In deze zaak gaat het om een klacht van de Officier van Justitie tegen een notaris, die wordt verweten onvoldoende zorgvuldigheid in acht te hebben genomen bij de levering van een woning op 21 september 2010. De Officier van Justitie stelt dat de notaris niet de vereiste zorg heeft betracht bij het onderzoeken van de rechtmatigheid van de transactie en de herkomst van de gelden, wat volgens hem witwaspraktijken in de hand werkt. De kamer voor het notariaat heeft de Officier van Justitie echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de Officier van Justitie wel ontvankelijk is in zijn klacht en vernietigt de eerdere beslissing. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de zaak.
De procedure begon met een beroepschrift van de Officier van Justitie op 13 augustus 2015, tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat van 15 juli 2015. De notaris heeft verweer gevoerd en de zaak is behandeld op een openbare zitting op 3 februari 2016. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de feiten zoals vastgesteld door de kamer. De klacht betreft de zorgplicht van de notaris en de vraag of de Officier van Justitie belang heeft bij de klacht, gezien de samenloop met een strafrechtelijk onderzoek naar vastgoedtransacties.
Het hof concludeert dat de klacht ontvankelijk is, omdat de Officier van Justitie belang heeft bij de handhaving van de beroepsnormen voor notarissen ter voorkoming van vastgoedfraude en witwassen. De notaris is een cruciale schakel in vastgoedtransacties en moet zich houden aan de wettelijke verplichtingen. Het hof houdt verdere beslissingen aan en stelt partijen in de gelegenheid om schriftelijk te reageren op de vraag of de notaris zijn dienst had moeten weigeren.