ECLI:NL:GHAMS:2016:1459

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2016
Publicatiedatum
15 april 2016
Zaaknummer
23-1967-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake poging tot zware mishandeling en wederspannigheid door gooien van illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisanten door het gooien van een illegaal stuk vuurwerk, een vlinderbom, in hun richting. Dit gebeurde op 1 januari 2015 te Amsterdam, waar de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding door de politie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelingen zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van honderdzestig uren, met een vrijheidbeperkende maatregel. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf geëist, maar zonder de vrijheidbeperkende maatregel. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en wederspannigheid, en heeft de eerdere veroordeling bevestigd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft spijt betuigd en het hof heeft besloten om de taakstraf van honderdzestig uren op te leggen, zonder verdere maatregelen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001976-15
datum uitspraak: 15 april 2016
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-654003-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 01 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan verbalisant(en) van de Politie Eenheid Amsterdam, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een (illegaal) stuk vuurwerk (een vlinderbom) in de richting van en/of naar voornoemde verbalisant(en) heeft gegooid;
2:
hij op of omstreeks 01 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat in hoger beroep een wijziging tenlastelegging is toegelaten.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 januari 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan verbalisanten van de Politie Eenheid Amsterdam, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een illegaal stuk vuurwerk, een vlinderbom, in de richting van en/of naar voornoemde verbalisanten heeft gegooid;
2.
hij op 1 januari 2015 te Amsterdam, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feiten hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde op de grond dat niet kan worden bewezen dat de verdachte bewust, in de zin van willens en wetens, vuurwerk in de richting van verbalisanten heeft gegooid. Daardoor kan niet worden bewezen dat de verdachte met opzet zwaar lichamelijk letsel aan de verbalisanten heeft willen toebrengen. De verdachte heeft zich daarna niet verzet tegen zijn aanhouding. Hij wilde alleen opstaan om geld uit zijn broekzak te halen. Ook voor dit feit dient de verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af:
Verdachte heeft een vlinderbom, zijnde illegaal vuurwerk vanwege het harde geluid en het zogenaamde flashkruit dat het bevat, vanaf een relatief korte afstand in één rechte ongestoorde lijn ter borsthoogte gegooid in de richting van de verbalisanten, die door deze vlinderbom zouden zijn geraakt als zij niet aan de kant waren gegaan. Deze verbalisanten, die weliswaar beschermende kleding droegen, droegen geen helm of beenkappen, en hadden daarom aan het hoofd of aan andere vitale lichaamsdelen, ernstig gewond kunnen raken. Het hof is van oordeel dat door de wijze van gooien van de verdachte, in combinatie met het feit dat onbekend is op welk moment de vlinderbom zou ontploffen en dit dus ook ter hoogte van de onbeschermde hoofden van de verbalisanten tot ontploffing had kunnen komen, deze gedraging van de verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm is aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat de verdachte door aldus te handelen zich willens en wetens aan de aanmerkelijke kans heeft blootgesteld dat de verbalisanten zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen, hetgeen slechts niet is geschied ten gevolge van een van verdachtes wil onafhankelijke omstandigheid. Hierbij neemt het hof tevens in aanmerking dat het ook volgens de eigen verklaring van de verdachte in hoger beroep, om zwaar illegaal vuurwerk ging dat hij tot ontploffing bracht. Voor het overige vindt het verweer van de raadsman zijn weerlegging in de inhoud van de te bezigen bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het verzet bij de aanhouding hebben de beide verbalisanten een proces-verbaal opgemaakt. Op respectievelijk pagina 8 en 19 van het dossier is weergegeven waaruit dat verzet heeft bestaan. Beide verbalisanten verklaren afzonderlijk redelijk gelijkluidend over dit verzet, dat veel verder gaat dan hetgeen de verdachte ter zitting heeft erkend. Ook bij de raadsheer-commissaris hebben de verbalisanten geen verklaring afgelegd die daarvan afwijkt. Het enkele feit dat de verdachte heeft verklaard dat hij slechts wilde opstaan, geeft geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen de verbalisanten hebben opgeschreven in hun proces-verbaal.
De verweren van de raadsman worden mitsdien verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van honderdzestig uren met oplegging van een vrijheidbeperkende maatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, met uitzondering van de vrijheidbeperkende maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft in de oudejaarsnacht op het Leidseplein in Amsterdam, waar zich op dat moment feestvierende mensen op straat bevonden, zwaar illegaal vuurwerk afgestoken. Hij heeft een zogenaamde vlinderbom, – volgens een verder onbekend gebleven vrouw – in haar en andere mensen hun richting gegooid. Nadat verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], die daar in uniform en met toezicht belast waren, door deze vrouw op de verdachte waren gewezen, en verbalisanten naar hem toe liepen, heeft de verdachte een vlinderbom gegooid in de richting van deze verbalisanten. Verbalisanten moesten de staaf die op borsthoogte in hun richting werd gegooid, ontwijken om niet geraakt te worden en het vuurwerk kwam in de directe nabijheid van deze agenten met een enorme knal tot ontploffing, hetgeen verbalisanten pijn deed aan de oren. Vervolgens heeft de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding.
Dit zeer gevaarzettende gedrag van de verdachte dat tot zwaar lichamelijk letsel bij verbalisanten had kunnen leiden is een ernstig feit. Verdachte heeft door aldus te handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van verbalisanten en op geen enkele manier respect getoond voor deze gezagsdragers. Net als de politierechter rekent het hof hem dit zwaar aan, zodat een taakstraf minstgenomen een passende bestraffing is.
Slechts in de omstandigheid dat blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 22 maart 2016 de verdachte ná het plegen van de onderhavige feiten niet meer is veroordeeld en hij ter zitting heeft verklaard dat hij veel spijt heeft van zijn gedrag en nooit meer vuurwerk zal afsteken, vindt het hof aanleiding om te volstaan met een taakstraf zoals in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van honderdzestig uur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 45, 57, 180 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. N.A. Schimmel en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van
mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2016.
=========================================================================
[....]