ECLI:NL:GHAMS:2016:1591

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
200.165.446/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de vergoeding van de onderzoeker in een ondernemingsrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2016, is de vergoeding van de onderzoeker vastgesteld in het kader van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Lansinkveste c.s. De verzoeksters, Thrinon en Asbel, hebben een verzoek ingediend om de vergoeding van de onderzoeker te bepalen. De Ondernemingskamer had eerder een onderzoek bevolen en de kosten daarvan vastgesteld. In de loop van de procedure zijn de kosten van het onderzoek verhoogd, en de onderzoeker heeft een declaratie ingediend van € 56.438, die hij heeft beperkt tot € 55.000. Thrinon c.s. hebben bezwaren geuit tegen de werkwijze van de onderzoeker, maar niet tegen de omvang van de verrichte werkzaamheden. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat de vergoeding van € 55.000 niet onredelijk is en heeft deze vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.165.446/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 14 april 2016
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THRINON INVEST B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASBEL MANAGEMENT B.V.,
beide gevestigd te Enschede,
VERZOEKSTERS,
advocaat:
mr. H.P. Plas, kantoorhoudende te Zwolle,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEDRIJVEN- EN KANTORENCENTRUM LANSINKVESTE B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEDRIJVENPARK CENTRUM ALMELO B.V.,
beide gevestigd te Hengelo,
VERWEERSTERS,
advocaat:
mr. R.S. van der Spekte Leeuwarden,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BÜTER HYDRAULICS BEHEER B.V.,
gevestigd te Emmen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
4.
[C],
wonende te [....] ,
5.
[D],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. R.S. van der Spekte Leeuwarden.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen zullen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeksters afzonderlijk als Thrinon en Asbel en gezamenlijk als Thrinon c.s.;
  • verweersters afzonderlijk als Lansinkveste en BPCA en gezamenlijk als Lansinkveste c.s.;
  • belanghebbenden afzonderlijk als [A] , Büter Beheer, [B] , [C] en [D] en gezamenlijk als [E] c.s.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 7 juli 2015 , 13 juli 2015, 16 oktober 2015, 21 december 2015 en 23 februari 2016 in deze zaak.
1.3
Bij de beschikkingen van 7 juli 2015 en 13 juli 2015 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Lansinkveste c.s., het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 30.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen) en mr. G.W. Breuker als onderzoeker aangewezen.
1.4
Bij de beschikking van 16 oktober 2015 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 45.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen).
1.5
Bij de beschikking van 21 december 2015 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten verhoogd tot € 55.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen).
1.6
Bij brief van 19 februari 2016 heeft de onderzoeker het verslag van het in 1.2 bedoelde onderzoek met de daarbij behorende bijlagen aan de Ondernemingskamer doen toekomen. De griffier heeft het verslag met bijlagen heden ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegd.
1.7
De onderzoeker heeft bij zijn brief van 19 februari 2016 een urenspecificatie overgelegd van alle in deze zaak verrichte werkzaamheden met betrekking tot het onderzoek. Voorts heeft de onderzoeker bericht dat hij zijn declaratie van € 56.438 beperkt tot € 55.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen).
1.8
Bij de beschikking van 23 februari 2016 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het verslag met bijlagen van het bij beschikking van 7 juli 2014 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Lansinkveste c.s. ter griffie van de Ondernemingskamer ligt voor belanghebbenden en partijen in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de vergoeding van de onderzoeker.
1.9
Bij brief van 3 maart 2016 heeft mr. Plas namens Thrinon c.s. verzocht om de termijn voor uitlating over de vergoeding van de onderzoeker te verlengen van 4 maart 2016 tot 2 maanden na de beschikking van 23 februari 2016.
1.1
Bij bericht van 4 maart 2016 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer aan partijen onder andere bericht dat de Ondernemingskamer bereid is om de termijn voor uitlating te verlengen tot en met uiterlijk 18 maart 2016.
1.11
Bij brief van 18 maart 2016 heeft mr. Plas namens Thrinon c.s. aan de Ondernemingskamer onder andere bericht dat Thrinon c.s. de door de onderzoeker en zijn kantoorgenoten aan het onderzoek bestede tijd en de verrichte werkzaamheden niet betwisten. Wel concluderen Thrinon c.s. dat de onderzoeker geen zelfstandige analyse met betrekking tot de opbouw van de huurprijs, servicekosten en energiedoorbelasting heeft uitgevoerd en “
niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwaam onderzoeker die goed voor zijn taak is toegerust.” Het in totaal door de onderzoeker gedeclareerde bedrag van € 56.438 staat daarom naar de mening van Thrinon c.s. in een onjuiste verhouding tot de door de onderzoeker geleverde prestatie. Thrinon c.s. laten het aan de Ondernemingskamer over te beslissen welke financiële consequenties de door de onderzoeker geleverde prestatie moet hebben.
1.12
Bij brief van 25 maart 2016 heeft de onderzoeker aan de Ondernemingskamer onder andere bericht dat juist een groot deel van de uren is besteed aan de analyse en bestudering van de verkregen informatie en dat “
de omvang van de door Lansinkveste c.s. gehanteerde huurprijzen” als punt van onderzoek op verzoek van Thrinon c.s. is toegevoegd aan de onderzoeksopzet. De onderzoeker merkt voorts op dat hij er niet voor heeft gekozen om de theoretische benadering van Thrinon c.s. over te nemen waar het gaat om de berekening van de huurprijs en hem op basis van verricht onderzoek niet is gebleken dat er huurprijzen gehanteerd zijn die een redelijk handelend bestuurder niet zou hanteren.
1.13
Bij brief van 4 april 2016 heeft mr. Plas namens Thrinon c.s. aan de Ondernemingskamer onder andere bericht dat de onderzoeker ten aanzien van de Lansinkveste gehanteerde huurprijs “
appels met peren vergelijkt en dat de opbouw van de huurprijs in kaart zal moeten worden gebracht om hierover een oordeel te kunnen vormen”. Gelet op deze kwestie, valt volgens Trinon c.s. niet te billijken dat de onderzoeker een bedrag van € 56.438 voor zijn onderzoek in rekening brengt doch nalaat een zelfstandige analyse van de opbouw van de huurprijs uit te (doen) voeren.

2.Gronden van de beslissing

De door Thrinon c.s. opgeworpen bezwaren richten zich tegen de werkwijze van de onderzoeker en diens bevindingen en hebben geen betrekking op de omvang van de door de onderzoeker verrichte werkzaamheden. Er zijn voorts geen andere bezwaren aangevoerd. De door de onderzoeker verzochte vergoeding van € 55.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen) overschrijdt het vastgestelde budget niet. De vergoeding komt de Ondernemingskamer ook niet onredelijk voor. De Ondernemingskamer zal daarom de vergoeding van de onderzoeker – overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20id909d9174010088634e4eeaeadf8fb658?idp=LegalIntelligence) BW – bepalen als te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 55.000 (de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar
en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en H. de Munnik en drs. J. van den Belt, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 14 april 2016.