Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam betreffende de partneralimentatie en het kindgebonden budget. De man is op 8 september 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 juni 2015, waarin een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw is vastgesteld op € 832,- per maand. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de alimentatie te verlagen, terwijl de vrouw de beschikking wenst te bekrachtigen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide partijen en de behoefte van de vrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een aanvullende behoefte heeft van € 2.356,- bruto per maand, en dat de man in staat is om een lagere uitkering van € 695,- per maand te betalen. De man heeft ook verzocht om de alimentatie in duur te beperken, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw niet in staat is om volledig zelf in haar levensonderhoud te voorzien, gezien de lange duur van het huwelijk en de omstandigheden van de zaak. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe alimentatie is vastgesteld op € 695,- per maand, met terugwerkende kracht tot 10 juni 2015.