ECLI:NL:GHAMS:2016:1739

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
200.177.840/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een kavel op een familiecamping na opzegging van het lidmaatschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen de Vereniging van Recreanten aan het Kinselmeer (VRK) en twee leden van de vereniging, [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2]. De VRK, die een familiecamping beheert, had het lidmaatschap van de geïntimeerden opgezegd, wat leidde tot een vordering tot ontruiming van hun kavel. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had de vordering tot ontruiming afgewezen, maar het hof oordeelde dat het besluit tot opzegging van het lidmaatschap in de bodemprocedure waarschijnlijk stand zal houden. Het hof overwoog dat de geïntimeerden zich niet aan de verplichtingen van het lidmaatschap hadden gehouden, met name de verplichting om kantinediensten te draaien, en dat zij zonder recht of titel gebruik maakten van de kavel. Het hof heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de geïntimeerden veroordeeld om de kavel binnen een maand te ontruimen, met de mogelijkheid dat de ontruiming door een deurwaarder kan worden uitgevoerd. Tevens zijn de geïntimeerden belast met de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.177.840/01 KG
zaak/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/589919 / KG ZA 15-824
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 april 2016
inzake
VERENIGING VAN RECREANTEN AAN HET KINSELMEER,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. M.C. Jonkman te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

2. [geïntimeerde sub 2] ,
beiden wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. M.J. Kikkert te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna VRK en [geïntimeerden] (afzonderlijk [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] ) genoemd.
VRK is bij dagvaarding van 24 september 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 31 augustus 2015, in kort geding onder bovengenoemd zaak/ rolnummer gewezen tussen VRK als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie.
De dagvaarding bevat de grieven. Ter rolle heeft VRK geconcludeerd overeenkomstig die dagvaarding.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Ten slotte is arrest gevraagd.
VRK heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering in conventie geheel zal toewijzen, en de vordering in reconventie zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerden] hebben in principaal hoger beroep geconcludeerd tot verwerping van de grieven en in incidenteel hoger beroep tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover zij in conventie zijn veroordeeld tot betaling van € 770,= en de proceskosten zijn gecompenseerd, met beslissing over de proceskosten.
VRK heeft geconcludeerd tot verwerping van de grieven in incidenteel hoger beroep.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder ‘De feiten’ de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt en luiden als volgt.
2.1.
VRK is een vereniging die ten behoeve van haar leden een familiecamping exploiteert aan het Kinselmeer te Amsterdam. VRK huurt het recreatieterrein waarop de camping is gevestigd van de gemeente Amsterdam. De kampeerders zijn lid van VRK en krijgen van haar een kavel van het terrein in gebruik, waarop zij een huisje of caravan kunnen plaatsen. Met de leden wordt jaarlijks het lidmaatschap en een huurcontract voor de kavel aangegaan voor de duur van twaalf maanden. De familie van [geïntimeerde sub 1] is ruim 56 jaar lid van VRK en zij hebben steeds een huisje op een kavel van het terrein ( [kavelnummer] ) gehad. [geïntimeerde sub 2] , de echtgenoot van [geïntimeerde sub 1] , is uit hoofde van het huishoudelijk reglement van VRK ook (gezamenlijk, met [geïntimeerde sub 1] ) lid van VRK.
2.2.
In de statuten van VRK staat voor zover van belang het volgende:

Artikel 7
1. Het lidmaatschap eindigt:
(…)
b. door opzegging door het lid of de vereniging;
(…)
3. Opzegging van het lidmaatschap door het lid of door de vereniging kan slechts geschieden aan het eind van het verenigingsjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van vier weken.
(…)
5. (…)
Van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap staat de betrokkene binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluit beroep open via de Algemene Vergadering. (…) Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst.
6. Wanneer het lidmaatschap in de loop van een verenigingsjaar eindigt, blijft desalniettemin de jaarlijkse bijdrage voor het gehele verenigingsjaar verschuldigd.
Artikel 17
1. (…) Geen toegang [
tot de Algemene Vergadering; hof] hebben geschorste leden (…).”
2.3.
