in geschil dat de door de dekschuit van [X] aangerichte schade inmiddels is hersteld en dat dit een herstel van de netten is, als bedoeld in voormelde wetsbepaling.
2.6.3.In een brief van 24 oktober 2013 verklaart [A] , Business Controller Netcare en Netmanager van Alliander Financiën, op postpapier van Alliander, het moederbedrijf van Liander, onder meer:
“dat de kosten van herstel van kabel- en leidingschades worden aangemerkt als kosten van netbeheer en dus – ongeacht de eventuele tenaamstelling van de facturen van externe aannemers aan andere groepsmaatschappijen – ten laste worden gebracht van de netbeheerder. Tot 2008 was dat N.V. Continuon Netbeheer, als onderdeel van de Nuon-groep, sinds de afsplitsing van het netbedrijf Liander N.V. geheten en onderdeel geworden van de Alliander-groep”.
Mede in het licht van wat onder 2.6.4 zal worden overwogen, ziet het hof geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring, die kennelijk ook op het jaar 2006 betrekking heeft. Hieraan doet niet af dat de verklaring niet onder ede is afgelegd.
2.6.4.Uit het proces-verbaal van de verificatievergadering blijkt dat zich geen andere schuldeiser in de beperkingszaak heeft gemeld dan Liander en dat ook geen andere schuldvorderingen zijn ingediend. Omdat de datum waarop in de beperkingsprocedure uiterlijk vorderingen konden worden ingediend (29 juni 2015) is verstreken, is uitgesloten dat zich in die procedure alsnog andere schuldeisers melden, in het bijzonder Tecno, het bedrijf dat volgens [X] te dezen de gelaedeerde is. Het moet er daarom - bij gebreke van concrete indicaties van het tegendeel - voor worden gehouden dat Tecno jegens [X] geen aanspraak maakt noch zal maken op schadevergoeding. Dit is niet verklaarbaar in de situatie dat zij - en niet Liander - de schade als gevolg van het schadevoorval heeft geleden.
2.6.5.Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, oordeelt het hof dat Liander voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij degene is die de schade als gevolg van het schadevoorval heeft geleden en (daarom) vorderings-gerechtigd is, ook al zijn de facturen waarvan zij de betaling door [X] wenst niet tot haar gericht en/of niet door haar aan betrokkenen voldaan en ook al heeft Tecno [X] aansprakelijk gesteld voor de door het schadevoorval ontstane schade en aan [X] een factuur in verband met de herstelwerkzaamheden gestuurd. De vraag wie (juridisch en/of economisch) eigenaar van het net is, is bij deze stand van zaken niet van belang. De onderhavige grieven falen dus.
2.6.6.Gegeven zijn zojuist gegeven oordeel, laat het hof in het midden of [X] in de onder 2.6.4 geschetste omstandigheden een redelijk belang heeft bij haar voormelde (verworpen) verweer. In dit verband merkt het hof slechts op dat [X] bij gelegenheid van het pleidooi, gevraagd naar dat redelijke belang, bij monde van haar advocaat heeft verklaard dat zij ter zake van het schadevoorval aan niemand wenst te betalen, zulks terwijl buiten twijfel is dat het schadevoorval door [X] is veroorzaakt.
2.7.1.Grief IIIis gericht tegen overweging 2.8 van het bestreden vonnis en houdt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld, kort gezegd, dat [X] de omvang van de schade als gevolg van het schadevoorval onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Volgens [X] heeft Liander de schadecijfers onvoldoende toegelicht in het licht van de omstandigheid dat Liander de schade door Liberty Expertisebureau B.V. (verder: Liberty) heeft doen vaststellen zonder [X] in de gelegenheid te stellen tot het verrichten van contra-expertise. Voorts betwist [X] enkele concrete schadeposten.
2.7.2.De stelling van [X] dat Liberty (niet alleen de oorzaak van het schadevoorval maar ook) de schade heeft vastgesteld is door Liander gemotiveerd betwist en door [X] in dat licht onvoldoende feitelijk toegelicht en bovendien niet te bewijzen aangeboden. Er bestaat reeds daarom geen reden Liander te gelasten het door Liberty uitgebrachte rapport in het geding te laten brengen. Wat er, voorts, zij van de juistheid van de (door Liander betwiste) stelling van [X] dat het
gebruikelijk isdat bij het vaststellen van een schade als de onderhavige de wederzijdse experts moeten proberen de objectieve reparatiekosten zo goed mogelijk vast te stellen, dat gewoonlijk de schade door de experts gezamenlijk wordt opgenomen en beschreven en dat vervolgens aan een of meer concurrerende ondernemers wordt gevraagd een offerte uit te brengen, uit niets blijkt dat Liander tot een dergelijke schadevaststelling en verdere gang van zaken
rechtenswas gehouden. Het aanbod van [X] om “de betrokken expert van Hanselman” (bedoeld wordt kennelijk ing. [B] van Hanselman Expertises B.V.) op dit punt als getuige te doen horen, wordt daarom als niet ter zake dienend van de hand gewezen.
2.7.3.Op de door [X] bij memorie van grieven gedane betwisting van enkele concrete schadeposten heeft Liander bij memorie van antwoord de desbetreffende schadeposten nader toegelicht en verduidelijkt. Bovendien heeft zij bij pleidooi een nieuwe schadeop-stelling met onderliggende stukken overgelegd. Naar het oordeel van het hof heeft [X] de juistheid van deze nadere toelichting en stukken onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij heeft slechts (wederom) aangevoerd dat de facturen niet aan (thans) Liander zijn gericht (wat onder 2.6.5 niet relevant is geacht) en dat sommige facturen niet zijn ondertekend (hetgeen het hof evenmin van belang acht). Anders dan [X] ten slotte nog heeft betoogd, kan het hof uit de schadeopstelling van Liander niet afleiden dat deze met haar vordering een vergoeding van een waardevermindering van het net beoogt.
2.7.4.De conclusie is dat [X] de door Liander (na wijziging van eis bij pleidooi) gestelde schade van € 145.744,11, met wettelijke rente, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en dat ook deze grief faalt.