ECLI:NL:GHAMS:2016:1934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
200.176.632/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot misbruik van volmacht en onjuiste akte van levering

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een notaris, waarbij hij verschillende verwijten heeft geuit. De klacht betreft onder andere het misbruik van een notariële volmacht, het passeren van een akte van levering zonder de handtekening van de vrouw van klager, en het opstellen van een onjuiste nota van afrekening. Klager heeft op 11 september 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die de klacht ongegrond had verklaard. De notaris heeft op 6 augustus 2014 de akte van levering gepasseerd, waarbij gebruik is gemaakt van de volmacht die op 1 maart 2013 was verleend. Klager betwist dat de koopsom volledig was voldaan en stelt dat de notaris partijdig heeft gehandeld. Het hof heeft de zaak behandeld op 4 februari 2016 en heeft kennisgenomen van de stukken van het geding. Het hof heeft geoordeeld dat de notaris op basis van de verstrekte gegevens mocht afgaan op de juistheid van de koopsom en dat er geen bewijs is dat de notaris misbruik heeft gemaakt van de volmacht. Echter, het hof heeft klachtonderdeel iii. gegrond verklaard, omdat de notaris de akte van levering heeft gepasseerd zonder de medewerking van de vrouw van klager, wat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het hof legt de maatregel van waarschuwing op aan de notaris en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.176.632/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/57
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 17 mei 2016
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. T.R. Dicke, advocaat te Almere,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] , gemeente [naam] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 11 september 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 14 augustus 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:31). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
De notaris heeft op 13 oktober 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
Op 21 januari 2016 zijn van de notaris bij brief aanvullende producties ontvangen.
1.4.
Van klager is op 25 januari 2016 een brief met producties ontvangen. Hierop heeft het hof bij e-mail van 2 februari 2016 (met een kopie aan de notaris) aan klager bericht dat het Procesreglement verzoekschriftprocedures in handels- en insolventiezaken toestaat dat (tot tien dagen) voorafgaand aan de mondelinge behandeling nadere producties in het geding worden gebracht, maar dat bedoeld Procesreglement niet de mogelijkheid biedt om naast het beroepschrift en het verweerschrift verdere reacties/schriftelijke uiteenzettingen in te dienen, tenzij het hof daarom uitdrukkelijk vraagt, dat dit betekende dat de brief van klager van
25 januari 2016 buiten beschouwing zou worden gelaten voor zover dit stuk een inhoudelijke reactie/uiteenzetting behelsde maar dat van de bij de brief van klager gevoegde producties en de door de wederpartij op 21 januari 2016 toegestuurde aanvullende producties door het hof voorafgaand aan de zitting kennis zou worden genomen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 4 februari 2016. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager en zijn toenmalige echtgenote, [naam] (verder: [de vrouw] ), hebben bij koopovereenkomst van 28 juni 2012 (hierna: de koopovereenkomst) hun toen nog echtelijke woning gelegen aan Boerestreek 15 te [plaats] (hierna: de woning) verkocht voor een koopprijs van € 600.000,-. Klager en [de vrouw] worden hierna tezamen ook genoemd: de verkopers. De koopovereenkomst is opgemaakt door notariskantoor [naam] .
3.2.2.
In de koopovereenkomst is overeengekomen dat de akte van levering op 1 juli 2017 zal worden gepasseerd of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader zouden overeenkomen, zulks afhankelijk van de financiële mogelijkheid van de kopers.
3.2.3.
Verder is in de koopovereenkomst overeengekomen dat de kopers gerechtigd waren tussentijds aflossingen op de koopsom te doen door rechtstreekse overmaking van de desbetreffende bedragen op de hypotheekrekening (rekeningnummer [nummer] ) van klager bij [de bank] . Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van zowel kopers als verkopers, dienden de kopers uiterlijk op 1 juli 2012 een aanbetaling van € 65.000,- te doen op vorenbedoelde bankrekening van klager, dit ter vermindering van diens hypothecaire geldlening bij [de bank] .
3.2.4.
