ECLI:NL:GHAMS:2016:1521

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
200.177.243/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning vaderschap in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van het vaderschap van [kind a] door [de man]. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 15 juli 2015 aangevochten, waarin haar verzoek om de erkenning van [kind a] door [de man] te vernietigen, was afgewezen. De vrouw stelt dat het in het belang van [kind a] is dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid, aangezien uit een DNA-test blijkt dat [X] de biologische vader van [kind a] is. De bijzondere curator heeft eveneens verzocht om de erkenning te vernietigen, met het argument dat het in het belang van [kind a] is om te weten van wie zij afstamt.

Het hof heeft de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geconcludeerd dat de erkenning van [kind a] door [de man] op 21 juli 2011 dient te worden vernietigd. Het hof oordeelt dat de juridische toestand moet aansluiten bij de biologische werkelijkheid, wat van groot belang is voor de identiteitsontwikkeling van [kind a]. De vrouw en [X] hebben verklaard dat zij de rol van [de man] in het leven van [kind a] willen waarborgen, wat het hof als positief heeft beoordeeld. De beslissing van het hof houdt in dat de erkenning van [kind a] door [de man] wordt vernietigd, en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de biologische afstamming in het familierecht en de noodzaak om de juridische en biologische werkelijkheid met elkaar in overeenstemming te brengen, vooral in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 19 april 2016
Zaaknummer: 200.177.243/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/224205 / FA RK 15-1837
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. drs. I. Vledder te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Kemmers te Hoorn.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is op 21 september 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 15 juli 2015 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk C/15/224205 / FA RK 15-1837.
1.3.
De man heeft op 29 oktober 2015 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Mr. E.M. van Hemert (hierna ook: de bijzondere curator) heeft op 3 november 2015 een schriftelijke reactie ingediend.
1.5.
De zaak is op 21 januari 2016 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [X] (hierna: [X] ), bijgestaan door mr. C.J.M. Ruijgrok, advocaat te Amsterdam;
- de bijzondere curator.
1.7.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming is, hoewel sprake is geweest van behoorlijke oproeping, niemand verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad en zijn [in] 2012 een geregistreerd partnerschap aangegaan. Voorafgaand aan het aangaan van het geregistreerd partnerschap is geboren [kind a] (hierna: [kind a] ) [in] 2011. Gedurende het geregistreerd partnerschap is geboren [kind b] (hierna: [kind b] ) [in] 2013 (hierna tezamen: de kinderen).
2.2.
Uit de uitslag van de overgelegde DNA-test blijkt dat [X] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van [kind a] .
2.3.
Bij beschikking van 8 april 2015 van de rechtbank Noord-Holland is mr. E.M. van Hemert benoemd tot bijzondere curator om [kind a] in deze procedure te vertegenwoordigen.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vrouw om de door de man op 21 juli 2011 gedane erkenning van [kind a] te vernietigen, afgewezen.
3.2.
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, haar inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
3.3.
De man verzoekt het door de vrouw verzochte af te wijzen en – naar het hof begrijpt – de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3.4.
De bijzondere curator verzoekt namens [kind a] om, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat de door de man op 21 juli 2011 gedane erkenning van [kind a] wordt vernietigd.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Aan de orde is de vraag of de door de man gedane erkenning van [kind a] op 21 juli 2011 al dan niet dient te worden vernietigd.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:205 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend:
a. door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
b. door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
c. door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.
4.2.
Het hof dient in de eerste plaats te beoordelen of [X] als belanghebbende moet worden aangemerkt in onderhavige procedure. Ingevolge het bepaalde in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Naar het oordeel van het hof heeft de door de vrouw en de bijzondere curator verzochte vernietiging van de erkenning niet rechtstreeks betrekking op rechten of verplichtingen van [X] in de zin van artikel 798 Rv. [X] kan naar het oordeel van het hof dan ook niet als belanghebbende worden aangemerkt. Hieraan doet niet af dat dat [X] inmiddels regelmatig contact heeft met [kind a] . Ook het gegeven dat [X] op 24 september 2015 een brief van dit hof heeft ontvangen waarin hij een verweertermijn heeft gekregen, alsmede de mogelijkheid tot het indienen van incidenteel hoger beroep brengt hier geen verandering in. [X] is met instemming van partijen aanwezig geweest bij de zitting in hoger beroep en het hof merkt [X] ten aanzien van hetgeen hij ter zitting verklaard heeft aan als informant.
