ECLI:NL:GHAMS:2016:1939

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
200.182.713/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens overlast in kort geding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontruiming van een huurwoning. De appellant, die in de woning woont, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter dat op 23 november 2015 was gewezen. De kantonrechter had de vorderingen van de Stichting Wormerwonen, de verhuurder, toegewezen, waarbij de appellant werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen een maand na betekening van het vonnis. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat er geen spoedeisend belang was bij de ontruiming, omdat hij jarenlang zonder ernstige problemen had gewoond. Hij stelde dat de klachten van overlast afkomstig waren van voormalige buren die inmiddels waren verhuisd. De verhuurder, Wormerwonen, betwistte deze stellingen en voerde aan dat er nog steeds klachten over overlast van de appellant waren, waaronder geluidsoverlast en bedreigingen aan buren. Het hof oordeelde dat de appellant structureel ernstige overlast veroorzaakte en dat de verhuurder een spoedeisend belang had bij de gevraagde ontruiming. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.182.713/01 SKG
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 4529693/VV EXPL 15-92
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 mei 2016
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. C.A.F. Visser te Wormerveer,
tegen
STICHTING WORMERWONEN,
gevestigd te Wormer, gemeente Wormerland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.L.T. Roks te Best.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Wormerwonen genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 22 december 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 23 november 2015, in kort geding onder voormeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Wormerwonen als eiseres en [appellant] als gedaagde.
[appellant] heeft overeenkomstig de appeldagvaarding van grieven gediend. Daarbij heeft [appellant] tevens verzocht om behandeling van de zaak als spoedappel. Dat verzoek is toegewezen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte overlegging producties ( [appellant] )
- memorie van antwoord, met producties.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog Wormerwonen niet-ontvankelijk zal verklaren althans de vorderingen van Wormerwonen zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Wormerwonen heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 tot en met 14 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1.
Met ingang van 1 maart 2001 verhuurt Wormerwonen de woning aan de [adres 1]
(hierna: de woning) aan [appellant] . De woning is een
flatwoning op de eerste etage in een galerijflat.
2.1.2.
Op grond van artikel 9, lid 3, van de op de huurovereenkomst van toepassing
verklaarde Algemene Huurvoorwaarden is het [appellant] niet toegestaan aan omwonenden overlast te veroorzaken.
2.1.3.
Op 21 januari 2015 zijn een medewerkster van Wormerwonen, [A] (hierna: [A] ), en wijkagent [B] op huisbezoek geweest bij [appellant] , waarna [appellant] de navolgende schriftelijke waarschuwing is gegeven:
“De overlastklachten heb ik u toegelicht: u maakt s ’avonds laat en ‘s nachts lawaai door uw klusactiviteiten en u draait luide muziek. Uw reactie op deze melding is dat mensen het maar van u te pikken hebben. U zegt dat het een gehorige flat is en dat u uw gedrag niet wenst aan te passen naar aanleiding van de meldingen.”
2.1.4.
Op 26 januari 2015 heeft Wormerwonen voor zover van belang het volgende aan [appellant] geschreven:
“Met deze brief bevestig ik de afspraak die wij vandaag hebben gemaakt. U gaat in eerste instantie zelf proberen afspraken te maken met uw buren van nr. [nummer][mevrouw [C] , de toenmalige bovenbuurvrouw van [appellant] , hof]
. Mocht dit voor beide partijen geen bevredigend resultaat opleveren, dan neemt u weer contact op met mij. Beter Buren is dan een mogelijkheid om alsnog te proberen tot afspraken te komen.”
2.1.5.
Op 18 februari 2015 heeft Wormerwonen [appellant] geconfronteerd met zijn
handgeschreven brief aan [C] , met een daarin voorkomende zin:
“nog 1 x bellen met politie en ik trap je deur in”.
Wormerwonen heeft [appellant] hierna gesommeerd te stoppen met het uiten van dreigementen en het veroorzaken van overlast jegens zijn buren.
2.1.6.
Op 2 maart 2015 is [appellant] door Wormerwonen uitgenodigd voor een gesprek op kantoor, waarop [appellant] niet is ingegaan.
2.1.7.
Op 12 maart 2015 heeft Wormerwonen aan [appellant] meegedeeld dat hij dient te stoppen met het veroorzaken van overlast en dat zij voornemens is juridische stappen tegen hem te ondernemen als hij geen gevolg geeft aan deze waarschuwing.