Eveneens op 28 juni 2012 hebben de verkopers en de kopers een overeenkomst behorend bij de uitgestelde levering gesloten (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst zijn partijen - onder meer - overeengekomen dat de betalingen die kopers aan de verkopers zouden doen met betrekking tot de koop met uitgestelde levering geheel zouden worden aangewend voor het inlossen van de hiervoor in 3.2.3. bedoelde hypothecaire betalingsverplichtingen van klager en dat de aanbetaling van € 65.000,- door de kopers eveneens hierop in mindering zou worden gebracht. De betalingsverplichting van de kopers bestond uit het betalen van aflossing en rente, te weten een vanaf 1 juli 2012 een maandelijks te voldoen bedrag van € 4.232,50.
3.2.5.
Daarnaast hebben de verkopers en de kopers met betrekking tot de woning een huurovereenkomst gesloten.
3.2.6.
De notaris heeft op 1 maart 2013 een notariële volmacht verleden, waarbij klager voor zich en voor zover mogelijk als schriftelijk gevolmachtigde van [de vrouw] , met wie hij toen nog was gehuwd, onherroepelijk volmacht heeft verleend aan onder anderen de medewerkers van het kantoor van de notaris om [de vrouw] en hem te vertegenwoordigen bij de verkoop en levering van de woning, onder de bepalingen en bedingen zoals overeengekomen in de koopovereenkomst.
3.2.7.
In de notariële volmacht is verder de volgende passage opgenomen:

De volmacht kan slechts gebruikt worden indien blijkt dat de gehele gemelde koopsom door koper is voldaan, zoals overeengekomen, door storting op de hypotheekrekening van [de bank] (zoals overeengekomen in gemelde koopovereenkomst), danwel indien deze op andere wijze is voldaan, terwijl de administratie van de koper en/of [de bank] hiertoe volledige bewijskracht heeft; de notaris welke de akte van levering passeert, kan op deze door koper en/of [de bank] te verstrekken gegevens volledig afgaan.
Deze volmacht is onherroepelijk en eindigt niet door intrekking, onder curatelestelling, faillissement of door overlijden van de comparante en genoemde [de vrouw] .”
3.2.8.
In de loop van 2014 heeft de [de bank] aan de kopers een eenmalig voorstel gedaan tot financiering van de woning. Deze offerte liep op 6 augustus 2014 af. De kopers hebben de notaris vervolgens opdracht gegeven de akte van levering tijdig te verlijden.
3.2.9.
De kopers hebben bij e-mail van 20 juni 2014 aan klager bericht: “
Hallo [naam] , graag zouden wij willen weten, wat er voor ons nog openstaat op de hypotheek, bij [de bank] , zodat wanneer wij dat hebben voldaan er royement kan worden verleend”. Klager heeft op 23 juni 2014 een e-mail aan de kopers gezonden, waarin hij mededeelt dat hij een overzicht zal opstellen over de koopprijs minus de ontvangen aflossingen zodat het restbedrag overblijft.
3.2.10.
Vervolgens heeft klager bij e-mail van 30 juni 2014 aan de kopers - onder meer - het volgende bericht:

In de bijlage doe ik jullie een overzicht toekomen met de actuele stand tot 1 juli.
Wanneer dit geld op mijn rekening [nummer] staat, zal ik een verklaring/kwitantie opsturen naar de notaris dat de koopsom is voldaan en de leveringsakte op mijn naam opgesteld kan worden. Tevens zal [de bank] dan de hypotheek royeren.
3.2.11.
De notaris heeft [de bank] gevraagd na ontvangst van welk bedrag royement zou worden verleend en heeft aan de kopers stukken gevraagd, waaruit zou blijken dat de koopsom was voldaan. De notaris heeft de gevraagde gegevens ontvangen en op basis daarvan de afrekening opgemaakt.
3.2.12.
