ECLI:NL:GHAMS:2016:1963

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
23-004229-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en medeplegen mishandeling na gebrek aan bewijs van wezenlijke bijdrage

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2015. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging en medeplegen van mishandeling, gepleegd op 24 juni 2014 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte verschillende gewelddadige handelingen tegen de slachtoffers, waaronder het duwen, slaan en vastpakken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 april 2016 heeft het hof de camerabeelden bekeken en de verklaringen van de betrokkenen gehoord. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de geweldshandelingen. De verklaringen van de getuigen waren niet consistent en de beelden toonden geen overtuigend bewijs van de betrokkenheid van de verdachte. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-004229-15
datum uitspraak: 10 mei 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-707197-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 24 juni 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Kleine-Gartmanplantsoen, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het (met kracht) (weg)duwen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het vastpakken en/of vasthouden van voornoemde [slachtoffer 1] en/of het (met gebalde vuist) (in het gezicht/gelaat, althans op/tegen het lichaam) stompen en/of slaan en/of trappen en/of schoppen van en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of het met voornoemde [slachtoffer 1] worstelen en/of het met een armklem vastpakken/vasthouden van voornoemde [slachtoffer 1] en/of het (vervolgens) naar de grond brengen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) het (boven) op voornoemde [slachtoffer 1] springen/liggen en/of het bij de keel vastpakken/vasthouden van voornoemde [slachtoffer 1] en/of het dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de keel van voornoemde [slachtoffer 1]/het wurgen van die [slachtoffer 1];
subsidiair:hij op of omstreeks 24 juni 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) (met Kracht) heeft (weg)geduwd en/of (met gebalde vuist) (in zijn gezicht/gelaat en/of op/tegen zijn lichaam) heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of voornoemde [slachtoffer 1] met/in een armklem heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of voornoemde [slachtoffer 1] (vervolgens) naar de grond heeft gebracht en/of (boven) op voornoemde [slachtoffer 1] is gesprongen en/of boven op voornoemde [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) voornoemde [slachtoffer 1] bij zijn keel heeft vastgepakt en/of vast heeft gehouden en/of de keel van voornoemde [slachtoffer 1] heeft dicht geknepen/voornoemde [slachtoffer 1] heeft gewurgd, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Het hof acht, met de advocaat-generaal en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging dan wel het medeplegen van mishandeling, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Dit oordeel steunt op het navolgende. Het hof heeft op de camerabeelden betreffende het begin van het incident waargenomen dat de verdachte een tik tegen de helm van aangever [slachtoffer 1] heeft gegeven en dat hij met zijn riem in de hand – al dan niet om zijn hand gewikkeld – rondliep. Door geen van de aanwezigen is echter verklaard, noch is op de beelden te zien dat de verdachte met deze riem (of de daarmee omwikkelde hand) enige (gewelds)handeling in de richting van [slachtoffer 1] heeft verricht. Wel heeft het hof op de beelden waargenomen dat de verdachte heeft getracht medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer 1] van elkaar te scheiden. Van belang is voorts dat van de ten laste gelegde geweldshandelingen zelf geen beelden beschikbaar zijn, terwijl de hierover ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen van aangever [slachtoffer 1], getuige [slachtoffer 2] en in het bijzonder getuige [getuige] op cruciale onderdelen niet eensluidend zijn. Deze verklaringen alsmede de waarnemingen van het hof aangaande de camerabeelden, bezien in het licht van de stellige ontkenning van de verdachte, bieden onvoldoende basis voor de overtuiging dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de geweldshandelingen heeft geleverd en evenmin dat hij, voor zover de handelingen wel door een of meer van de medeverdachten zijn verricht, daaraan een bijdrage van zodanig gewicht heeft geleverd dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer van de medeverdachten.

Voorwaardelijk verzoek

Gelet op voormelde beslissing tot vrijspraak komt het hof niet toe aan het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot het doen horen van de getuige [getuige].

Vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 600,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en heeft haar vordering gehandhaafd.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen, waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 mei 2016.