ECLI:NL:GHAMS:2016:1716

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
200.000.072/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en deskundigenrapportage

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen London Verzekeringen N.V. Het hof behandelt een vervolg op een eerder tussenarrest van 3 september 2013, waarin een deskundigenbericht werd gelast. De zaak betreft de arbeidsongeschiktheid van [appellant] als gevolg van een ongeval op 22 januari 1998. Het hof heeft eerder deskundigen benoemd om de beperkingen van [appellant] te onderzoeken. In het deskundigenbericht van J.A.J. Wouters, dat op 12 juni 2015 is opgemaakt, worden verschillende vragen beantwoord over de arbeidsongeschiktheid van [appellant]. Het hof heeft de deskundige gevraagd om te verduidelijken of zijn conclusies in het deskundigenbericht in overeenstemming zijn met de overwegingen van de verzekeringsarts S. Knepper. Het hof heeft besloten dat Knepper zijn visie moet geven op de relatie tussen zijn overwegingen en conclusies, en dat de deskundige moet rapporteren of deze visie aanleiding geeft tot correctie van het deskundigenbericht. Het hof houdt verdere beslissingen aan en stelt tussentijds beroep in cassatie open.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.000.072/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 360180/HA ZA 07-57
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 april 2016
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
LONDON VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. G.C. Endedijk te Amsterdam.

1.Verder verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellant] en London genoemd.
Het hof heeft op 3 september 2013 een (vijfde) tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot dan toe wordt naar dat arrest verwezen.
De bij voormeld arrest gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 3 december 2013. Van die zitting is proces-verbaal opgemaakt dat tot de stukken behoort.
De door het hof bij het tussenarrest van 5 juni 2012 als deskundige benoemde registerarbeidsdeskundige/ergonoom J.A.J. Wouters (verder: de deskundige) heeft op 12 juni 2015 een deskundigenbericht opgemaakt dat op 15 juni 2015 door het hof is ontvangen (verder: het deskundigenbericht).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant]
- antwoordmemorie na deskundigenbericht aan de zijde van London.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenarrest van 5 juni 2012 heeft het hof de deskundige de volgende vragen gesteld:
“1. Betekenen de functiebeperkingen zoals deze zijn omschreven in de medische rapportages waaronder in het bijzonder het expertiserapport van prof. dr. Ph. Scheltens, neuroloog, d.d. 14 maart 2001 dat [appellant] arbeidsdeskundig gezien beperkingen ondervindt bij het verrichten van loonvormende arbeid, zo mogelijk per periode aangegeven vanaf de dag van het ongeval tot heden en tot aan het 65e levensjaar?
2. Is [appellant] als gevolg van de eventuele beperkingen bij het verrichten van loonvormende arbeid geheel dan wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt te achten als gevolg van het ongeval van 22 januari 1998?
3. Valt in redelijkheid aan te nemen dat de arbeidsongeschiktheid in de toekomst zou afnemen, zo mogelijk per periode aangegeven tot het 65e levensjaar?
4. Geven de standpunten van partijen, de medische informatie en/of uw bevindingen in het algemeen nog aanleiding tot opmerkingen die van belang kunnen zijn voor het nemen van de beslissingen in deze zaak?”
2.2.
De deskundige heeft deze vragen in het deskundigenbericht als volgt beantwoord:
Vraag 1:
“De beperkingen leiden niet tot een onvermogen om het oorspronkelijke beroep uit te oefenen.”
Vraag 2:
“[appellant] is voor het oorspronkelijke werk arbeidsgeschikt te achten maar dat voor 40 uur per week in een vast werkpatroon, dus geen wisselende diensten. De voorheen meer gemaakte uren moeten worden gezien als verlies: dus achterstelling ten opzichte van de gezonde situatie en dus schade.”
Vraag 3:
“Zie antwoord op de vragen 1 en 2. Vanwege de geschiktheid voor het eigen vak / werk komt dit niet meer aan de orde.”
Vraag 4:
“er blijft een groot verschil in de presentatie van betrokkene ten opzichte van de belastbaarheidsgegevens die ik vanuit mijn discipline niet kan verklaren c.q. kan / mag beoordelen.”
