ECLI:NL:GHAMS:2016:1504

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
20 april 2016
Zaaknummer
200.175.304/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot volmacht en uitbetaling slotafrekening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klager tegen een notaris. De klacht bestond uit twee onderdelen. Ten eerste betwistte klager de geldigheid van een volmacht die door de notaris was gebruikt bij het passeren van een akte van verdeling op 15 september 2009. Klager stelde dat deze volmacht niet door hem was ondertekend en dat de notaris het origineel van de volmacht niet aan hem had getoond, ondanks herhaald verzoek. Ten tweede klaagde klager dat het meer dan zeven maanden had geduurd voordat de notaris het bedrag van de slotafrekening betreffende de verdeling van de huwelijksgemeenschap had uitbetaald.

Het hof heeft de klacht van klager op het eerste onderdeel (i) ongegrond verklaard en op het tweede onderdeel (ii) klager niet-ontvankelijk verklaard. Het hof oordeelde dat klager te laat was met het indienen van zijn klacht over de volmacht, aangezien deze klacht meer dan drie jaar na de relevante gebeurtenis was ingediend. Wat betreft het tweede onderdeel oordeelde het hof dat klager op de hoogte had moeten zijn van de uitbetaling van de slotafrekening en dat hij daarom ook in dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. Het hof vernietigde de beslissing van de kamer voor zover het klachtonderdeel i. betreft, maar bevestigde de beslissing voor het overige. De uitspraak werd gedaan door de rechters A.M.A. Verscheure, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.175.304/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/20
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 april 2016
inzake
[naam],
verblijvend te [plaats], [land],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats], gemeente [naam],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 21 augustus 2015 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 20 augustus 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:29). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) op een onderdeel ongegrond en op een onderdeel niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 17 september 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 4 februari 2016. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. De notaris is verschenen en heeft het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Bij beschikking van 4 februari 2004 van (toen) de rechtbank [plaats] is het huwelijk tussen klager en zijn voormalige echtgenote (verder: de ex-echtgenote) door echtscheiding ontbonden. Deze beschikking is op 26 november 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Partijen hebben vervolgens een procedure gevoerd bij (toen) de rechtbank [plaats] tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Tegen het vonnis van (toen) de rechtbank [plaats] is klager in hoger beroep gegaan.
3.2.2.
Een plaatsvervanger van de notaris heeft op 9 februari 2009 een akte van levering verleden, waarbij de tot de huwelijksgoederengemeenschap behorende boerderij van klager en de ex-echtgenote in eigendom is overgedragen aan een derde. Na aflossing van de op de boerderij rustende hypothecaire geldlening en betaling van kosten is een deel van de resterende verkoopopbrengst bij de notaris in depot gebleven totdat klager en de ex-echtgenote het eens zouden zijn over de verdeling van die gelden.
3.2.3.
Op 15 september 2009 heeft de notaris de akte van verdeling gepasseerd, waarin klager en zijn ex-echtgenote ter beëindiging van de hoger beroepsprocedure en ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap hebben vastgesteld. Hierbij heeft de notaris gebruik gemaakt van een aan hem door de toenmalige advocaat van klager toegezonden onderhandse volmacht van 9 september 2009. Die advocaat stond klager in de hiervoor in 3.2.1. bedoelde procedure over de verdeling in eerste aanleg en in hoger beroep bij. De in deze akte vastgelegde verdeling van de huwelijksgemeenschap van klager en de ex-echtgenote was gebaseerd op een door de toenmalige advocaten van klager en de ex-echtgenote opgesteld verdelingsoverzicht.
3.2.4.
De notaris heeft op 16 september 2009 het in depot gehouden restantbedrag van de verkoopopbrengst van de boerderij na aftrek van diverse posten aan partijen uitgekeerd.
3.2.5.
Van juni 2014 tot en met augustus 2014 is tussen klager en de notaris over en weer gecorrespondeerd naar aanleiding van het verzoek van klager aan de notaris om een aantal instanties te benaderen en een aantal zaken uit het verleden voor hem uit te zoeken. Hierbij heeft klager ook vragen gesteld over de gang van zaken bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van klager en de ex-echtgenote.

