ECLI:NL:GHAMS:2016:1781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2016
Publicatiedatum
10 mei 2016
Zaaknummer
23-004352-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding Wegenverkeerswet 1994 met alcoholgebruik en verlaten ongevalplaats

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol en het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. De tenlastelegging omvatte twee punten: het rijden met een alcoholgehalte van 755 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt, en het verlaten van de plaats van het ongeval in Enkhuizen op 19 februari 2015, waarbij schade aan de Provincie Noord-Holland was veroorzaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan beide tenlasteleggingen en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een geldboete van 850 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zeven maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, waaronder een geldboete van 1000 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden. Het hof heeft de straffen uiteindelijk vastgesteld op een geldboete van 1000 euro, 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die de schade aan de provincie heeft vergoed. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straffen gemotiveerd.

Uitspraak

parketnummer: 23-004352-15
datum uitspraak: 26 april 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-036882-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Enkhuizen als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 755 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Enkhuizen op/aan de Gerard Brandtweg, op of omstreeks 19 februari 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Provincie Noord Holland) letsel en/of schade was toegebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 19 februari 2015 te Enkhuizen als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 755 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2:
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Enkhuizen op de Gerard Brandtweg, op 19 februari 2015 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten Provincie Noord Holland) schade was toegebracht.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 850,00 euro, subsidiair 17 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 1000,00 euro, subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs ingevorderd is geweest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Bij een ademanalyse is bij de verdachte een ademalcoholgehalte van 755 µg/l geconstateerd. Daarbij heeft hij een ongeval veroorzaakt waarbij hij een verkeerslicht uit de grond heeft gereden. Vervolgens heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 april 2016 is de verdachte niet eerder voor enig misdrijf veroordeeld. Wel is een overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 bij transactie afgedaan.
Het hof houdt er ten gunste van de verdachte rekening mee dat de verdachte de door hem veroorzaakte schade aan de provincie heeft vergoed en tevens de schade aan zijn eigen auto heeft gedragen. Aldus heeft hij ten gevolge van deze feiten reeds aanzienlijk financieel nadeel geleden.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden hoogte respectievelijk duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
4 (vier) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro).
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenopnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. A.E.M. Röttgering en mr. H. Manuel, in tegenwoordigheid van
J. Dommershuijzen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 april 2016.
Mr. H. Manuel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.