In juli en augustus 2014 is tussen klager en de notaris per e-mail gecorrespondeerd over de door de notaris aangekondigde overdracht van de woning. Hierbij heeft klager zich op het standpunt gesteld dat tussen de verkopers en de kopers bestaande geschillen dienden te worden opgelost alvorens tot de overdracht van de woning kon worden overgegaan en dat de notaris geen gebruik mocht maken van de volmacht van klager zolang klager het daarmee niet eens zou zijn. De notaris heeft na deze eerst te hebben uitgesteld de levering uiteindelijk gepland voor
6 augustus 2014. Zij heeft klager meermaals de gelegenheid geboden voor een gesprek met kopers en met haar of met anderen op haar kantoor of bij klager thuis. Zij heeft hem voorts laten weten dat hij niet inhoudelijk aan haar had meegedeeld welke punten van geschil er waren. Zij heeft hem erop gewezen dat de volmacht onherroepelijk was, dat daarin was aangegeven dat de administratie van de koper en/of [de bank] volledige bewijskracht had ten aanzien van de betaling van de koopsom en dat alle stukken van betaling door de koper waren ingeleverd en ook akkoord waren bevonden door [de bank] die haar had gemachtigd tot royement. Klager heeft van de hem geboden mogelijkheid een gesprek met de kopers en/of de notaris te hebben geen gebruik gemaakt.
3.2.13.
Vervolgens heeft de notaris op 6 augustus 2014 de akte van levering verleden, waarbij de woning door klager aan de kopers is overgedragen. Hierbij heeft de notaris gebruik gemaakt van de notariële volmacht van 1 maart 2013.
3.2.14.
In september 2014 is tussen de advocaat van [de vrouw] en de advocaat van kopers gecorrespondeerd over een minnelijke regeling ter voorkoming van procedures. Gebleken was inmiddels dat [de vrouw] ten onrechte niet mede als (verkopende) partij was opgetreden bij de akte van 6 augustus 2014 omdat klager en [de vrouw] inmiddels voor 6 augustus 2014 waren gescheiden. Hierbij is door de kopers aan [de vrouw] een voorstel tot betaling van € 15.000,- gedaan. De notaris was bereid om (daarnaast) een bedrag van € 10.000,- aan [de vrouw] te betalen op voorwaarde dat [de vrouw] aan de levering van de woning zou meewerken en tegen verlening van finale kwijting door [de vrouw] en klager voor alle mogelijke vorderingen die zij op de notaris zouden kunnen hebben.
3.2.15.
Op 12 maart 2015 heeft de notaris een akte vaststellingsovereenkomst, levering en volmacht gepasseerd, waarbij [de vrouw] en de kopers als comparanten zijn opgetreden. Onder meer is in deze akte vastgelegd - kort gezegd - de verklaring van [de vrouw] dat zij - voor zover nodig - meewerkt en levert aan de kopers de woning, althans haar aandeel in de woning, onder dezelfde voorwaarden en bepalingen als opgenomen in de akte van levering van 6 augustus 2014. Verder hebben partijen verklaard dat er tussen hen geen geschillen, met name betreffende de verkoop en levering van de woning, meer bestaan, zij niets meer van elkaar en van de notaris te vorderen hebben en zij elkaar en de notaris finale kwijting verlenen.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris - samengevat weergegeven - het volgende.
i. De notaris heeft misbruik gemaakt van de notariële volmacht van 1 maart 2013.
ii. De notaris heeft op 6 augustus 2014 een akte van levering gepasseerd die fouten bevatte.
iii. De akte van levering is gepasseerd zonder dat [de vrouw] heeft meegetekend.
iv. De door de notaris opgestelde nota van afrekening is onjuist.
v. De notaris heeft verzuimd om haar verzekeringsmaatschappij te informeren.
vi. De notaris heeft waarschijnlijk meegewerkt aan een onderhandse transactie waarmee zwart geld was gemoeid.
vii. De notaris heeft partijdig gehandeld.
