ECLI:NL:GHAMS:2016:1804

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2016
Publicatiedatum
11 mei 2016
Zaaknummer
23-004259-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake meermalen diefstal met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 oktober 2015. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van meermalen diefstal met braak. De tenlastelegging omvatte drie feiten: de diefstal van 48 spijkerbroeken uit een winkel in Amsterdam op 2 juli 2015, een poging tot inbraak in een woning op 4 april 2015, en de diefstal van goederen uit een auto op dezelfde datum. Tijdens de zitting op 7 januari 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de raadsman vrijspraak bepleitte voor de eerste twee feiten wegens gebrek aan bewijs.

Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal en de poging tot inbraak. De verdachte werd op heterdaad aangehouden in de nabijheid van de plaats delict, en er waren getuigenverklaringen die zijn betrokkenheid bevestigden. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 136 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Het hof weegt de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd zwaar mee in de strafoplegging, mede gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-004259-15
datum uitspraak: 21 januari 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-741140-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 2 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel " [winkel] " (gelegen aan perceel [adres 2] ) heeft weggenomen 49, in elk geval één of meer (spijker)broek(en) geheel of ten dele toebehorend aan winkelbedrijf " [winkel] ", in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde winkel heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (spijker)broek(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meer ruit(en) van een deur van voornoemde winkel en/of door middel van inklimming;
2:
(gevoegde zaak 741.074/15)
hij op of omstreeks 4 april 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan/bij de [adres 3] weg te nemen een of meer voorwerp(en) en/of geld, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een (slot van een) deur van voornoemde woning heeft/hebben geforceerd en/of opengebroken en/of (vervolgens) in voornoemde woning is/zijn gegaan en/of voornoemde woning heeft/hebben doorzocht;
3:
(gevoegde zaak 741.074/15)
hij op of omstreeks 4 april 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto (kenteken [kenteken] ) heeft weggenomen een jas (inhoudende twee, althans een of meer mobiele telefoons (merk Samsung en/of Apple Iphone) en/of een portemonnee en/of een sleutelbos en/of diverse pasjes en/of een rijbewijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een raam/ruit van voornoemde auto.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen verweer gevoerd inzake het onder 3 ten laste gelegde. Hij heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 2 juli 2015 de daders voorafgaand aan de inbraak rustig kunnen observeren in een fel verlichte straat en vastgesteld dat zij allen geheel in het zwart gekleed waren. Deze waarneming wordt ondersteund door verbalisant [verbalisant 2] , die eveneens heeft gerelateerd dat alle daders in het zwart gekleed waren. Verbalisanten zijn getraind waarnemingen te doen en het is hen bekend dat een signalement juist benoemd moet worden. De verdachte droeg bij zijn aanhouding een donkergrijze jas. De verdachte wordt dan ook als dader uitgesloten door het door deze verbalisanten opgegeven signalement. Dat andere verbalisanten spreken over daders in het donker gekleed doet hier niet aan af, nu de waarneming van verbalisant [verbalisant 1] als meest betrouwbaar moet worden aangemerkt gelet op de omstandigheden waaronder hij deze waarneming heeft gedaan. Dat de verdachte in de buurt van de plaats delict is aangetroffen, er verder geen personen waren die aan het signalement voldeden en het feit dat de verdachte buiten adem en bezweet was, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen. De verdachte heeft daarover immers verklaard dat hij zich niet lekker voelde nadat hij was uitgegaan die nacht.
Ten aanzien van feit 2
Het hof dient uit te gaan van de verklaring van de verdachte, nu aan de inhoud van het dossier niet kan worden ontleend dat deze onjuist is.
Bewijs voor daadwerkelijke betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak ontbreekt. Dat hij in het woningcomplex is geweest en later is weggerend is daartoe onvoldoende. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een zodanig substantiële bijdrage heeft geleverd dat hij in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld.
