Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- de bijzondere curator.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van het vaderschap van [kind a] door [de man]. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 15 juli 2015 aangevochten, waarin haar verzoek om de erkenning van [kind a] door [de man] te vernietigen, was afgewezen. De vrouw stelt dat het in het belang van [kind a] is dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid, aangezien uit een DNA-test blijkt dat [X] de biologische vader van [kind a] is. De bijzondere curator heeft eveneens verzocht om de erkenning te vernietigen, met het argument dat het in het belang van [kind a] is om te weten van wie zij afstamt.
Het hof heeft de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geconcludeerd dat de erkenning van [kind a] door [de man] op 21 juli 2011 dient te worden vernietigd. Het hof oordeelt dat de juridische toestand moet aansluiten bij de biologische werkelijkheid, wat van groot belang is voor de identiteitsontwikkeling van [kind a]. De vrouw en [X] hebben verklaard dat zij de rol van [de man] in het leven van [kind a] willen waarborgen, wat het hof als positief heeft beoordeeld. De beslissing van het hof houdt in dat de erkenning van [kind a] door [de man] wordt vernietigd, en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de biologische afstamming in het familierecht en de noodzaak om de juridische en biologische werkelijkheid met elkaar in overeenstemming te brengen, vooral in het belang van de minderjarige.