Klager heeft aan de klacht het volgende ten grondslag gelegd. Klager heeft de onherroepelijke volmacht aan onder anderen de medewerkers van het kantoor van de notaris verstrekt, omdat [de vrouw] en hij toen voornemens waren om zich in het buitenland te vestigen. In 2014 was dit niet meer aan de orde. Bovendien heeft klager de notaris verschillende malen te kennen gegeven dat niet tot overdracht van de woning mocht worden overgegaan totdat het tussen de verkopers en de kopers gerezen geschil was opgelost. Aangezien het huwelijk tussen [de vrouw] en klager ten tijde van het passeren van de akte van levering was ontbonden en [de vrouw] dus tezamen met klager bevoegd was om over de woning te beschikken, had de akte van levering door [de vrouw] meegetekend moeten worden. Klager acht het ongeloofwaardig dat [de vrouw] zonder meer zou hebben meegewerkt aan de levering van de woning, terwijl er een afkoopvoorstel van de kopers en de notaris van in totaal € 25.000,- was gedaan. Klager is van mening dat de notaris haar verzekeringsmaatschappij over haar eventuele schadeplichtigheid had behoren in te lichten.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Formeel
Gang van zaken eerste aanleg
6.1.
Klager heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat de kamer ten onrechte de volgens hem tijdig voor de zitting in eerste aanleg door hem ingediende stukken buiten beschouwing heeft gelaten. Klager doelt hierbij op zijn brief van 3 juli 2015 met bijlagen, ingekomen bij de kamer op 6 juli 2015.
6.2.
Op grond van het door de kamer gehanteerde reglement kon klager tot tien dagen voorafgaand aan de zitting stukken bij de kamer indienen. Verder blijkt uit vorenbedoeld reglement dat na ontvangst van de oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling een schriftelijke gedachtewisseling tussen de klager en de notaris niet kan worden voortgezet.
De kamer heeft klager en de notaris bij brief van 15 juni 2015 opgeroepen om op de zitting van 17 juli 2015 te verschijnen. Het voorgaande betekent dat klager de bij zijn brief van 3 juli 2015 gevoegde (bewijs)stukken tijdig heeft ingediend, maar dat de inhoudelijke uiteenzetting in deze brief in reactie op het verweerschrift van de notaris te laat (want na de oproepingsbrief) bij de kamer is ingekomen. De kamer heeft dan ook terecht de brief van 3 juli 2015 (en de daarin nieuw geformuleerde klachten) buiten beschouwing gelaten en de bij deze brief gevoegde bijlagen geaccepteerd (zie het proces-verbaal van de zitting eerste aanleg van 17 juli 2015).
Nieuwe klachten
6.3.
Voor zover klager op de zitting in hoger beroep nieuwe klachten heeft geformuleerd met betrekking tot het onjuiste advies van de notaris om een onherroepelijke volmacht op te maken, het te laat hebben verstuurd van het concept van de akte van levering en het opnemen van finale kwijting in de akte vaststellingsovereenkomst, levering en volmacht terwijl er nog een BTW claim aan de orde was, heeft te gelden dat het hof op grond van het bepaalde in artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (Wna) een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang dient te behandelen en in die procedure voor de behandeling van in hoger beroep nieuwe geformuleerde klachten geen plaats is. Klager zal daarom in deze nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Inhoudelijk
Klachtonderdeel i.
6.4.
In de door de notaris op 1 maart 2013 verleden notariële volmacht is door klager onherroepelijk volmacht verleend aan onder anderen de medewerkers van het kantoor van de notaris om hem te vertegenwoordigen bij de levering van de woning, onder de bepalingen en bedingen zoals overeengekomen in de koopovereenkomst. De notariële onherroepelijke volmacht mocht worden gebruikt op het moment dat de gehele koopsom door kopers door storting op de hypotheekrekening van [de bank] (zoals overeengekomen in de koopovereenkomst) dan wel op andere wijze was voldaan. Hierbij mocht de notaris afgaan op de door kopers en/of [de bank] hierover verstrekte gegevens.
6.5.