4.Standpunt van klager

De klacht van klager valt in de volgende onderdelen uiteen.
i. De door de notaris bij gelegenheid van het passeren van de akte van verdeling van
15 september 2009 gebruikte volmacht van 9 september 2009 is niet door klager ondertekend. Verder heeft de notaris het origineel van die volmacht niet aan klager getoond, ondanks zijn herhaald verzoek daartoe.
ii. Het heeft meer dan zeven maanden geduurd voordat de notaris het bedrag van de slotafrekening betreffende de verdeling van de huwelijksgemeenschap van klager en de ex- echtgenote heeft uitbetaald.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
Het hof is van oordeel dat klager in ieder geval op of omstreeks 16 september 2009, toen de notaris tot uitbetaling van het bedrag van de slotafrekening aan klager en de ex-echtgenote is overgegaan, kennis heeft genomen dan wel kennis heeft kunnen nemen van het feit dat de akte van verdeling was gepasseerd. Op dat moment heeft klager zich moeten realiseren dat het passeren van die akte per volmacht was gebeurd, welke volmacht volgens de stellingen van klager niet door hem was ondertekend. De klacht van klager dat de notaris van een niet door hem ondertekende volmacht gebruik heeft gemaakt, is op 27 januari 2015 bij de kamer ingekomen. Gelet op de klachttermijn van drie jaren als bedoeld in artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (Wna), is klachtonderdeel i. op dit punt te laat ingediend. Klager dient in zoverre in klachtonderdeel i. niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6.2.
Het hof verenigt zich met betrekking tot het verwijt van klager dat de notaris de originele volmacht van 9 september 2009 niet aan hem heeft getoond met hetgeen de kamer in haar beslissing in rechtsoverweging 4.3 heeft overwogen. Ook het hof is - samengevat weergegeven - van oordeel dat uit de tussen klager en de notaris gevoerde correspondentie is af te leiden dat klager het kantoor van de notaris op 18 augustus 2014 heeft bezocht en dat de notaris - naar zijn zeggen - toen de originele volmacht aan klager heeft getoond. Niet is gebleken dat de notaris heeft geweigerd om de volmacht aan klager te tonen. Er bestaat geen aanleiding om de twijfelen aan de verklaring van de notaris. De kamer heeft klachtonderdeel i. op dit punt terecht ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.3.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer dat klager de op 27 januari 2015 bij de kamer ingekomen klacht wat klachtonderdeel ii. betreft te laat, want buiten de hiervoor onder 6.1. bedoelde klachttermijn van drie jaren, heeft ingediend en klager daarom in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De kamer heeft terecht geoordeeld dat klager vanaf het moment dat de uitbetaling van de gelden in september 2009 (door storting op zijn bankrekening) had plaatsgevonden, kennis heeft genomen dan wel kennis heeft kunnen nemen van het verweten handelen van de notaris, te weten het pas na zeven maanden nadat de akte van levering was gepasseerd uitbetalen van het bedrag van de slotafrekening.
6.4.
Het hof komt wat klachtonderdeel i. betreft op het punt van de door de notaris gebruikte volmacht van 9 september 2009 die niet door klager zou zijn ondertekend tot een ander oordeel dan de kamer (niet-ontvankelijk in plaats van ongegrond). De beslissing van de kamer kan in zoverre niet in stand blijven en zal op dit punt worden vernietigd. De beslissing van de kamer zal voor het overige worden bevestigd.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. Beslissing
Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover het klachtonderdeel i. op het punt dat de door de notaris gebruikte volmacht van 9 september 2009 niet door klager zou zijn ondertekend betreft;
en in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel i. op het punt dat de door de notaris gebruikte volmacht van 9 september 2009 niet door klager zou zijn ondertekend;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2016 door de rolraadsheer.