ECLI:NL:GHAMS:2016:189

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
28 januari 2016
Zaaknummer
200.163.754/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht van klagers tegen notaris inzake informatieverstrekking en herhaalde klachtprocedure

In deze zaak hebben klagers een klacht ingediend tegen een notaris, die betrekking heeft op het handelen van de notaris tijdens een eerdere klachtprocedure en het onvoldoende verstrekken van informatie aan klagers. De kamer heeft klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht voor zover het gaat om een specifiek klachtonderdeel en heeft de overige onderdelen van de klacht ongegrond verklaard. Het hof heeft geoordeeld dat klachtonderdeel b een herhaalde klacht betreft, waardoor klagers niet-ontvankelijk zijn in dat klachtonderdeel. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer, met uitzondering van de ongegrondverklaring van klachtonderdeel b, dat wordt vernietigd. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij klagers eerder klachten hebben ingediend over de notaris, die in eerdere procedures zijn beoordeeld. De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klachten van klagers, maar het hof heeft geoordeeld dat de eerdere beslissingen van de kamer en het hof in eerdere procedures van toepassing zijn op de huidige klacht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.163.754/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2014/55
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 januari 2016
inzake
1. [appellant sub 1] ,
wonend te [plaats] , [land] ,
2. [appellant sub 2] ,
wonend te [plaats] , [land] ,
appellanten,
tegen
mr. [geïntimeerde] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 30 januari 2015 een beroepschrift – met bijlagen –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 7 januari 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:4). De kamer heeft in de bestreden beslissing klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) voor zover het gaat om onderdeel c. en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 23 maart 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Klagers hebben op 16 juli 2015 nog een productie overgelegd.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 november 2015. Klager 1, vergezeld van de dochter van klaagster 2, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Klager 1, de notaris en zijn gemachtigde hebben het woord gevoerd; klager 1 aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. Feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klagers en hun twee zussen (hierna ook te noemen: [zus 1 en zus 2] ) zijn de kinderen van [naam] (hierna: de vader) en [naam] (hierna: de moeder).
3.2.2.
De moeder is overleden op 1 augustus 1994. Op grond van haar langstlevende-testament is haar nalatenschap geheel aan de vader toegedeeld. Ieder van de vier kinderen kreeg een vordering op de vader ter grootte van zijn erfdeel. De erfdelen van de vier kinderen zijn bij akte ‘vaststelling waarde erfdelen’ van 8 oktober 1996 vastgesteld op f 52.100,56 per persoon.
3.2.3.
Op 18 februari 2008 heeft de notaris een akte van schuldigerkenning bij wijze van schenking gepasseerd, waarbij de vader aan ieder van de vier kinderen een bedrag van
€ 49.237,- schuldig heeft erkend.
3.2.4.
Op 6 januari 2010 heeft de notaris een tweetal akten houdende een geldleningsovereenkomst verleden, waarin is opgenomen dat [zus 1 en zus 2] (tezamen met haar echtgenoot) ieder € 175.000,- aan de vader lenen.
3.2.5.
Op diezelfde datum is ten overstaan van de notaris een akte van hypotheek gepasseerd (hierna: de hypotheekakte), waarbij de vader aan [zus 1 en zus 2] (en haar echtgenoot) zekerheid heeft gesteld voor een bedrag van € 750.000,- in verband met de betaling van hun erfdeel in de nalatenschap van moeder, de schenkingen en de genoemde geldlening.
3.2.6.
Op 28 januari 2010 heeft de notaris een (nieuw) testament voor de vader gepasseerd. De zussen van klagers zijn benoemd tot de enige erfgenamen van de vader.
3.2.7.
Op 6 juli 2011 is de vader overleden. Na voldoening van hypotheekhouders [zus 1 en zus 2] (en haar echtgenoot), was de boedel vrijwel negatief en konden de vorderingen van klagers op de nalatenschap van de vader niet worden voldaan.
3.2.8.
Op 27 januari 2012 hebben klagers een klacht ingediend tegen de notaris bij de toenmalige kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Arnhem (hierna: de kamer van toezicht). Die klacht bestaat uit de volgende onderdelen:
a. de notaris heeft klagers niet geïnformeerd over de hypotheekakte en de wijziging van het testament van de vader;
b. de notaris heeft niet te goeder trouw gehandeld, omdat vanwege de hypotheekakte het erfdeel van de moeder feitelijk niet meer aan klagers kon worden voldaan;
c. de vader was in 2010 niet (voldoende) wilsbekwaam;
d. de boedelbeschrijving van vader is incompleet.
3.2.9.
De zitting met betrekking tot bovengemelde klacht heeft plaatsgevonden op 22 mei 2012. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. Bij beslissing van 10 juli 2012 heeft de kamer van toezicht klagers niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel d. en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard.
3.2.10.
Bij beslissing van dit hof van 25 juni 2013 is klachtonderdeel c. gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd. Voor het overige is, voor zover in dat beroep aan de orde, de beslissing van de kamer van toezicht bevestigd.
3.2.11.
Klagers hebben de notaris aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade en hem in rechte betrokken in een civiele procedure.

