ECLI:NL:GHAMS:2016:1864

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
200.181.663/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder wegens het niet tijdig reageren op verzoeken om betalingsregeling

In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zich beklaagd over het feit dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op zijn verzoeken om een betalingsregeling. De klacht is gegrond verklaard door de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die de gerechtsdeurwaarder een berisping heeft opgelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Tijdens de behandeling van de zaak op 18 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, het woord gevoerd, terwijl klager niet aanwezig was.

Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waarbij het hof verwijst naar de eerdere beslissing van de kamer. Klager had op verschillende momenten, zowel per brief als per e-mail, om een betalingsregeling gevraagd, maar ontving hierop geen tijdige reactie van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij niet tijdig heeft gereageerd, maar stelde dat dit slechts een geringe termijnoverschrijding betrof, aangezien het verzoek uiteindelijk vóór de aangezegde openbare verkoop is gehonoreerd.

Het hof oordeelt dat het niet tijdig reageren op de verzoeken van klager onbehoorlijk is, vooral gezien de context van een aangezegde openbare verkoop. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en legt de maatregel van berisping op, waarbij het hof benadrukt dat de gerechtsdeurwaarder zijn interne klachtenprocedure niet als excuus kan aanvoeren voor het niet tijdig reageren op de verzoeken van klager. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 3 mei 2016.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.181.663/01 GDW
nummer eerste aanleg : 31.2015
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 3 mei 2016
inzake
[naam] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. [naam] ,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 10 december 2015 een beroepschrift
- met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 17 november 2015.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd.
1.2.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid een verweerschrift in hoger beroep in te dienen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 18 februari 2015. De gerechtsdeurwaarder is verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde. Beiden hebben het woord gevoerd. Klager is niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 14 november 2014 heeft (een kantoorgenoot van) de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager beslag op roerende zaken gelegd. Bij exploot van 17 november 2014 is het beslag aan klager betekend met bevel tot betaling van € 5.423,51 met aanzegging van openbare verkoop van de roerende zaken op 23 januari 2015. Daarbij is aan klager verteld dat hij een betalingsregeling kon treffen.
3.2.2.
Klager heeft via een aan hem verstrekte inlogcode op 17 november 2014 en bij brieven van 11 en 19 december 2014 de gerechtsdeurwaarder gevraagd om een betalingsregeling te mogen treffen. Op 5 januari 2015 heeft klager voornoemde brieven per e-mail aan de gerechtsdeurwaarder doen toekomen.
3.2.3.
Bij aangetekende brief van 8 januari 2015 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij nog steeds geen reactie op zijn brieven en e-mail heeft gehad en dat hij een betalingsregeling wil treffen. Deze brief is op 9 januari 2015 door de gerechtsdeurwaarder ontvangen.
3.2.4.
Klager heeft bij e-mail van 14 januari 2015 wegens het uitblijven van een reactie een klacht bij de gerechtsdeurwaarder ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft op 15 januari 2015 de ontvangst bevestigd, onder de mededeling dat klager binnen 14 dagen zou worden geantwoord. Bij e-mail van 27 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk gereageerd op de klacht. Hij heeft de gegrondheid van de klacht erkend. De dossierbehandelaar van de gerechtsdeurwaarder had per e-mail van 15 januari 2015 reeds excuses aangeboden voor de late reactie en het door klager gedane betalingsvoorstel aanvaard.

4.Standpunt van klager

Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder de brieven en e-mails waarin hij om een betalingsregeling heeft gevraagd, onbeantwoord heeft gelaten.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

5.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat op het verzoek van klager om een betalingsregeling te treffen niet tijdig is gereageerd. De brieven en e-mail van klager zijn door hem ontvangen, maar abusievelijk foutief verwerkt waardoor geen tijdige reactie is verzonden. Volgens de gerechtsdeurwaarder gaat het echter om een geringe termijnoverschrijding nu het verzoek van klager gehonoreerd is op 15 januari 2015, dus ruim voordat de openbare verkoop zou plaatsvinden.
5.2.
Daarnaast is voor de beoordeling relevant, zo stelt de gerechtsdeurwaarder, dat klager gelijktijdig met het indienen van zijn klacht bij gerechtsdeurwaarder ook een klacht heeft ingediend bij de kamer. Klager had eerst de reactie in de interne klachtenprocedure van de gerechtsdeurwaarder dienen af te wachten alvorens zich tot de kamer te richten, aldus de gerechtsdeurwaarder.
6. De beoordeling
6.1.
Het hof is van oordeel dat het niet tijdig inhoudelijk reageren op brieven onbehoorlijk is, zeker waar de gerechtsdeurwaarder meermalen (door klager) is gewezen op zijn niet beantwoorde brief. Dit klemt temeer nu het gaat om correspondentie in het kader van een aangezegde openbare verkoop. Dat klager, naar de gerechtsdeurwaarder heeft gesteld, geen schade zou hebben geleden doordat het verzoek uiteindelijk vóór de aangezegde openbare verkoop is gehonoreerd, doet aan de laakbaarheid van het handelen niet af. Bij het inzetten van een ingrijpend middel als openbare verkoop mag van een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat brieven hieromtrent onverwijld worden beantwoord. Vastgesteld kan worden, zoals de gerechtsdeurwaarder heeft erkend, dat dit niet is gebeurd.
6.2.
De beroepsorganisatie verplicht een gerechtsdeurwaarder een interne klachtenprocedure vast te stellen en klachten binnen een redelijke termijn op constructieve wijze af te handelen. De wet stelt echter niet de eis dat eerst deze interne klachtenprocedure dient te zijn doorlopen alvorens een klacht bij de kamer kan worden ingediend. Hoezeer de gerechtsdeurwaarder dat ook als frustrerend ervaart, het staat een klager dus vrij om de interne klachtenprocedure niet te volgen of de uitkomst daarvan niet af te wachten. Het hof verwerpt daarom het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat de kamer onvoldoende belang heeft toegekend aan de interne klachtenprocedure van de gerechtsdeurwaarder.
6.3.
Ook de omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder, zoals hij ter zitting in hoger beroep heeft aangevoerd, ter zake van de beantwoording van brieven thans in zijn kantoororganisatie de nodige maatregelen ter voorkoming van de in het geval van klager gemaakte fout heeft genomen, maakt het voorgaande niet anders.
6.4.
Gelet op het hiervoor overwogene dient de klacht gegrond te worden verklaard. Het hof acht, met de kamer, de maatregel van berisping passend en geboden. De gerechtsdeurwaarder heeft nog als verweer gevoerd dat een enkele (administratieve) fout nog niet tot een tuchtrechtelijke maatregel hoeft te leiden. In het onderhavige geval is echter viermaal niet gereageerd op berichten van klager, zodat dit verweer wordt verworpen.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2016 door de rolraadsheer.