Het huishoudelijk reglement mei 2012 van VRK luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 5
Werkzaamheden.
a. a) Het bestuur is bevoegd de leden werkzaamheden te laten verrichten t.b.v. het verenigingsbelang.
b) Aan een lid, dat niet voldoet aan zijn verplichtingen, op de wijze als onder a. vermeld aan hem opgedragen, kan een boete worden opgelegd (…).
d) Bij een derde verzuim en bij elke gebreke van voldoening zal het lid worden ontzet uit het lidmaatschap.
Artikel 12.
Orde en netheid
Leden dienen het door hen gehuurde kavel en voorpad ordentelijk te onderhouden.”
2.4.
De huurovereenkomst over 2014 met [geïntimeerde sub 1] luidt, voor zover thans van belang, als volgt:

Artikel 2
De
HUURDERverklaart de statuten en het huishoudelijk reglement van VRK te zullen naleven.
(…)
Artikel 7
Indien de huurovereenkomst eindigt door uitzetting uit het lidmaatschap van de
HUURDERdoor de
VERHUURDER, is de
HUURDERverplicht binnen een maand na schriftelijke opzegging de gehuurde kavel te hebben ontruimd en als schone grond te hebben opgeleverd.”
2.5.
Per e-mail van 12 mei 2014 heeft mevrouw [A] , in haar rol van secretaris van VRK, aan [geïntimeerde sub 1] onder meer als volgt bericht:
“In vervolg op de brief van 29 november 2013 nodigen wij u uit voor een gesprek met het bestuur op zaterdag 24 mei 2014 (…).
Aansluitend aan dit gesprek met het bestuur zullen wij de buren, mijnheer [B] en mijnheer [C] , uitnodigen voor een gesprek om samen tot een oplossing te komen.”
2.6.
Hierop heeft [geïntimeerde sub 1] geantwoord dat zij niet met buurman [C] een gesprek wenste en dat zij graag wilde dat een kennis (een jurist) bij een gesprek met het bestuur zou zijn, die op de voorgestelde dag verhinderd was.
2.7.
Bij e-mail van 27 mei 2014 heeft [geïntimeerde sub 2] , voor zover thans van belang, geschreven:
“Voor de ledenvergadering van 2 mei jl. heb ik u 25 april de vraag gesteld wat het belang van de vereniging is dat er kantinediensten worden gedraaid. U heeft mij tot nu toe geen eenduidig, gemotiveerd antwoord gegeven.
(…)
Indien ik binnen een redelijke termijn, doch in ieder geval voor ik een kantinedienst zou moeten draaien, geen gemotiveerd antwoord heb gekregen ga ik er van uit dat er geen verenigingsbelang is om de kantine diensten te draaien.
Ik zal op die dagen dan ook niet meer aanwezig zijn om deze diensten te draaien.”
2.8.
In antwoord op de hiervoor in 2.7 weergegeven e-mail heeft VRK bij brief van 18 juni 2014 aan [geïntimeerden] , voor zover van belang, als volgt geschreven:
“In vervolg op de e-mail van u van 27 mei 2014 en het overleg dat het bestuur hierover heeft gehad is besloten dat u opnieuw bent ingedeeld voor kantinedienst op zondag 10 augustus 2014. (…) Verwijzend naar Artikel 5 van het Huishoudelijk Reglement mei 2012:
(…)
Zelfwerkzaamheid is een belangrijk onderdeel van het lidmaatschap van VRK, onderhoud van de camping en kantinediensten wordt door de leden zelf gedaan. Hierdoor kunnen we de kosten laag houden. Bij het niet voldoen aan deze verplichtingen komt het verenigingsbelang in het gedrang.
U zal nog een nieuwe uitnodiging van ons ontvangen voor een gesprek met het bestuur, daar u eerder niet kon omdat uw jurist verhinderd was.”
2.9.
In een e-mail van 5 juli 2014 heeft [geïntimeerde sub 2] aan VRK, voor zover van belang, het volgende geschreven:
“Gezien het feit dat de kantinediensten door de leden puur en alleen gedraaid worden vanwege een financieel belang voor de vereniging en om de vereniging geen financieel nadeel te berokkenen verzoek ik u de nettowinst van de kantine bekend te maken zodat ik dit bedrag kan overmaken zodat de vereniging geen nadeel ondervindt. (…) Het is onbillijk van het bestuur om haar leden voor bruto nog geen 20 euro per dag, welke soms van 14.00 tot 01.30 duurt, werkzaamheden te laten verrichten. (…)
Ik maak het bestuur er ook op attent dat de meeste leden niet gerechtigd zijn om kantinediensten te draaien gezien de wettelijke eisen omtrent e.e.a. Ik zou niet willen dat de vereniging hierdoor in de problemen komt.”