2.1.8.
Op 23 maart 2015 heeft een gesprek tussen Wormerwonen en [appellant] plaatsgevonden over de overlastsituatie, waarbij tevens een medewerker van de GGD, [D] (hierna: [D] ), aanwezig was. In dat gesprek heeft Wormerwonen [appellant] dringend geadviseerd geen overlast meer te veroorzaken en heeft zij [appellant] tevens in overweging gegeven voor vragen of verzoeken om hulp contact op te nemen met [D] . Bij brief van 24 maart 2015 heeft Wormerwonen de bevindingen van het gesprek aan [appellant] bevestigd. Daarnaast heeft Wormerwonen [appellant] bericht dat zij opnieuw klachten van overlast over hem heeft ontvangen en dat zij juridische stappen onderneemt als hij overlast blijft veroorzaken.
2.1.9.
Bij brief van l juni 2015 heeft Wormerwonen aan [appellant] meegedeeld:
“Onlangs hebben wij weer meldingen ontvangen over overlast van uw adres. De melding gaat over overlast door het spelen van harde muziek en intimiderend gedag zoals schreeuwen en
schelden.”
2.1.10.
Bij brief van 29 juni 2015 heeft Wormerwonen aan [appellant] meegedeeld:
“Wij hebben weer een aantal meldingen gehad over overlast, die afkomstig zou zijn van uw adres. Het gaat hierbij om het draaien van harde muziek, maar ook schreeuwen, en het gooien met plantenbakken.”
2.1.11.
[appellant] is op 10 augustus 2015 uitgenodigd voor een gesprek bij Wormerwonen, waarbij de wijkagent ook aanwezig was. De wijkagent heeft een proces-verbaal opgesteld, onder meer luidende:
“Het gesprek met [appellant] verliep in een agressieve sfeer. (..) Ik had sterk de indruk dat als ik niet aanwezig was geweest [appellant] in staat was mevrouw [A] fysiek iets aan te doen.”
2.1.12.
Bij brief van 25 augustus 2015 heeft Wormerwonen, ter zake van aanvullende huurvoorwaarden aan [appellant] meegedeeld:
“(..)
Ik ga er van uit dat u niet wenst te tekenen en daarmee niet akkoord gaat met de aanvullende voorwaarden. (..) Wij gaan er van onze kant dan ook van uit dat er geen overlast meer zal worden gemeld die betrekking heeft op uw adres.”
2.1.12.
Op 15 september 2015 heeft [appellant] een telefonisch gesprek gehad met [A] . [A] heeft hierna verklaard dat zij zich sinds 11 februari 2015 door [appellant] bedreigd voelt en dat hij in het laatste telefoongesprek tegen haar heeft gezegd:
“(..) jij bent de ergste, jou ga ik je tanden uit je bek slaan”.
2.1.13.
Op diezelfde dag heeft de advocaat van Wormerwonen per brief aan [appellant] meegedeeld:
“Zoals gezegd, is de maat voor Wormerwonen nu echt vol. De situatie voor de omwonenden is inmiddels onhoudbaar geworden en alle pogingen om met u tot afspraken te komen, teneinde de situatie te verbeteren, hebben tot niets geleid.”
2.1.14.
Op 4 oktober 2015 is door [E] , een buurman van [appellant] , aangifte gedaan van bedreiging met een vuurwapen door [appellant] . Hiervan is een proces-verhaal opgesteld door Politie Noord-Holland, district Politie Zaanstreek.
2.1.15.
Op 28 oktober 2015 heeft Wormerwonen wederom klachten over door [appellant] veroorzaakte geluidsoverlast ontvangen, en wel van mevrouw [F] (hierna: [F] ), de nieuwe bovenbuurvrouw van [appellant] op de [adres 2] .

3.Beoordeling

3.1.
In de eerste aanleg van dit kort geding heeft Wormerwonen op grond van de door haar gestelde overlast van [appellant] de ontruiming van de woning gevorderd. Bij het bestreden vonnis zijn de vorderingen van Wormerwonen in zoverre toegewezen, dat [appellant] is veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen een maand na betekening van het vonnis en tot betaling van de proceskosten van Wormerwonen, uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op.
3.2.