2.3.
In zijn memorie na deskundigenbericht verzoekt [appellant] het hof (primair) het deskundigenbericht buiten beschouwing te laten omdat het volgens hem niet voldoet aan de eisen die aan een deskundigenrapportage mogen worden gesteld. [appellant] wijst in dit verband op de voor het vakgebied van de deskundige geldende regels, normen en/of gebruiken, waaronder de Gedragsregels van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen. Tevens verzoekt [appellant] het hof een nieuw deskundigen-onderzoek te gelasten, uit te voeren door een andere arbeidsdeskundige, bij voorkeur de eerder door het hof benoemde P.E. Hulsen. Het hof oordeelt als volgt.
2.4.
Onder 4.3.3 (“Conclusie”) van zijn verzekeringsgeneeskundige rapportage van 20 april 2013 (bijlage 3 bij het deskundigenbericht) vermeldt de verzekeringsarts S. Knepper de volgende door hem aannemelijk geachte beperkingen van [appellant] (de hierna onderstreepte passages zijn de in de tekst van Knepper gecursiveerd):
“De heer [appellant] heeft normale mogelijkheden (…) ompersoonlijkensociaaltefunctioneren(…). Vergeleken met het voor hem gebruikelijke niveau zijn er specifieke voorwaarden in arbeid met betrekking tot werken in volgehouden hoog tempo, met veelvuldige taakwisselingen en onderbrekingen en onder tijdsdruk. Af en toe kan de heer [appellant] dit wel kortdurend.
Hij heeft beperkingen ten aanzien vanfysiek functioneren(…). De heer [appellant] kan anders dan incidenteel geen zware lasten (> ongeveer 15 kg) hanteren en derhalve ook geen zware fysieke beschermende middelen gebruiken, hij kan niet langdurig (> ongeveer een kwartier) aan de grond of boven schouderhoogte (> dan ongeveer vijf minuten, dit is een statisch zwaar belastende bezigheid) actief zijn en langdurig (> een uur) of frequent volgehouden ver reiken dan wel buigen of gebogen (> dan ongeveer vijf minuten, dit is een statisch zwaar belastende bezigheid) actief zijn. Vanwege de beperking voor aannemen van statische houdingen is vereist dat de heer [appellant] ruime mogelijkheden heeft (taakautonomie) zich desgewenst even te kunnen vertreden. Dat zelfde geldt het werken aan een beeldscherm.
Hij is quaarbeidspatroon(…) onder deze voorwaarden in staat ongeveer 40 uur/ week te functioneren, hij kan niet in wisseldienst werkzaam zijn, incidenteel is dit zo nodig wel mogelijk.
Voor het overige heeft de heer [appellant] mogelijkheden ongeveer in overeenstemming met zijn achtergrond en leeftijd.”
2.5.
Niet ter discussie staat dat de deskundige zich in het deskundigenbericht bij de beantwoording van de hem gestelde vragen op deze door Knepper aangegeven beper-kingen heeft gebaseerd. [appellant] verwijt de deskundige onder meer dat deze daarbij is voorbijgegaan aan de onder 4.3.2 (dus onmiddellijk vóór de zojuist geciteerde conclu-sie) opgenomen “Overwegingen”, waar Knepper, voor zover hier van belang, schrijft:
“(…) de cognitieve klachten kunnen wel een relevante belemmering zijn bij intensiever cognitief functioneren. Daarom zijn specifieke voorwaarden van persoonlijk functioneren in arbeid aannemelijk, namelijk afgenomen vermogen in volgehouden hoog tempo, met veelvuldige taakwisselingen en onderbrekingen en onder tijdsdruk beroepsmatig actief zijn. Af en toe kan de heer [appellant] dit wel kortdurend. Deze specifieke voorwaarde zal ook met zich meebrengen dat de heer [appellant] niet altijd even alert kan zijn. (…) er is ook van meet af aan sprake van slechte nachtrust vanwege pijnklachten die bij neurologisch deskundigenonderzoek als ongevalgevolg is onderkend. Daarom is het redelijk beperkingen ten aanzien van wisseldiensten aan te nemen. (…) Vanwege door de deskundige neuroloog als ongevalgevolg onderkende migraineaanvallen is (…) een licht verzuimrisico (…) van ongeveer 5-10 dagen per jaar aannemelijk. Waarschijnlijk zal hij met deze beperkingen in staat blijken tot rustig bureauwerk in kantooruren, nader te beoordelen door de arbeidsdeskundige”.