2.10.
Bij brief van 17 augustus 2014 heeft VRK, voor zover thans van belang, aan [geïntimeerden] als volgt geschreven:
“Het bestuur heeft geconstateerd dat u op 24 juli en 10 augustus niet bent verschenen om kantinedienst te doen. (…)
Nogmaals verwijzend naar artikel 5 van het Huishoudelijk Reglement (…)
U hoort nog van het bestuur welke maatregelen wij zullen nemen.”
2.11.
Bij brief van 27 november 2014 heeft het bestuur van VRK [geïntimeerde sub 1] bericht te hebben besloten haar geen huurcontract meer aan te bieden met ingang van seizoen 2015.
2.12.
Bij e-mail van 8 december 2014 hebben [geïntimeerden] beroep ingesteld bij de Algemene ledenvergadering (ALV) van VRK tegen voornoemd besluit. In reactie daarop heeft het bestuur van VRK bij brief van 28 december 2014, voor zover van belang, het volgende geschreven:
“(…) het gaat om een opzegging van het lidmaatschap op grond van Artikel 7 van de Statuten.
(…)
Hierbij een opsomming van de gebeurtenissen waarvoor u de afgelopen jaren bent aangeschreven:
- 19-01-2011 (…) gaten in de omheining geknipt achter uw kavel (…). Waarschuwing gekregen.
- 19-08-2013. Kavel niet op orde, verwaarlozing kavel en beplanting. (…) Eerste officiële waarschuwing gekregen
- 18-09-2013 kavel nog steeds niet op orde, laatste officiële waarschuwing gekregen.
- 08-11-2013 (…) boot op een verkeerde plek neergelegd, waarvoor waarschuwing.
- 18-06-2014 (…) weigeren kantinedienst.
- 17-08-2014 kantinedienst weigeren na herhaaldelijk aanzeggen. Gevolg opzegging.
- Er zijn tevens problemen met beide aangrenzende buren.
Uit uw reacties is gebleken dat u zich in feite niet kunt vinden in belangrijke uitgangspunten van onze vereniging. Zo heeft u verklaard niet bereid te zijn tot het meedraaien van kantinediensten omdat u vindt dat de daarmee behaalde winst niet in verhouding staat tot de te leveren inspanningen. Daarmee gaat u voorbij aan het doel van onze vereniging. (…)
Uw beroep zal in een binnenkort te houden algemene ledenvergadering worden behandeld. Er zal dan een besluit door de ALV over worden genomen. U wordt schriftelijk van dit besluit op de hoogte gesteld. Uw lidmaatschap is op grond van de statuten door de opzegging inmiddels geschorst. Dit betekent dat u niet bij de ALV aanwezig kunt zijn en niet mee kunt stemmen.
Wij stellen u bij deze in staat binnen vier weken na heden een nadere schriftelijke reactie te geven ter nadere onderbouwing van uw beroep.
(…)
Door het instellen van beroep is uw lidmaatschap per 1-1-2015 niet beëindigd door opzegging maar, hangende het besluit over uw beroep, geschorst. Dat brengt met zich mee dat u op grond van artikel 7.6 van de statuten wel een bijdrage voor uw lidmaatschap verschuldigd bent over het gehele jaar 2015.”
2.13.
[geïntimeerden] hebben een beroepschrift, met bijlagen, ingediend. Op de ALV van 1 mei 2015 is dat beroepschrift buiten aanwezigheid van [geïntimeerden] besproken en is gestemd over het besluit van het bestuur van VRK tot opzegging van hun lidmaatschap. Zesendertig van de eenenvijftig leden (te weten alle leden die een stem op de ALV hebben uitgebracht) hebben gestemd tot ongegrondverklaring van het beroep.
2.14.
Bij brief van 22 mei 2015 heeft de advocaat van VRK [geïntimeerden] van het voorgaande in kennis gesteld en hen gesommeerd de kavel te ontruimen.