[appellant] stelt in
grief 1dat een spoedeisend belang bij het gevorderde ontbreekt, omdat [appellant] na vijftien jaar aldaar te hebben gewoond zonder dat er ernstige problemen met omwonenden waren - op een enkel incident na - pas op 21 januari 2015 voor het eerst door Wormerwonen is benaderd over tegen hem ingediende klachten. Als de overlast zo ernstig is als Wormerwonen stelt, dan had hij daar eerder op moeten worden aangesproken, aldus [appellant] . Daarnaast stelt [appellant] dat de buren die klaagden over (geluids)overlast (met name [C] en de familie [E] ) inmiddels om hen moverende redenen zijn verhuisd en dat de nieuwe bewoners geen (geluids)overlast ervaren. Ter onderbouwing hiervan heeft [appellant] in hoger beroep verklaringen van vijf buurtbewoners overgelegd en een brief van zijn ex-partner, mevrouw [G] (hierna: [G] ). In
grief 2bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat de verwachting gewettigd is dat in een bodemprocedure soortgelijke vorderingen als in dit kort geding aan de orde zullen worden toegewezen. Volgens [appellant] is een ontruiming van de woning niet (meer) gerechtvaardigd omdat de buren die klaagden niet meer in de galerijflat wonen. Daar komt bij dat de door [appellant] overgelegde verklaringen van buurtbewoners en van zijn ex-partner, de klachten van de “oude” buren in een ander daglicht plaatsen. Daarnaast dient Wormerwonen volgens [appellant] extra zorgvuldigheid ten aanzien van hem te betrachten, gelet op zijn lichamelijke en psychische problemen. [appellant] heeft ADHD en is (daardoor) niet goed in staat zijn gevoelens te uiten. Als gevolg daarvan kan hij af en toe agressief overkomen. Hij is daarvoor echter in behandeling bij Psy-Q. Verder heeft [appellant] een zware vorm van artrose en heeft hij psychische klachten (hij heeft recentelijk een zelfmoordpoging gedaan). [appellant] biedt aan externe hulp in te schakelen om de communicatie met Wormerwonen te verbeteren. Hij is eventueel ook bereid aanvullende huurvoorwaarden te ondertekenen.
3.3.
Wormerwonen betwist de stellingen van [appellant] . Zij voert, samengevat, aan dat zij reeds voor 15 januari 2015 overlastklachten ten aanzien van [appellant] ontving maar dat zij, als relatief kleine woningcorporatie, pas in december 2014 een medewerker overlast heeft aangenomen teneinde de behandeling van overlastzaken te professionaliseren. Na 15 januari 2015 heeft Wormerwonen [appellant] keer op keer, zowel mondeling als schriftelijk, aangesproken op zijn gedrag, echter zonder resultaat. De klachten betreffen onder meer het ’s avonds laat en ’s nachts draaien van harde muziek, van geschreeuw en gescheld, klusactiviteiten uitvoeren, gooien met plantenbakken, agressief gedrag tegen buurtbewoners en een medewerker van Wormerwonen ( [A] ), telefonische bedreiging van [A] en bedreiging van de buren met een vuurwapen ( [E] ). De reactie van [appellant] was dat men het maar van hem te pikken heeft en hij heeft geen enkele bereidheid getoond om tot een oplossing te komen. Wormerwonen heeft de hulp van de wijkagent, de GGD en Beterwonen ingeschakeld, maar dat heeft niet mogen baten. Een aantal van de buurtbewoners die over [appellant] heeft geklaagd is inderdaad verhuisd, maar de reden hiervoor was dat zij aan de overlast van [appellant] wilden ontkomen. In tegenstelling tot wat [appellant] stelt, ontvangt Wormerwonen thans nog steeds klachten over [appellant] . Wormerwonen wijst in dit verband op de klachten van [F] (zie 2.1.15). De verklaringen die [appellant] in hoger beroep heeft overgelegd doen hier volgens Wormerwonen niet aan af. Ten aanzien van de lichamelijke en psychische gesteldheid van [appellant] stelt Wormerwonen dat zij zeer zorgvuldig te werk is gegaan om tot een oplossing te komen, maar dat [appellant] daarop niet is ingegaan. Het aanbod om externe hulp in te schakelen ziet Wormerwonen als een loze en ongeloofwaardige belofte. Volgens Wormerwonen is sprake van een onhoudbare situatie en heeft zij, nu zij ook rekening dient te houden met de belangen van de omwonenden, voldoende (spoedeisend) belang bij de door haar gevorderde voorlopige voorzieningen.
