Het hof overweegt als volgt.
[X] is als bloedverwant in de rechte lijn, op grond van artikel 1:432 lid 1 jo. 1:449 lid 2 BW, gerechtigd opheffing van het bewind te verzoeken.
[Y] heeft een auto-ongeluk gehad, waar zij hersenletsel en lichamelijke beperkingen aan heeft overgehouden. Als gevolg hiervan zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [Y] op 26 juni 2014, op eigen verzoek van [Y] , onder bewind gesteld.
De verzekeraar heeft [Y] in het najaar van 2014 een voorschot van € 10.000,- willen uitbetalen, als voorschot op de nog aan haar uit te keren schadevergoeding, welke is bestemd om de nadelige financiële gevolgen van het ongeval te dekken. Dit bedrag heeft [Y] niet bereikt, nu dat bedrag op verzoek van [X] is bijgeschreven op haar bankrekening en naar zeggen van [X] geheel door haar is verbruikt.
Tussen de bewindvoerder en [X] is vervolgens een geschil ontstaan over de wijze waarop het voorschot is besteed. De bewindvoerder is van mening dat [X] onvoldoende heeft verantwoord op welke wijze zij het voorschot ten behoeve van [Y] heeft besteed. Ter zitting in hoger beroep heeft de bewindvoerder nogmaals benadrukt dat eventuele kosten die [X] ten behoeve van [Y] maakt, bij haar kunnen worden gedeclareerd, mits deze worden verantwoord.
Voorts is gebleken dat [Y] in november 2015 bevallen is van een zoontje en, zoals door de bewindvoerder onbetwist is gesteld, haar woonsituatie binnenkort zal gaan wijzigen. Ook zal zij nog een, naar verwachting, aanzienlijke schadevergoeding ontvangen bestemd om de gevolgen van het ongeval te dekken.
[Y] heeft voorts verklaard dat zij thans nog hulp nodig heeft bij het regelen van haar vermogensrechtelijke aangelegenheden.
Gelet op de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het hof met de bewindvoerder van oordeel dat thans geen grond voor opheffing van het bewind aanwezig is en dat, gelet op de kwetsbaarheid van [Y] , de inzet van een professionele bewindvoerder geëigend is. Mede gelet op de verklaring van de bewindvoerder, gaat het hof ervan uit dat dit in de toekomst, indien er sprake is van meer stabiliteit in het leven van [Y] en haar financiële zaken - waaronder de aanwending van de schade-uitkering - op orde zijn, mogelijk anders kan zijn.