ECLI:NL:GHAMS:2016:1708
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.R. Sturhoofd
- R.G. Kemmers
- L.H.M. Zonnenberg
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een vonnis in een erfrechtelijke geschil tussen twee erfgenamen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de Rechtbank Noord-Holland, waarin [geïntimeerde] werd toegewezen in haar vordering tot betaling van haar legitieme portie uit de nalatenschap van erflaatster. De erflaatster is op 12 oktober 2011 overleden en had bij testament van 3 juni 2009 [geïntimeerde] onterfd, terwijl [appellant] als enige erfgenaam was benoemd. [geïntimeerde] heeft aanspraak gemaakt op haar legitieme portie van € 1.103.843,- en heeft zekerheid verlangd voor de betaling hiervan. De rechtbank heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en [appellant] veroordeeld om het bedrag te betalen, uitvoerbaar bij voorraad.
[Appellant] heeft in hoger beroep een incidentele vordering ingesteld tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, met de stelling dat de bankgarantie pas kan worden ingeroepen na een onherroepelijke uitspraak. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de bankgarantie, die op 17 december 2013 was gesteld, overeenkomt met de NVB-model beslaggarantie en dat deze pas kan worden ingeroepen na een onherroepelijk rechterlijk oordeel. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] misbruik maakt van haar bevoegdheid door het vonnis te executeren voordat er een onherroepelijke betalingsverplichting voor [appellant] is ontstaan.
Het hof heeft de incidentele vordering van [appellant] tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad toegewezen en de reconventionele incidentele vordering van [geïntimeerde] afgewezen. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een memorie van grieven aan de zijde van [appellant].