Overwegingen en oordeel van het hof
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft gepleegd en overweegt ten aanzien van feit 1 en 2 als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Op grond van het dossier staat vast dat in de nacht van 2 juli 2015, omstreeks 3:05 uur, een inbraak heeft plaatsgevonden in de winkel ‘ [winkel] ’ te Amsterdam, waarbij achtenveertig spijkerbroeken zijn weggenomen. Verbalisanten zagen drie daders in dezelfde richting wegvluchten, die allen in het zwart, in elk geval in het donker, waren gekleed. Eén van de daders kon na een korte achtervolging direct worden aangehouden en dit bleek te zijn: [medeverdachte] . Binnen een zeer kort tijdsbestek, namelijk binnen tien minuten, werd de verdachte in de nabijheid van de plaats delict aangehouden toen hij uit de richting kwam lopen waarin de daders kort daarvoor gevlucht waren. De verdachte voldeed aan het signalement, had een zware en versnelde ademhaling als iemand die zojuist een inspanning had verricht en was bezweet. Er waren geen andere personen in de omgeving. Tevens is een derde verdachte aangehouden die uit de richting kwam rennen waarin de daders waren gerend, die eveneens aan het signalement voldeed, een versnelde ademhaling had en bezweet was. Deze persoon bleek te zijn: [medeverdachte 3] . In het Basis Voorziening Handhaving systeem van de politie werd een registratie aangetroffen waaruit volgt dat de verdachte eerder in de aanwezigheid van de twee medeverdachten is geweest, zodat het aannemelijk is dat zij elkaar kennen.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte één van de daders is geweest van de inbraak in de winkel ‘ [winkel] ’. Dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] spreken over daders die geheel in het zwart gekleed waren terwijl de verdachte een donkergrijze jas droeg doet hieraan niet af, nu een kleur die wordt aangeduid als donkergrijs dicht tegen zwart aanligt en het feit in de nacht is gepleegd waardoor het naar het oordeel van het hof heel wel mogelijk is dat ook de verbalisanten een donkergrijze jas voor een zwarte jas hebben aangezien. Daarbij droeg de verdachte voor het overige zwarte kleding en wordt in het dossier door de verbalisanten wisselend gesproken over daders in het zwart, dan wel in het donker, gekleed. Het hof stelt de verklaring van de verdachte, dat hij zich niet lekker voelde nadat hij was uitgegaan die nacht, als ongeloofwaardig terzijde. Deze verklaring wordt immers op geen enkele wijze onderbouwd en is ook overigens niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van feit 2
Op 4 april 2015, omstreeks 17:21 uur, kregen verbalisanten de melding van een mogelijke inbraak op heterdaad in de woning aan de [adres 3] te Amsterdam. Toen zij ter plaatse kwamen wezen medewerkers van het beveiligingsbedrijf [bedrijf 2] ) in de richting waarin deze zojuist drie personen, onder wie zij [medeverdachte 1] herkenden, hadden zien rennen, komende vanuit de Balgzandstraat. Er werd een summier signalement doorgegeven van drie Noord Afrikaanse jongens.
De verbalisanten zagen daarna drie personen die aan het opgegeven signalement voldeden. Bij het zien van de verbalisanten renden deze personen de Groetstraat in. Aan het einde van de Groetstraat werd één van hen, de verdachte, aangehouden. De verdachte was zichtbaar buiten adem en had een bebloede ringvinger. Twee medeverdachten werden aangehouden in het trapportaal van één van de woningen aan de Groetstraat. Dit bleken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zijn.
Op de vluchtroute van de verdachten werd de scooter van [medeverdachte 2] aangetroffen. Naast deze scooter werd een latex handschoen aangetroffen met mogelijk bloed in de ringvingertop. In de buddyseat van deze scooter en onder de verdachte [medeverdachte 1] is gereedschap aangetroffen, waarmee door middel van de ‘kerntrekmethode’, kan worden ingebroken.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 4 april 2015 na 17:00 uur drie personen in het trapportaal heeft zien staan van onder meer de woning aan de [adres 3] . Zij heeft nadien bij enkelvoudige fotoconfrontaties de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] herkend als de personen die zij eerder in het trapportaal had gezien.
Uit de aangifte volgt dat de voordeur van de woning aan de [adres 3] open stond toen de bewoners thuis kwamen. Een gedeelte van het cilinderslot lag op de grond, het kozijn was ontzet en een stuk binnenmuur was afgebrokkeld. Er zat een gat in een deur links achter de voordeur ter hoogte van de deurkruk van de voordeur. De kledingkast in de slaapkamer stond open. De medewerker van het bedrijf [bedrijf 1] ’, die op 4 april 2015 het slot van voornoemde woning heeft vervangen, heeft verklaard dat de cilinder van het slot moet zijn verwijderd door een schroef in de cilinder te draaien en hieraan te trekken met een cilindertrekker (het hof: de zogenoemde kerntrekmethode).
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij met twee anderen voor het woningcomplex van onder meer de woning aan de [adres 3] heeft gestaan, waar zij hebben gesproken over het plegen van een inbraak, waarna zij het trapportaal van voornoemd woningcomplex zijn binnengegaan.
