ECLI:NL:GHAMS:2016:1894

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
17 mei 2016
Zaaknummer
23-002998-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake heling van een gestolen fiets

Op 3 mei 2016 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de verdachte, geboren in Somalië in 1986, die op 6 juli 2014 werd aangehouden met een elektrische fiets van het merk Gazelle Orange Excell I. De verdachte had de fiets geleend van een persoon wiens naam hij niet zeker wist. De fiets bleek later van diefstal afkomstig te zijn en was niet voorzien van het bijbehorende ringslot. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 april 2016 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als in eerste aanleg was opgelegd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met enkele aanpassingen aan de bewijsmiddelen. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien de omstandigheden, de plicht had om onderzoek te verrichten naar de herkomst van de fiets. De verdachte had verklaard dat hij had gezien dat het slot ontbrak, en het hof concludeerde dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets een door misdrijf verkregen goed was. De beslissing van het hof was gebaseerd op de overweging dat de verdachte had nagelaten om de herkomst van de fiets te onderzoeken, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan heling.

Het arrest is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak bevestigde het eerdere vonnis, met inachtneming van de nadere bewijsoverwegingen die het hof had gemaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002998-14
Datum uitspraak: 3 mei 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juli 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15‑800372-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1986,
ter zitting opgegeven verblijfadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
- aan het bewijsmiddel onder I., zoals opgenomen in het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondeling vonnis waarvan beroep, toevoegt:
“Soort slot: ringslot.
Verklaring: Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit”;
- uit het bewijsmiddel onder IV., zoals opgenomen in het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondeling vonnis waarvan beroep, schrapt: “Ik heb die fiets net geleend, van [naam 1]. Ik weet dat [naam 1] of [naam 1] van zijn achternaam heet. Ik weet dat niet zeker. Het is wel zoiets.”;
- de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondeling vonnis waarvan beroep, aanvult met de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2016. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 6 juli 2014 heb ik in Purmerend op een elektrische damesfiets van het merk Gazelle Orange Excell I gereden. Ik had die fiets geleend van [naam 1]. Ik heb [naam 1] niet gevraagd waar de fiets vandaan kwam;
- acht heeft geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- onderstaande nadere bewijsoverweging in de plaats stelt van de bewijsmotivering van de politierechter onder 3.2;

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat onder de omstandigheden van dit geval niet kan worden gesteld dat de verdachte wist dan wel had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was.
Het hof overweegt hierover als volgt. De verdachte is op 6 juli 2014 aangehouden met een elektrische fiets waarvan later bleek dat deze van diefstal afkomstig was. De fiets was niet voorzien van het bijbehorende ringslot. Bij nader onderzoek bleek dat op de plek waar normaal gesproken het ringslot bevestigd is, een afdruk zichtbaar was. De verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij, toen hij de fiets leende, had gezien dat het slot ontbrak. Het is een feit van algemene bekendheid dat elektrische fietsen zeer kostbaar zijn.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden op de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets de plicht rustte om onderzoek te verrichten naar de herkomst ervan. De verdachte heeft dit nagelaten. Derhalve is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte destijds redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets een door misdrijf verkregen goed betrof.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 mei 2016.