In deze zaak gaat het om een klacht van de Officier van Justitie tegen een oud-notaris, die wordt verweten dat zij bij de levering van een woning op 13 april 2007 niet de vereiste zorg in acht heeft genomen. De Officier van Justitie stelt dat de oud-notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de rechtmatigheid van de transactie en de herkomst van de gelden, wat volgens hem witwaspraktijken in de hand werkt. De kamer voor het notariaat heeft de Officier van Justitie in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard, maar het hof oordeelt dat de Officier van Justitie wel ontvankelijk is in zijn klacht en vernietigt de eerdere beslissing. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten over de zaak. De oud-notaris heeft op 13 april 2007 een akte verleden waarbij een woning is geleverd aan [A], vertegenwoordigd door [B]. De koopsom is overgemaakt vanaf een bankrekening ten name van [B]. De oud-notaris heeft op dezelfde dag een hypotheek verleend aan [C] in verband met een geldlening. De oud-notaris is per 1 juni 2009 eervol ontslagen. Klager heeft in 2014 een klacht ingediend tegen vier notarissen, waaronder de oud-notaris, en stelt dat de oud-notaris niet de vereiste zorg heeft betracht bij de transactie. Het hof houdt elke verdere beslissing aan en stelt partijen in de gelegenheid om schriftelijk te reageren.