4.Standpunt van klagers

De klacht van klagers bestaat uit de volgende onderdelen.
a. Terwijl de notaris zich in de eerdere klachtprocedure beriep op zijn geheimhoudingsplicht, gebruikte hij in de civiele procedure stukken uit het dossier van de vader ter ondersteuning van zijn verklaringen. Hiermee heeft de notaris zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Indien de geheimhouding kon en mocht worden opgeheven, wensen klagers te beschikken over het complete dossier van de notaris met betrekking tot de vader.
b. De notaris heeft tijdens de zitting van 22 mei 2012 bij de kamer van toezicht niet de waarheid gesproken over zijn optreden als ‘estate-planner’ voor de twee zussen van klagers.
c. De notaris heeft klagers onvoldoende informatie verstrekt over de voorgenomen ondertekening van de hypotheekakte en het testament van de vader.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Ontvankelijkheid
Beroepsgronden
6.1.
De notaris heeft aangevoerd dat klagers niet in hun beroep kunnen worden ontvangen, omdat zij in hun beroepschrift geen gronden hebben geformuleerd. Ook nadien zijn binnen de daarvoor gestelde termijn geen gronden aangevoerd, terwijl het hof klagers daartoe wel in de gelegenheid heeft gesteld.
6.2.
Het hof passeert het betoog van de notaris. De wet eist niet dat beroepsgronden worden aangedragen. In beroep moet het hof de zaak opnieuw in volle omvang behandelen, zoals klagers – gelet op de verklaringen van klager 1 ter zitting in hoger beroep – ook wensen.
Ne bis in idem
6.3.
Volgens vaste rechtspraak van het hof geldt in het notariële tuchtrecht het
ne-bis-in-idem-beginsel. Dit beginsel brengt mee dat na beoordeling van een klacht door de tuchtrechter, een latere klacht over “hetzelfde feit” niet opnieuw kan worden beoordeeld. Er kan dus niet met succes herhaaldelijk over dezelfde gedraging van een notaris worden geklaagd.
6.4.
Klachtonderdeel b. betreft de vraag of waar is wat de notaris op de zitting van 22 mei 2012 heeft verklaard over de gang van zaken bij het adviseren van [zus 1 en zus 2] en dus in wezen op die gang van zaken zelf. Die gang van zaken is echter al aan de orde is geweest bij de beoordeling van de klacht die heeft geleid tot de beslissing van het hof van 25 juni 2013. De klacht in de onderhavige zaak hangt daarmee zozeer samen met de klacht in die eerdere zaak, dat geen sprake is van een nieuwe klacht, maar van een herhaalde klacht. Klagers behoren daarom in dit klachtonderdeel alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6.5.
Het hof is van oordeel dat klachtonderdeel c. gelijk van inhoud is als klachtonderdeel a. in de eerdere klachtprocedure. Over laatstgenoemde klachtonderdeel is reeds onherroepelijk beslist in de onder 3.2.10. bedoelde beslissing van dit hof van 25 juni 2013. De stelling van klagers dat zij wederom deze klacht kunnen indienen omdat de notaris zijn geheimhoudingsplicht in de civiele procedure heeft geschonden, passeert het hof, aangezien die omstandigheid – voor zover al juist – niets verandert aan het handelen van de notaris bij het opmaken van de hypotheekakte en het testament van de vader. De kamer heeft klagers dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel c.
Klachtonderdeel a.
6.6.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer ten aanzien van de klachtonderdeel a. en de gronden waarop dit oordeel berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. De kamer heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing behoudens voor zover de klacht ongegrond is verklaard ten aanzien van klachtonderdeel b.;
- vernietigt in zoverre de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende, verklaart klagers niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, F.J.P.M. Haas en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2016 door de rolraadsheer.