Uit de processtukken blijkt dat de notaris de benodigde betalingsgegevens van de kopers heeft ontvangen, dat die gegevens door [de bank] akkoord zijn bevonden en dat de notaris klager hiervan op de hoogte heeft gesteld (productie 14 bij het verweerschrift in eerste aanleg). Niet is gebleken dat de notaris aanleiding had eraan te twijfelen dat de koopsom geheel door kopers was voldaan op de in de koopovereenkomst overeengekomen wijze. Klager heeft in zijn e-mails voorafgaand aan de overdracht op 6 augustus 2014 weliswaar bezwaar gemaakt tegen de door de notaris aangekondigde overdracht van de woning en tegen gebruikmaking van de volmacht, maar hij heeft hierbij niet het standpunt ingenomen dat naar zijn mening de koopsom niet (volledig) was voldaan en - ondanks herhaald verzoek van de notaris daartoe - ook niet anderszins zijn bezwaren inhoudelijk kenbaar gemaakt. Het hof is dan ook van oordeel dat de notaris op basis van de koopovereenkomst en met gebruik van de notariële volmacht mocht en - gelet op de opdracht van de kopers - moest overgaan tot passeren van de akte van levering. Dat zij daarbij misbruik heeft gemaakt van de volmacht of onzorgvuldig of partijdig heeft gehandeld, is niet gebleken.
6.6.
Klager heeft aangevoerd dat de notariële volmacht ook om andere redenen niet door de notaris had mogen worden gebruikt en hij heeft hierbij verwezen naar de artikelen 3:66, 3:68 en 3:69, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek. Die wetsartikelen zien op het geval waarin een gevolmachtigde als wederpartij optreedt van de volmachtgever dan wel op bekrachtiging in een situatie waarin een persoon onbevoegd namens een ander als gevolmachtigde heeft gehandeld, hetgeen in de onderhavige zaak niet aan de orde is. Aan deze stelling van klager wordt daarom voorbijgegaan.
6.7.
Het voorgaande betekent dat de kamer dit klachtonderdeel terecht ongegrond heeft verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.8.
Op de zitting in hoger beroep heeft klager aangevoerd dat de in de akte van levering van
6 augustus 2014 genoemde bedragen met betrekking tot de kooprijs niet kloppen. Daarnaast staat in de akte ten onrechte vermeld dat klager onder huwelijkse voorwaarden gehuwd was met [de vrouw] . Klager was in gemeenschap van goederen gehuwd.
6.9.
Zoals hiervoor onder 6.4. en 6.5. is overwogen, mocht de notaris afgaan op de door kopers en/of [de bank] verstrekte gegevens met betrekking tot de door kopers betaalde koopsom. Niet is gebleken dat de notaris reden had om aan de juistheid van die gegevens te twijfelen. Dit betekent dat de notaris op goede grond met betrekking tot de koopprijs de desbetreffende bedragen in de akte van levering heeft opgenomen.
In het door klager overgelegde concept van de akte van levering staat inderdaad dat klager onder huwelijkse voorwaarden gehuwd is met [de vrouw] . In de op 6 augustus 2014 door de notaris verleden akte van levering staat evenwel dat klager ongehuwd is en niet als geregistreerd partner staat geregistreerd. Aangezien klager en [de vrouw] op dat moment waren gescheiden, is de akte op dit punt juist.
Het voorgaande brengt mee dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel iii.
6.10.
Het hof is van oordeel dat [de vrouw] op 6 augustus 2014 aan de overdracht van de woning had moeten meewerken, aangezien klager en [de vrouw] , die ten tijde van de echtscheiding in wettelijke gemeenschap van goederen waren gehuwd, op dat moment al waren gescheiden en daarom nog slechts gezamenlijk bevoegd waren om over de woning te beschikken. Dat het de notaris bekend was dat klager en [de vrouw] inmiddels waren gescheiden, blijkt uit het ter zake vermelde in de akte van 6 augustus 2014 (zie overweging 6.9.). Dat de notaris de akte van levering heeft gepasseerd zonder medewerking van [de vrouw] , valt haar dan ook tuchtrechtelijk te verwijten. Dat [de vrouw] bij akte van 12 maart 2015 alsnog haar medewerking aan de overdracht van de woning heeft verleend, doet hieraan niet af. Dit klachtonderdeel zal dan ook gegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel iv.
6.11.