3.Beoordeling

3.1.
In de eerste aanleg van de procedure heeft VRK in conventie gevorderd, samengevat, dat [geïntimeerden] zullen worden veroordeeld tot ontruiming van kavel [kavelnummer] , met machtiging van VRK om deze ontruiming zo nodig en op kosten van [geïntimeerden] te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm en hoofdelijk, bij wijze van voorschot, tot betaling van € 770,=, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[geïntimeerden] hebben in eerste aanleg in reconventie gevorderd, samengevat, dat VRK wordt bevolen [geïntimeerden] weer toe te laten tot het recreatiepark en alle rechten toe te kennen die het lidmaatschap van VRK met zich meebrengt, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.3.
De voorzieningenrechter heeft [geïntimeerden] in conventie veroordeeld tot betaling van € 770,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2015, de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
In reconventie heeft de voorzieningenrechter VRK bevolen om [geïntimeerden] weer toe te laten tot het recreatiepark en hen alle rechten toe te kennen die het lidmaatschap van VRK met zich brengt, waaronder in het bijzonder [geïntimeerden] toe te laten tot het gebruik van de kavel en het hierop gelegen tuinhuis, alsmede tot het medegebruik door [geïntimeerden] van alle voorzieningen van het recreatiepark, met veroordeling van VRK in de kosten van de procedure, aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op nihil, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
3.4.
De
grieven (2) in principaal hoger beroepzijn gericht tegen de afwijzing van de vordering tot ontruiming in conventie en het gegeven bevel in reconventie en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt als volgt.
3.5.
De vordering tot ontruiming van VRK is gegrond op het op 1 mei 2015 door de ALV genomen besluit strekkende tot opzegging van het lidmaatschap van [geïntimeerden] op grond van artikel 7 van de statuten, in samenhang met het bepaalde in artikel 7 van de huurovereenkomst. [geïntimeerden] hebben tot hun verweer aangevoerd dat voornoemd besluit geen stand kan houden omdat dit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in de artikelen 2:15 en 2:8 BW.
3.6.
Gesteld noch gebleken is dat het besluit in een (bodem)procedure op grond van artikel 2:15 lid 5 BW is vernietigd. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat het besluit tot opzegging van het lidmaatschap van [geïntimeerden] in de bodemprocedure stand zal houden.
3.7.
Niet in geschil is dat VRK geen commerciële camping, maar een kleine familiecamping is, dat vrijkomende plekken op de camping alleen aan familie van de leden worden aangeboden en dat voor de leden van de vereniging centraal staat het samen betaalbaar en in ontspannen sfeer recreëren. Van de leden wordt verwacht dat zij daaraan bijdragen door onder meer het meewerken aan kantinediensten. Het bestuur bestaat uit vrijwilligers die zelf ook op het terrein kamperen. Evenmin is in geschil dat (de familie van) [geïntimeerde sub 1] al zeer lange tijd lid is van VRK en als zodanig jaarlijks kavel [kavelnummer] heeft gehuurd, op welke kavel zij een huisje heeft geplaatst.
3.8.
De voorzieningenrechter heeft – kort gezegd – overwogen dat het grootste probleem voor VRK is gelegen in de herhaalde weigering van [geïntimeerden] om mee te werken aan de kantinediensten en dat [geïntimeerden] zich op dat punt dienen te conformeren aan het (meerderheids)standpunt van VRK. De vordering tot ontruiming is in eerste aanleg echter afgewezen – in essentie – op de grond dat de voorzieningenrechter het, kort gezegd, begrijpelijk achtte dat [geïntimeerden] daarover een inhoudelijke discussie wensten aan te gaan en zich ter zitting bereid hebben getoond kantinediensten te draaien zolang VRK besluit dat de leden daartoe zijn gehouden.
3.9.
