Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
niet verschenen,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een bestuurder van een besloten vennootschap (B.V.) voor een belastingschuld. De appellante, die als bestuurder was aangesteld, heeft in hoger beroep beroep gedaan op een vonnis van de kantonrechter dat haar vordering tegen de geïntimeerde, een medebestuurder, had afgewezen. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de bestuurders voor niet-betaalde belastingen, waarbij de appellante stelt dat zij feitelijk nooit als bestuurder heeft gefunctioneerd en dat de verantwoordelijkheid voor de belastingen bij de andere bestuurder lag. De Belastingdienst had de appellante aansprakelijk gesteld voor de belastingschuld van de vennootschap vanwege niet-gemelde betalingsonmacht. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde als feitelijk bestuurder verantwoordelijk was voor de dagelijkse gang van zaken en dat de appellante slechts op papier bestuurder was. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde hoofdelijk aansprakelijk is voor de belastingschuld, omdat de vennootschap niet tijdig betalingsonmacht had gemeld. De grieven van de appellante zijn gegrond verklaard, het vonnis van de kantonrechter is vernietigd en de vordering van de appellante is toegewezen. De geïntimeerde is veroordeeld tot betaling van de bedragen die de appellante aan de Belastingdienst heeft betaald, vermeerderd met wettelijke rente.