Klager heeft op de zitting in hoger beroep aangevoerd dat de door de notaris opgestelde nota van afrekening onjuist is omdat het daarop vermelde op de oorspronkelijke koopsom in mindering betaalde bedrag niet klopt. Met verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 6.4. is overwogen, oordeelt het hof dat de notaris mocht afgaan op de door kopers en/of [de bank] verstrekte gegevens met betrekking tot de door kopers betaalde koopsom. Het verwijt dat de koopsom op de nota van afrekening niet juist is weergeven, treft dan ook geen doel. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel v.
6.12.
Op grond van artikel 15 lid 1 van de Verordening beroeps-en gedragsregels 2011 dient een notaris voldoende verzekerd te zijn tegen vermogensschade als gevolg van aansprakelijkheid, ongeacht uit welken hoofde deze aansprakelijkheid kan ontstaan. Het hof overweegt dat een zorgvuldig handelend notaris aan wie door een cliënt wordt verweten een fout te hebben gemaakt en die aansprakelijk wordt of kan worden gesteld voor de schade die daaruit voortvloeit, dit zo spoedig mogelijk aan zijn/haar verzekeringsmaatschappij dient te melden om ervoor te zorgen dat de schade die uit de (vermeende) fout kan voortvloeien, mede in het belang van de cliënt, zo veel mogelijk is gedekt. De notaris heeft in dit geval geen melding bij haar verzekeringsmaatschappij gedaan. Het hof is van oordeel dat de notaris van het niet melden van een mogelijke schadeclaim slechts een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, indien er een reële kans is dat de notaris schadeplichtig is/wordt, de schade zijn/haar eigen risico te boven gaat en die schade niet uit eigen middelen kan worden voldaan. Daarvan is in dit geval niet gebleken. [de vrouw] kon – desgevraagd – haar medewerking aan de levering eigenlijk niet weigeren, terwijl niet aannemelijk is dat de eventuele schade (die dan zou bestaan uit het betalen van een relatief gering geldbedrag om die medewerking te krijgen) het eigen risico van de notaris te boven zou gaan. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
Klachtonderdeel vi.
6.13.
Het hof is met de kamer van oordeel dat niet is gebleken dat de notaris medewerking heeft verleend aan een vermeende zwartgeldtransactie en dat het enkele feit dat [de vrouw] haar medewerking heeft verleend aan de akte vaststellingsovereenkomst, levering en volmacht van 12 maart 2015 onvoldoende is om tot een ander oordeel te komen. De kamer heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel vii.
6.14.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer dat de notaris door gebruikmaking van de notariële volmacht voor het passeren van de akte van levering van 6 augustus 2014 niet partijdig heeft gehandeld. Op de zitting in hoger beroep heeft klager aangevoerd dat de partijdigheid van de notaris (ook) blijkt uit het feit dat in de akte vaststellingsovereenkomst, levering en volmacht van 12 maart 2015 is opgenomen dat [de vrouw] en de kopers van elkaar en van de notaris op geen enkele grond meer iets te vorderen hebben en partijen elkaar en de notaris finale kwijting verlenen, terwijl er nog een BTW claim bestond en eerder een afkoopvoorstel aan klager en [de vrouw] was gedaan. Anders dan klager stelt, stond het de notaris vrij om desgevraagd haar medewerking te verlenen aan vorenbedoelde akte. Niet valt in te zien op welke wijze de notaris hierdoor partijdig heeft gehandeld. Dat [de vrouw] kennelijk ervan heeft afgezien iets te doen met de door klager gestelde bestaande BTW claim en het afkoopvoorstel, was aan haar en valt de notaris niet aan te rekenen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Conclusie
6.15.
Het hof komt wat klachtonderdeel iii. betreft tot een ander oordeel dan de kamer. Dat klachtonderdeel is gegrond. Het hof ziet aanleiding om aan deze gegrond bevinding de maatregel van waarschuwing te verbinden. Deze maatregel acht het hof passend en geboden. Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer geheel vernietigen en opnieuw beslissen.
6.16.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.17.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en opnieuw beslissende:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- verklaart klachtonderdeel iii. gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2016 door de rolraadsheer.