Anders dan de voorzieningenrechter is het hof voorshands van oordeel dat aannemelijk is dat het besluit van VRK tot opzegging van het lidmaatschap van [geïntimeerden] in de bodemprocedure stand zal houden. Gelet op het doel van VRK – het exploiteren van een familiecamping ten behoeve van haar leden – is van wezenlijk belang dat ieder van de leden bijdraagt aan het reilen en zeilen van de camping en zich niet eigenmachtig onttrekt aan de verplichtingen die verband houden met het gezamenlijk exploiteren daarvan. Tot de verplichtingen van de leden van VRK behoort onder meer het meewerken aan kantinediensten. [geïntimeerden] hebben voorafgaand aan en in de ALV van mei 2014 de verplichte medewerking aan de kantinediensten aan de orde gesteld. Tijdens deze vergadering is hierover gestemd. De uitkomst van de stemming was dat de kantinediensten zouden worden gecontinueerd. Dat het bestuur en de ALV niet reageerden zoals [geïntimeerden] verwachtten of hoopten, betekent niet dat het hun na die vergadering vrijstond niet meer aan hun desbetreffende verplichting te voldoen. Integendeel, zelfs al vonden [geïntimeerden] dat zij goede argumenten hadden tegen de verplichte kantinediensten, dat zij daarvoor ten onrechte geen gehoor vonden in de vergadering en dat het bestuur het belang van de vereniging bij handhaving daarvan niet duidelijk kon maken, dan nog kunnen zij zich aan die verplichting niet onttrekken zolang de meerderheid van de leden van de vereniging vasthoudt aan de verplichte kantinediensten. Uit de briefwisseling met het bestuur blijkt dat [geïntimeerden] zich desondanks kort na de ALV van mei 2014 eigenmachtig hebben onttrokken aan het draaien van kantinediensten. Het bestuur behoefde niet in te gaan op het aanbod van [geïntimeerde sub 2] in plaats daarvan een bedrag te betalen, omdat het verenigingsbelang dat is gemoeid met het openhouden van de kantine en het daartoe meewerken aan kantinediensten door de leden meer omvat dan de te behalen omzet uit de kantine, juist omdat het gaat om een familiecamping voor leden van de vereniging.
3.10.
[geïntimeerden] hebben gesteld dat zij hadden verwacht eerst een boete te krijgen in verband met de geweigerde kantinediensten en dat zij daarna de discussie hadden kunnen aangaan over hun standpunten, ideeën en mogelijke alternatieven. Deze stelling kan hun niet baten, reeds omdat de verplichting tot medewerking aan kantinediensten blijft bestaan zolang een meerderheid van de leden deze verplichting ondersteunt en de leden tijdens de ALV van mei 2014 hebben besloten de kantinediensten te continueren. De ter zitting van de voorzieningenrechter in eerste aanleg door [geïntimeerden] geuite bereidheid kantinediensten te zullen draaien zolang VRK besluit dat de leden daartoe gehouden zijn, kan hun dan ook evenmin baten. Voor zover [geïntimeerden] betogen dat zij niet erop bedacht hoefden te zijn al na twee weigeringen uit het lidmaatschap te worden ontzet, miskennen zij dat zij niet op grond van artikel 5 onder d van het huishoudelijk reglement uit het lidmaatschap zijn ontzet, maar dat het lidmaatschap is opgezegd op grond van artikel 7 van de statuten en het bestuur na de ALV van mei 2014 duidelijk heeft gemaakt dat [geïntimeerden] kantinediensten moesten blijven verrichten. [geïntimeerden] hebben nog aangevoerd dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld hun beroep tegen de opzegging van het lidmaatschap tijdens de ALV van 1 mei 2015 toe te lichten. Dit is onjuist. Zij waren op grond van artikel 7 lid 5 van de statuten hangende het beroep als leden van VRK geschorst, zij zijn in de gelegenheid gesteld hun beroep schriftelijk toe te lichten en zij hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. Wederhoor heeft dus plaatsgevonden.
3.11.
In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof voorshands van oordeel dat VRK aan de door [geïntimeerden] aangevoerde (emotionele en materiële) belangen, die samenhangen met het langdurige lidmaatschap van VRK, de eigendom van en investeringen in het huisje op de kavel en het gebruik dat [geïntimeerde sub 1] ’ familie en [geïntimeerden] daarvan hebben gemaakt en hoopten te blijven maken, in redelijkheid minder gewicht heeft kunnen hechten dan aan de belangen van (de overige leden van) VRK bij opzegging van het lidmaatschap van [geïntimeerden] Het hof acht dan ook aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat VRK, alle bij het besluit betrokken belangen in aanmerking genomen, in redelijkheid tot het besluit tot opzegging van het lidmaatschap van [geïntimeerden] heeft kunnen komen. Bij deze stand van zaken behoeven de overige aan het besluit ten grondslag gelegde redenen geen bespreking.