4.3.
De bestreden beschikking is volgens de vrouw in strijd met de bedoeling van de wetgever, aangezien de wetgever in het afstammingsrecht zoveel mogelijk heeft willen aansluiten bij de natuurlijke afstamming. De vrouw is van mening dat de rechtbank ten onrechte alle omstandigheden van het geval in overweging heeft genomen. Volgens de vrouw miskent de rechtbank hiermee dat ingeval van een verzoek tot vernietiging van de erkenning niet alleen het belang van het kind centraal staat, maar dat ook een nadere afweging van de belangen van alle betrokkenen noodzakelijk is. Volgens de vrouw zijn de belangen van [kind a] onvoldoende meegewogen, is het voor de identiteitsontwikkeling van [kind a] van belang dat zij weet van wie zij afstamt en heeft de rechtbank niet meegewogen dat het niet in het belang is van [kind a] dat zij thans een andere achternaam heeft dan haar biologische ouders. De vrouw stelt zich voorts op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat onzeker wordt of de man een rol kan spelen in het leven van [kind a] wanneer de erkenning vernietigd wordt. De vrouw stelt dat zij wil dat de man een belangrijke rol in het leven van beide kinderen blijft vervullen, dat zij niet voornemens is om met [X] het gezag uit te gaan oefenen over [kind a] en dat zij de man wil benoemen tot voogd.
4.4.
De man betwist de stellingen van de vrouw en is van mening dat de rechtbank de belangen van alle betrokkenen op een goede wijze heeft mee- en afgewogen. Volgens de man is bij de beoordeling van een verzoek tot vernietiging van de erkenning niet alleen het in overeenstemming brengen van de juridische en de biologische werkelijkheid van belang, maar dient ook te worden beoordeeld of het kind door deze vernietiging zou kunnen worden belemmerd in een evenwichtig psychologische en sociaal-emotionele ontwikkeling. Het ontgaat de man waarom de vrouw stelt dat het belang van [kind a] bij duidelijkheid omtrent haar afstamming dient te prevaleren. [kind a] zal op een wijze passend bij haar leeftijd worden geïnformeerd over haar biologische vader. Wanneer [kind a] twaalf wordt kan zij zelf een keuze maken. Voorts dienen de belangen van [kind a] en [kind b] om de huidige opvoedsituatie te borgen te prevaleren boven het in overeenstemming brengen van de juridische en de biologische situatie, aldus de man. De man stelt dat hij ingeval van een vernietiging van de erkenning juridisch gezien buitenspel kan worden gezet. De man is van mening dat het voor de hand ligt om de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te laten uitvoeren.
4.5.
De bijzondere curator is van mening dat, ongeacht of de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek, de erkenning door de man in het belang van [kind a] vernietigd moet worden. Volgens de bijzondere curator is het in het algemeen belang van een kind om in een juridische relatie tot zijn beide ouders te staan, en is het in het belang van [kind a] dat voor haar vast komt te staan van wie zij afstamt. Het bezwaar van een juridisch vacuüm wordt ondervangen, nu zowel de vrouw als [X] hebben verklaard dat [kind a] door [X] zal worden erkend. De bijzondere curator is voorts van mening dat er zo min mogelijk wijziging dient te komen in de uitoefening van de vaderrol die de man thans feitelijk voor [kind a] vervult en hij acht in dit verband van belang dat de vrouw en de man niet voornemens zijn om na de beëindiging van hun geregistreerd partnerschap enig onderscheid te maken tussen de beide kinderen waarbij zij ieder de helft van de tijd voor de kinderen willen zorgen.
4.6.
Het hof ziet aanleiding om eerst het verzoek van de bijzondere curator te behandelen.
