Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager, een oud-notaris, een klacht ingediend tegen zijn voormalige notaris, die op 1 januari 2015 zijn kantoor heeft gesloten. Klager verwijt de oud-notaris dat hij niet heeft gereageerd op meerdere brieven die hij tussen september en december 2014 heeft verzonden. De kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden heeft de klacht gegrond verklaard, maar zonder een maatregel op te leggen. Klager heeft vervolgens hoger beroep aangetekend tegen deze beslissing.
Het hof heeft de zaak behandeld op 4 februari 2016, waarbij zowel klager als de gemachtigde van de oud-notaris aanwezig waren. De oud-notaris had verweer gevoerd, maar het hof constateerde dat er onduidelijkheid bestond over de communicatie tussen klager en de oud-notaris. De gemachtigde van de oud-notaris had weliswaar verklaard dat hij klager had benaderd, maar er waren geen aantekeningen gemaakt van deze gesprekken, wat leidde tot twijfel over de tijdige reactie op de brieven van klager.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de klacht gegrond was, maar dat het nalaten van de oud-notaris niet zo ernstig was dat er een maatregel opgelegd moest worden. Het hof heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn in hoger beroep uitgebreide klacht en heeft de beslissing van de kamer bevestigd. Deze uitspraak is gedaan door de rechters A.M.A. Verscheure, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen op 19 april 2016.