3.12.
Aannemelijk is derhalve dat [geïntimeerden] kavel [kavelnummer] zonder recht of titel in gebruik hebben sinds 1 mei 2015. Het gebruik van de kavel hangt immers onlosmakelijk samen met het lidmaatschap van VRK; zonder lidmaatschap geen kavel. De vordering van VRK tot ontruiming van kavel [kavelnummer] is dan ook toewijsbaar. Meergenoemde belangen van [geïntimeerden] en het onherroepelijk karakter van de ontruiming staan daaraan niet in de weg. Het huisje dat hun in eigendom toebehoort, zullen zij moeten afbreken (zie artikel 7 van de laatste huurovereenkomst) en zij kunnen de onderdelen daarvan desgewenst (elders) opslaan, tenzij zij anders overeenkomen met VRK. De vordering in reconventie is niet toewijsbaar. De grieven in principaal hoger beroep slagen.
3.13.
Grief 1 in incidenteel appelbetreft de betalingsveroordeling. [geïntimeerden] stellen dat de gevorderde gebruiksvergoeding onredelijk hoog is omdat het mede een bijdrage is voor het gebruik van elektriciteit, water en afvoer van huisvuil. Het berekende stageld voor de algemene middelen van het park bedraagt nog niet de helft van de factuur. Zij hebben nooit een gespecificeerde rekening ontvangen, aldus [geïntimeerden]
3.14.
Op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 6 van de statuten blijft de jaarlijkse bijdrage voor het gehele verenigingsjaar verschuldigd wanneer het lidmaatschap in de loop van een verenigingsjaar eindigt. Het gevorderde, en door de voorzieningenrechter toegewezen bedrag betreft, zoals ook blijkt uit hun schriftelijke verweer in conventie/ akte houdende eis in reconventie, randnummer 21, de door [geïntimeerden] verschuldigde, maar niet betaalde contributie van € 770,=. Gesteld noch gebleken is dat bij de vaststelling van dat bedrag rekening wordt gehouden met het werkelijk gebruik van elektriciteit, water en afvoer van huisvuil of dat ter zake daarvan aan het einde van het jaar verrekening plaatsvindt. De grief faalt.
3.15.
Nu het hof, anders dan de voorzieningenrechter, de vordering in conventie geheel toewijsbaar acht, faalt ook
grief 2 in incidenteel appel, waarmee [geïntimeerden] opkomen tegen de compensatie van de gedingkosten in conventie.
3.16.
De grieven in principaal hoger beroep slagen en die in incidenteel hoger beroep falen. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd voor zover het de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde betalingsveroordeling in conventie betreft (dictum nummer 6.1 en 6.2) en voor het overige in conventie en in reconventie vernietigd. De vordering tot ontruiming zal alsnog als na te melden worden toegewezen. Een ontruimingstermijn van een maand komt het hof redelijk voor. De vordering in reconventie wordt alsnog afgewezen. [geïntimeerden] worden, als de in het ongelijk gestelde partij, belast met de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie en in reconventie, alsmede in de kosten van het principaal en incidenteel hoger beroep; de kosten in reconventie in eerste aanleg worden aan de zijde van VRK begroot op nihil.

4.Beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voor zover het betreft de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde betalingsveroordeling in conventie;
vernietigt het vonnis in conventie en in reconventie voor het overige;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] binnen een maand na betekening van het arrest kavel [kavelnummer] te ontruimen, welke ontruiming zo nodig, op kosten van [geïntimeerden] , door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het in de artikelen 555 en volgende juncto artikel 444 Rv bepaalde;
wijst de vordering in reconventie af;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in eerste aanleg, in conventie aan de zijde van VRK begroot op € 78,= aan verschotten en € 816,= voor salaris, en in reconventie op nihil;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van VRK begroot op € 311,= aan verschotten en € 894,= voor salaris in principaal hoger beroep en € 447,= voor salaris in incidenteel hoger beroep;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, C. Uriot en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016.