ECLI:NL:GHAMS:2016:1996
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.F.G.H. Beckers
- M. Wigleven
- S.F.M. Wortmann
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep omgangsregeling tussen biologische vader en kinderen na afwijzing door rechtbank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de biologische vader tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn kinderen, geboren in 2007 en 2009, werd afgewezen. De biologische vader heeft op 22 december 2015 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 23 september 2015. De moeder heeft op 4 februari 2016 een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 3 maart 2016 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De juridische vader van de kinderen was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De feiten van de zaak tonen aan dat de biologische vader de kinderen heeft erkend, maar dat de juridische vader hen heeft verzorgd en dat de moeder en de juridische vader gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen. De rechtbank had eerder de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd, maar had het verzoek van de Raad om de ondertoezichtstelling te verlengen afgewezen. De biologische vader verzoekt nu om een omgangsregeling van een weekend per veertien dagen, terwijl de moeder verzoekt om de biologische vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.
Het hof overweegt dat de biologische vader recht heeft op omgang met de kinderen, maar dat er ook aanzienlijke bezwaren zijn vanuit de moeder en de kinderen zelf. De Raad adviseert om de statusvoorlichting voort te zetten, maar er zijn zorgen over de impact van deze voorlichting op de kinderen. Het hof besluit dat er nader onderzoek nodig is naar de rol van de biologische vader in het leven van de kinderen en gelast een ouderschapsonderzoek. Dit onderzoek moet antwoord geven op de vraag of en op welke wijze de biologische vader een rol kan vervullen in het leven van de kinderen, en welke begeleiding daarbij nodig is. De kosten van het onderzoek worden ten laste van het Rijk gebracht, gezien de beperkte financiële middelen van de partijen.