Tussen partijen staat vast dat niet de man maar [X] de biologische vader is van [kind a] en dat de man wel de biologische vader is van [kind b] . Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is voorts gebleken dat de man vanaf de geboorte van [kind a] tot op heden een grote opvoedersrol vervult in haar leven en dat [kind a] tot voor kort niet beter wist dan dat de man haar biologische vader is. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de vrouw het Jeugdteam Zaanstad benaderd heeft om partijen en [X] te begeleiden bij de statusvoorlichting aan [kind a] . De statusvoorlichting heeft inmiddels plaatsgevonden en is door partijen zelf gegeven. [kind a] heeft hier goed op gereageerd en er vindt nu sinds enige tijd wekelijks contact plaats tussen [kind a] en [X] en dit contact verloopt goed. Verder is gebleken dat de procedure over de beëindiging van het geregistreerd partnerschap van partijen, waarbij ook de zorgregeling aan de orde zal komen, nog aanhangig is bij de rechtbank en dat partijen op dit moment om de beurt een week met de kinderen in hun voormalig gezamenlijke woning verblijven.
Partijen en [X] hebben ter zitting in hoger beroep allen verklaard dat zij, ongeacht de uitkomst van deze procedure, in de toekomst voor wat betreft de zorgregeling geen onderscheid willen maken tussen de beide kinderen. De vrouw en [X] hebben ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij de man een belangrijke plek gunnen in het leven van [kind a] en dat er na een eventuele vernietiging van de erkenning niets zal veranderen ten aanzien van de vaderrol van de man. De vrouw heeft verder toegezegd dat zij bereid is om in bijvoorbeeld een ouderschapsplan vast te leggen dat zij met de man zal overleggen over belangrijke aangelegenheden van [kind a] , zoals medische kwesties en schoolkeuze, waarbij eveneens kan worden vastgelegd ten aanzien van welke kwesties zij toestemming van de man nodig heeft.
Het hof overweegt dat het uitgangspunt van de wetgever is dat het afstammingsrecht zoveel mogelijk in overeenstemming dient te zijn met de biologische werkelijkheid, hetgeen in het licht van de identiteitsontwikkeling van [kind a] als zwaarwegend moet worden beschouwd. Gelet hierop en onder voornoemde omstandigheden, waarbij met name van belang is dat [kind a] inmiddels op de hoogte is van het feit dat [X] haar biologische vader is, dat [X] een rol van betekenis wil spelen in het leven van [kind a] en haar ook wil erkennen en dat de vrouw heeft toegezegd dat zij de huidige rol van de man in het leven van [kind a] wil waarborgen, hetgeen zeker in het belang van [kind a] is, is het hof van oordeel dat het belang van [kind a] meebrengt dat de juridische toestand in overeenstemming wordt gebracht met de biologische werkelijkheid. Het hof acht het dan ook in het belang van [kind a] dat de door de man gedane erkenning van [kind a] op 21 juli 2011 wordt vernietigd. Dat in geval van de vernietiging van de erkenning door de man een evenwichtige psychologische en sociaal-emotionele ontwikkeling van [kind a] in het gedrang komt, is niet aannemelijk geworden. Gelet op hetgeen de moeder en de bijzondere curator naar voren hebben gebracht, en hetgeen de biologische vader te kennen heeft gegeven, is veeleer aannemelijk geworden dat het belang van [kind a] gediend is met toewijzing van het verzoek, waarbij het hof niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan het belang van [kind a] met zich brengt dat niet eerder over het verzoek tot vernietiging wordt beslist dan dat [kind a] zelf daarover een weloverwogen oordeel kan vormen. De man is er weliswaar bij gebaat dat er geen wijziging komt in zijn huidige positie als ouder, maar dit staat niet in de weg aan de vernietiging van de erkenning door de man, waarbij het hof ervan uitgaat dat de vrouw haar toezeggingen in dit verband ook gestand zal doen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding voor een raadsonderzoek, zoals door de man is verzocht.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de bestreden beschikking worden vernietigd en wordt het verzoek van de bijzondere curator toegewezen. Gelet hierop behoeven de overige stellingen van partijen geen verdere behandeling.
4.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de erkenning op 21 juli 2011 door [de man] , van [kind a] , geboren [in] 2011;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.A. van den Berg, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van mr. S.E. Harenberg als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2016.