ECLI:NL:GHAMS:2016:1782

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
23-003377-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met betrekking tot winkeldiefstal bij Supercoop Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diefstal in vereniging, gepleegd op 7 juni 2015 te Amsterdam, waarbij hij samen met een medeverdachte een fles zonnebloemolie, een blik Jupiler bier en een verpakking Nivea Gel had weggenomen uit de winkel Supercoop Amsterdam. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, maar het hof oordeelde anders. Het hof stelde vast dat de verdachte en de medeverdachte nauw samenwerkten, waarbij de verdachte handelingen verrichtte die wezenlijk bijdroegen aan de diefstal. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en oordeelde dat de verdachte als medepleger van de diefstal moest worden aangemerkt.

Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan en verklaarde de verdachte strafbaar. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van €350,00 en zeven dagen hechtenis. In hoger beroep eiste de advocaat-generaal dezelfde straf, maar voegde daar een taakstraf van 28 uren aan toe. Het hof besloot uiteindelijk tot een geldboete van €350,00 en een taakstraf van 28 uren, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte ook vrijsprak van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren.

Uitspraak

parketnummer: 23-003377-15
datum uitspraak: 10 mei 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-111076-15 en 13-651195-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1977,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles zonnebloemolie en/of een blik Jupiler bier en/of een verpakking Nivea Gel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Supercoop Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich er niet mee verenigt.

Bespreking gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder overlegging van een pleitnotitie vrijspraak bepleit, in het bijzonder van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, maar dat de verdachte, door af te schermen of producten in de tas te plaatsen, het delict uitsluitend heeft bevorderd of vergemakkelijkt. Voorts is de intensiteit van de samenwerking zeer licht geweest. Van enige samenwerking was geen sprake. Het afrekenen door de verdachte kan zelfs als distantiëren worden aangemerkt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van het hof dienen het pakken van producten uit het schap en het plaatsen daarvan in een tas in handen van een mededader, die deze tas vervolgens zonder betaling van die producten uit de winkel meeneemt, zonder meer te worden beschouwd als uitvoeringshandelingen van winkeldiefstal. Het wegnemen neemt immers een aanvang door het plaatsen van producten in een tas (in plaats van in een winkelmandje), waardoor de producten aan het oog worden onttrokken. Reeds daardoor wordt als heer en meester over die producten beschikt. Genoemde handelingen zijn van voldoende materieel gewicht om als ‘medeplegen’ te worden gekwalificeerd. Het hof is voorts van oordeel dat uit het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden van de winkeldiefstal blijkt dat de verdachte en de medeverdachte nauw en bewust met elkaar samenwerkten. De verdachte dient derhalve als medepleger van de diefstal te worden aangemerkt. Niet valt in te zien dat de verdachte zich, door het afrekenen van een van de door hem gepakte producten, van deze diefstal zou hebben gedistantieerd. Het verweer wordt mitsdien verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 juni 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles zonnebloemolie, een blik Jupiler bier en een verpakking Nivea Gel, toebehorende aan Supercoop Amsterdam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 350,00 euro, subsidiair zeven dagen hechtenis met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de politierechter de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand gelast, te weten voor de duur van twee weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf zal worden opgelegd voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij Supercoop Amsterdam. Hij heeft daardoor overlast veroorzaakt en een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 april 2016 is de verdachte in het verleden eerder onherroepelijk veroordeeld, zij het ter zake van andersoortige misdrijven.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 11 juni 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte twee banen heeft, die hij bij oplegging van een gevangenisstraf mogelijk zal verliezen, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 11 juni 2013, parketnummer 13-651195-12, te weten van gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. A.E.M. Röttgering en mr. H. Manuel, in tegenwoordigheid van
J. Dommershuijzen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 mei 2016.
Mr. H. Manuel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]