1.18Ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 31 maart 2016 is het volgende aan de orde geweest.
1. De Ondernemingskamer heeft het onder 1.16 sub (i) vermelde verzoek van DEM tot behandeling van verzoeken met gesloten deuren van de zaak, afgewezen. De Ondernemingskamer heeft ten aanzien van het verzoek onder 1.16 sub (ii) gewezen op de (gewijzigde) aankondiging van de behandeling van de zaak. Daarmee behoefde dit verzoek geen nadere bespreking meer. Vervolgens is - derhalve in het openbaar - het in 1.14 onder (ii) vermelde verzoek tot behandeling van de zaak met gesloten deuren behandeld ten aanzien van:
- het ontheffingsverzoek van Van den Hoek;
- de (aanvullende) (tegen)verzoeken van [A] en STAK;
- de verzoeken van DEM hierboven weergegeven onder 1.14 sub (i) en (iii);
- het verzoek van DEM hierboven weergegeven onder 1.16 sub (iii).
Partijen en hun advocaten hebben zich kunnen vinden in deze aanpak van de zaak. Mrs. Olden, Wassenaar, Van der Korst, Pors en Geus hebben het standpunt van de onderscheiden partijen toegelicht, daarbij gebruik makend van pleitaantekeningen die zij aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen hebben overgelegd. Van den Hoek heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt. [A] , DEM en STAK hebben op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties overgelegd, welke (tevens) zien op de inhoudelijke behandeling van de verzoeken. Partijen hebben nadere inlichtingen verstrekt.
2. Na schorsing en beraad in raadkamer heeft de Ondernemingskamer het verzoek tot behandeling van de hierboven weergegeven verzoeken achter gesloten deuren afgewezen. De Ondernemingskamer heeft daartoe overwogen dat in navolging van het bepaalde in artikel 6 EVRM, artikel 12 IVBPR, artikel 121 Grondwet en artikel 4 RO in artikel 27 Rv het beginsel is opgenomen dat behandelingen ter terechtzitting in het openbaar plaatsvinden. DEM c.s. hebben gesteld dat DEM schade lijdt ingeval van een openbare behandeling van de onderhavige verzoeken. Daarbij hebben zij gewezen op volgens hen in dit dossier voorkomende concurrentiegevoelige en bedrijfsvertrouwelijke informatie (waaronder de contractuele relatie met KPN). Deze gronden kunnen naar het oordeel van de Ondernemingskamer echter niet leiden tot toewijzing van voormelde verzoeken omdat die gronden onvoldoende zwaarwegend zijn. Het hof verwijst mede naar hetgeen hierna onder 3.8 wordt overwogen. Aan geen van de in art. 27 Rv limitatief opgesomde uitzonderingen op het beginsel van openbaarheid is voldaan.
3. Vervolgens is de Ondernemingskamer, na uitroeping van de zaak, overgegaan tot behandeling van de overige verzoeken. Mrs. Olden, Wassenaar, Van der Korst, Pors en Geus hebben het standpunt van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij, voor zover zij dat niet reeds hadden gedaan, aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen hebben overgelegd. Van den Hoek heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt. Mr. Olden heeft zijn verzoek in die zin aangevuld dat hij de Ondernemingskamer heeft verzocht primair STAK niet als belanghebbende in de procedure aan te merken en subsidiair het verzoek van [A] tot het bevelen van een overdracht ten titel van beheer zich tevens te laten uitstrekken tot de aandelen die STAK in DEM houdt dan wel pretendeert te houden. Partijen hebben nadere inlichtingen verstrekt.
4. De Ondernemingskamer heeft de zaak op verzoek van partijen en met instemming van Van den Hoek een week aangehouden voor minnelijk overleg.