ECLI:NL:GHAMS:2016:1455
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van afpersing na beoordeling van bedreigende omstandigheden en feiten
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van afpersing van een slachtoffer, waarbij hij samen met een medeverdachte op dreigende wijze had geëist dat het slachtoffer een openstaande schuld van € 4.500,- zou terugbetalen. De feiten vonden plaats op 29 november 2004, toen de verdachte en de medeverdachte naar de woning van het slachtoffer gingen en hem onder druk zetten om te betalen. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de tenlastelegging en de verklaringen van de betrokken partijen. Het hof oordeelde dat de omstandigheden niet dermate bedreigend waren dat het slachtoffer een redelijke vrees kon hebben voor geweld. De enkele aanwezigheid van de medeverdachte en de woorden die door de verdachte zijn geuit, waren onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een bedreiging met geweld. Het hof heeft daarom de vordering van de advocaat-generaal om de verdachte vrij te spreken gevolgd. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde afpersing.