3.4.
Het hof stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of op grond van een gestelde tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst als voorlopige voorziening in kort geding een vordering tot een zeer ingrijpende maatregel als ontruiming kan worden toegewezen, grote terughoudendheid dient te worden betracht, gelet op de waarborgen waarmee de wet de rechten van huurders van woonruimte omkleedt. Daarbij komt dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook slechts plaats zijn indien in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter, zo het geschil aan hem wordt voorgelegd, tot toewijzing van die vordering zal komen.
3.5.
Naar het oordeel van het hof is op grond van de door Wormerwonen overgelegde stukken voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] structureel ernstige overlast veroorzaakt door onder meer ’s avonds laat en ’s nachts luide muziek te draaien en klusactiviteiten uit te voeren, door ruzies en geschreeuw en door agressief gedrag te vertonen jegens zowel buurtbewoners als een medewerker van Wormerwonen ( [A] ). De aard en omvang van deze gedragingen is door [appellant] niet voldoende gemotiveerd betwist. Gelet op de klachten van [F] , de nieuwe bovenbuurvrouw van [appellant] (zie 2.1.15), is niet voldoende aannemelijk geworden dat alle buren die overlast van [appellant] ondervonden inmiddels zijn verhuisd en dat de huidige buurtbewoners van [appellant] geen overlast ervaren. De door [appellant] overgelegde verklaringen zijn, tegenover de stukken van Wormerwonen, onvoldoende om tot die conclusie te kunnen leiden. Dit geldt temeer omdat de door [appellant] overgelegde verklaring van de bewoonster van de [adres 3] ( [H] , drie woningen verderop) de klachten zelfs lijkt te bevestigen. Zo verklaart zij dat
“dat ene kwartier of half uur per dag dat hij zijn muziek aan heeft (..) wel te overleven [is, hof]”. De door [appellant] overgelegde verklaring van [G] kan evenmin tot een ander oordeel leiden, reeds omdat zij geen bewoonster van het appartementencomplex is. Wormerwonen heeft [appellant] sinds 21 januari 2015 meerdere keren aangesproken op zijn gedrag en hem gewaarschuwd voor de eventuele gevolgen indien hij de overlast niet staakt. [appellant] heeft toen te kennen gegeven “dat men het maar van hem te pikken heeft”. Ook nadien heeft [appellant] geen (voldoende) inzet getoond om een einde te maken aan het veroorzaken van overlast. Wormerwonen heeft de wijkagent ingeschakeld en de GGD en zij heeft tevens aangestuurd op het doorlopen van een traject via Beterburen, maar dit heeft allemaal niet mogen baten. Dat [appellant] inmiddels een keer ten goede heeft gemaakt, is niet voldoende aannemelijk geworden. Het aanbod van [appellant] om externe hulp in te schakelen is, gezien al het vorenstaande, onvoldoende.
3.6.
Gelet op de structurele overlast die [appellant] heeft veroorzaakt, de escalaties die zich hebben voorgedaan en de omstandigheid dat niet aannemelijk is geworden dat de overlast inmiddels is beëindigd, is het hof van oordeel dat Wormerwonen een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Door structureel overlast te veroorzaken heeft [appellant] zijn verplichtingen jegens Wormerwonen op zo ernstige wijze geschonden dat in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat deze wanprestatie van [appellant] de (ontbinding van de huurovereenkomst en de) ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Gezien het vorenstaande en de omstandigheid dat [appellant] tot nu toe onvoldoende inzet heeft getoond de door hem veroorzaakte overlast te beëindigen, weegt het belang bij de gevorderde ontruiming van Wormerwonen, die tevens als goed verhuurster de veiligheid en het rustig woongenot van de overige huurders dient te waarborgen, zwaarder dan het belang van [appellant] bij afwijzing van het gevorderde. De gestelde lichamelijke en psychische klachten heeft [appellant] onvoldoende handen en voeten gegeven, nog daargelaten of deze een ander oordeel zouden rechtvaardigen. Dit betekent dat de gevorderde ontruiming terecht is toegewezen.
3.7.
De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Wormerwonen begroot op € 711,00 aan verschotten en € 894,00 voor salaris;
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, R.J.M. Smit en M.A.J.G. Janssen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2016.