Op grond van het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 4 april 2015 met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een poging tot inbraak in de woning aan de [adres 3] te Amsterdam heeft gepleegd. Nadat zij gesproken hebben over het plegen van een inbraak, zijn zij immers in het trapportaal van genoemde woning geweest, rond het tijdstip van de melding van een mogelijke woninginbraak, waarna zij kort daarop tezamen zijn weggevlucht en kort daarop in de directe omgeving zijn aangehouden. Het slot van de woning bleek te zijn geforceerd en de woning was doorzocht. Onder de medeverdachten is gereedschap aangetroffen waarmee het slot van de woning kan zijn geforceerd. De hierboven weergegeven feiten en omstandigheden wijzen naar hun uiterlijke verschijningsvorm op een poging tot inbraak in genoemde woning door de verdachte en zijn mededaders tezamen en in vereniging gepleegd. Het hof acht de verklaring van de verdachte, dat hij, op het moment dat hij doorhad dat de medeverdachten daadwerkelijk wilden inbreken, is weggegaan, niet aannemelijk. Deze verklaring wordt op geen enkele wijze ondersteund, de verdachte heeft deze verklaring niet eerder dan tijdens het onderzoek ter terechtzitting afgelegd, en bovendien wordt deze verklaring weersproken door de verklaring van de getuige [getuige] . Het hof stelt de verklaring van de verdachte in zoverre dan ook als onaannemelijk terzijde.
De verweren van de raadsman worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 2 juli 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel " [winkel] ", gelegen aan perceel [adres 2] , heeft weggenomen 48 spijkerbroeken, toebehorend aan winkelbedrijf " [winkel] ", waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot voornoemde winkel hebben verschaft door middel van braak van één ruit van een deur van voornoemde winkel;
2:
(gevoegde zaak 741.074/15)
hij op 4 april 2015 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning, gelegen aan de [adres 3] , weg te nemen enig goed, toebehorende aan [benadeelde 1] , en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededaders naar voornoemde woning is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededaders een slot van een deur van voornoemde woning hebben geforceerd en in voornoemde woning zijn gegaan en voornoemde woning hebben doorzocht;
3:
(gevoegde zaak 741.074/15)
hij op 4 april 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto, kenteken [kenteken] , heeft weggenomen een jas, inhoudende twee mobiele telefoons, merk Samsung en Apple IPhone, en een portemonnee en een sleutelbos en diverse pasjes en een rijbewijs, toebehorende aan [benadeelde 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak van een raam van voornoemde auto.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder - kort gezegd - de navolgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke zorg;
- verplichte medewerking aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 136 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder dezelfde bijzondere voorwaarden als door de rechtbank opgelegd, en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, waarvan 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht om een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, dan wel in combinatie met een taakstraf en een voorwaardelijke strafdeel onder de bijzondere voorwaarden zoals door de Reclassering geadviseerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft midden in de nacht samen met anderen ingebroken in een winkel en daarbij achtenveertig dure spijkerbroeken gestolen. Hierbij was sprake van een zekere professionele aanpak.
Zij maakten gebruik van een scooter zonder kentekenplaten, waarvan bovendien het identificatienummer was beschadigd. De medeverdachte [medeverdachte] droeg een grijze boxershort om zijn nek, mogelijk om zijn gezicht minder goed zichtbaar te maken. Hij droeg eveneens twee trainingsbroeken met verschillende kleuren over elkaar, hetgeen regelmatig voorkomt indien een dader van een strafbaar feit zich snel na het plegen ervan in kleding met een andere kleur wenst te hullen om herkenning c.q. aanhouding op grond van een opgegeven signalement te bemoeilijken.
Daarnaast heeft de verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan een auto-inbraak , waarna zij hebben geprobeerd in te breken in een woning. Dit betreffen ernstige feiten die de gedupeerden veel hinder en overlast bezorgen en doorgaans schade opleveren. Bovendien dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Door aldus te handelen heeft de verdachte ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 december 2015 is de verdachte eerder meermalen ter zake van soortgelijke feiten als de onderhavige en daarnaast voor andersoortige strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Het is zorgwekkend dat de verdachte geen enkel inzicht toont in en verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen handelen. Sterk in het nadeel van de verdachte wordt gewogen dat hij uit eerder opgelegde straffen kennelijk geen lering heeft getrokken.
Het hof is van oordeel dat een straf gelijk aan het voorarrest, dan wel een straf zoals door de advocaat-generaal geëist, onvoldoende recht doet aan het aantal feiten en de ernst daarvan en acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof heeft acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 22 september 2015, opgemaakt door [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
Uit dit rapport volgt dat de verdachte het niet eens was met een eerder uitgebracht reclasseringsadvies en vervolgens het contact met de Reclassering heeft verbroken. Dit advies is niet met de verdachte besproken.
De rapporteur maakt de inschatting dat er een hoog risico is op onttrekken aan voorwaarden, mede gelet op het ontbreken van structuur en stabiliteit in het leven van de verdachte. Een aan hem eerder opgelegd toezicht in 2014 is mislukt omdat hij zich niet aan de voorwaarden hield.
Het hof acht het, gelet hierop, niet zinvol om de door de Reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
136 (honderdzesendertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Jas, grijs (STONE ISLAND), 5005763;
2. 2.00 STK Schoenen, zwart (NIKE), 5005762;
3. 1.00 STK Broek (LACOSTE), 5005761.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. W.M.C. Tilleman en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. N. de Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 januari 2016.
=========================================================================
[…]