2.6.
Het hof begrijpt [appellant] aldus dat hij stelt dat de deskundige gehouden was deze overwegingen van Knepper (verder ook: “Overwegingen”) bij zijn beoordeling te betrekken en tot een andere beantwoording van de hem gestelde vragen zou zijn gekomen, indien hij dat zou hebben gedaan.
2.7.
Het hof wenst te dezen meer duidelijkheid te verkrijgen. Daartoe is allereerst nodig dat Knepper schriftelijk zijn visie geeft op, kort gezegd, de verhouding tussen de “Overwegingen” en de “Conclusie” in zijn rapport van 20 april 2013, meer concreet, of hij heeft beoogd de door hem aannemelijk geachte beperkingen van [appellant] uitsluitend in de “Conclusie” te vermelden of ook in de “Overwegingen”. Vervolgens dient de deskundige het hof te rapporteren of de (alsdan gegeven) visie van Knepper hem aanleiding geeft tot het corrigeren en/of aanvullen van het door hem uitgebrachte deskundigenbericht. Het hof wijst de deskundige erop dat de hem bij het tussenarrest van 5 juni 2012 gestelde vragen een algemeen karakter hebben, maar de door hem op die vragen gegeven antwoorden uitsluitend betrekking hebben op het oorspronkelijke beroep van [appellant]. De deskundige dient het hof te rapporteren of dit gegeven hem aanleiding geeft tot het corrigeren en/of aanvullen van het door hem uitgebrachte deskundigenbericht. Zodra de deskundige het hof nader zal hebben gerapporteerd, zal - zonder nadere wisseling van stukken - ambtshalve een verhoor van de deskundige als bedoeld in art. 194 lid 1 Rv worden gelast.
2.8.
De navolgende gang van zaken komt het hof, mede gezien de reeds lange duur van het geding in hoger beroep, het meest praktisch en doelmatig voor en dient derhalve te worden gevolgd:
- [appellant] zal Knepper binnen twee weken na heden bij (van enig commentaar gespeende) brief (onder verzending van een afschrift daarvan aan London) verzoeken om i) binnen één maand de in overweging 2.7, tweede volzin, van dit arrest bedoelde visie te geven en ii) deze visie rechtstreeks aan de deskundige ter hand te stellen (onder verzending van een kopie daarvan aan ieder van partijen);
- [appellant] stelt Knepper (zonder enig commentaar) het deskundigenrapport en dit arrest ter beschikking, evenals eventuele andere processtukken waarover Knepper wenst te beschikken;
- het hof zal de deskundige een afschrift van dit arrest doen toekomen;
- partijen onthouden zich van ieder (verder) contact met Knepper en/of de deskundige;
- Knepper en de deskundige doen hun visie respectievelijk nadere rapportage niet eerst in concept aan partijen toekomen;
- partijen mogen pas ter zitting op de visie van Knepper en de nadere rapportage van de deskundige reageren.
2.9.
[appellant] heeft onvoldoende aangevoerd om te kunnen oordelen dat de deskundige partijdig was of de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Zijn desbetreffende stellingen worden daarom verworpen.
2.10.
Het hof zal iedere verdere beslissing, ook met betrekking tot het incidenteel ap-pel, aanhouden en acht termen aanwezig tussentijds beroep in cassatie open te stellen.

3.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat de griffier de deskundige, J.A.J. Wouters, een afschrift van dit arrest doet toekomen;
bepaalt dat de deskundige uiterlijk 9 augustus 2016 een nader schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend bericht zal inleveren ter griffie van het hof;
verwijst de zaak naar de rol van 9 augustus 2016 voor nader deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan;
bepaalt dat tegen dit arrest reeds nu beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, M.A. Goslings en D.J. van der Kwaak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016.