ECLI:NL:GHAMS:2016:1403

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
200.177.715/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing bewind en schade-uitkering na auto-ongeluk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin het verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van haar dochter [Y] werd afgewezen. [Y] heeft een auto-ongeluk gehad, waardoor zij hersenletsel en lichamelijke beperkingen heeft opgelopen. Op verzoek van [Y] werd in 2014 haar vermogen onder bewind gesteld. [X] stelt dat [Y] inmiddels in staat is om zelfstandig haar vermogensrechtelijke belangen te behartigen en verzoekt om opheffing van het bewind. De bewindvoerder is van mening dat het bewind moet blijven bestaan, gezien de kwetsbaarheid van [Y] en haar recente bevalling. Het hof oordeelt dat er geen gronden zijn voor opheffing van het bewind, gezien de omstandigheden en de noodzaak van bescherming van [Y]. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 12 april 2016
Zaaknummer: 200.177.715/01
Zaaknummer eerste aanleg: 4146019 BM VERZ 15-1281 mw
in de zaak in hoger beroep van:
[X] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. G. Martin te Purmerend.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante wordt hierna [X] genoemd.
1.2.
[X] is op 29 september 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 29 juni 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk 4146019 BM VERZ 15-1281 mw.
1.3.
De zaak is op 24 februari 2016 ter terechtzitting behandeld.
1.4.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- [X] , bijgestaan door haar advocaat;
- [Y] , de rechthebbende;
- mevrouw [A] , handelend onder de naam [de bewindvoerder] , bijgestaan door mr. P.P.J.L. Appelman te Alkmaar.
1.5.
De broer en twee zussen van [Y] , mevrouw [C] van Esdégé-Reigersdaal en de advocaat-generaal zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[X] is geboren in Groot-Brittannië [in] 1966. Zij heeft vier kinderen. Eén van hen is [Y] (hierna: [Y] ), geboren te Groot-Brittannië [in] 1987. [X] en [Y] hebben de Britse nationaliteit.
2.2.
Bij beschikking van 26 juni 2014 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [Y] - op haar eigen verzoek - onder bewind gesteld. Tot bewindvoerders, zowel tezamen als ieder afzonderlijk bevoegd, zijn benoemd [A] en [B] , h.o.d.n. [de bewindvoerder] te [plaats] (hierna zowel afzonderlijk als gezamenlijk: de bewindvoerder).

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van [X] tot opheffing van het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [Y] afgewezen.
3.2.
[X] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [Y] op te heffen.
3.3.
De bewindvoerder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ingevolge artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter in onderhavige zaak rechtsmacht, aangezien [Y] (evenals [X] ) haar woonplaats heeft in Nederland. Voor het toepasselijk recht wordt bij beschermingsmaatregelen in beginsel aangeknoopt bij de gewone verblijfplaats van de betrokkene. Dit betekent dat in onderhavige zaak Nederlands recht van toepassing is.
4.2.
Ter beoordeling aan het hof ligt voor of er een grond bestaat voor opheffing van het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [Y] .
Op grond van artikel 1:449 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 lid 1 en 2 BW, dan wel ambtshalve.
4.3.
[X] stelt zich op het standpunt dat er gronden bestaan voor opheffing van het bewind. Zij voert hiertoe aan dat [Y] inmiddels zodanig van haar ongeluk is hersteld dat zij met hulp van [X] weer geheel zelfstandig in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen en dat [Y] dit ook wil. Onder druk van de bewindvoerder heeft [Y] op of omstreeks 1 juni 2015 een verklaring getekend, waarin is opgenomen dat het verstandiger is om onder bewind te blijven. De rechtbank heeft niet geverifieerd of [Y] daadwerkelijk de wil had om onder bewind te blijven. De rechtbank heeft [Y] noch [X] gehoord. Voorts ontkent [X] dat zij gelden van [Y] heeft verduisterd. [X] heeft € 10.000,- op haar rekening ontvangen als voorschot op de schadevergoeding aan [Y] , welke is bestemd om de financieel nadelige gevolgen van het ongeval dat [Y] is overkomen te dekken. [X] heeft dit geld ten bate van [Y] uitgegeven. Zij heeft de bewindvoerder overzicht van de door haar betaalde kosten verschaft, alles aldus [X] .
4.4.
[Y] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard achter het verzoek van [X] tot opheffing van het bewind te staan. Zij is van mening thans zelf weer in staat te zijn ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Zij zou hier wel graag begeleiding bij willen. De ex-vriend van haar moeder heeft een boekhoudkundige achtergrond en is bereid [Y] te begeleiden. Ook haar moeder kan haar helpen. [Y] heeft thans geen schulden meer. In de toekomst zal zij een schade-uitkering ontvangen bestemd om de gevolgen van het ongeval te dekken. [Y] heeft een letselschadeadvocaat, waar met name haar moeder contact mee onderhoudt.
4.5.
De bewindvoerder betoogt dat de gronden voor opheffing van het bewind niet aanwezig zijn. [Y] heeft een zwaar auto-ongeluk gehad, waaraan zij hersenletsel en lichamelijke beperkingen heeft overgehouden. Zij woont begeleid in een appartement van Esdégé-Reigersdaal, maar gaat waarschijnlijk binnenkort verhuizen. Voorts is zij in november 2015 bevallen van een zoontje en kan zij slecht tegen stress. Deze omstandigheden in combinatie met het gegeven dat zij binnenkort een aanzienlijke schade-uitkering zal ontvangen, leiden ertoe dat het bewind dient te worden voortgezet. [Y] is jong en kwetsbaar. Zij dient te worden beschermd. [X] weigert openheid van zaken te geven en bewijs te verschaffen omtrent de wijze waarop het voorschot op de schade-uitkering van € 10.000,- is besteed. De bewindvoerder benadrukt dat zij ervan uitgaat dat [Y] in de toekomst wel in staat zal zijn zelf haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
4.6.
Het hof overweegt als volgt.
[X] is als bloedverwant in de rechte lijn, op grond van artikel 1:432 lid 1 jo. 1:449 lid 2 BW, gerechtigd opheffing van het bewind te verzoeken.
[Y] heeft een auto-ongeluk gehad, waar zij hersenletsel en lichamelijke beperkingen aan heeft overgehouden. Als gevolg hiervan zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [Y] op 26 juni 2014, op eigen verzoek van [Y] , onder bewind gesteld.
De verzekeraar heeft [Y] in het najaar van 2014 een voorschot van € 10.000,- willen uitbetalen, als voorschot op de nog aan haar uit te keren schadevergoeding, welke is bestemd om de nadelige financiële gevolgen van het ongeval te dekken. Dit bedrag heeft [Y] niet bereikt, nu dat bedrag op verzoek van [X] is bijgeschreven op haar bankrekening en naar zeggen van [X] geheel door haar is verbruikt.
Tussen de bewindvoerder en [X] is vervolgens een geschil ontstaan over de wijze waarop het voorschot is besteed. De bewindvoerder is van mening dat [X] onvoldoende heeft verantwoord op welke wijze zij het voorschot ten behoeve van [Y] heeft besteed. Ter zitting in hoger beroep heeft de bewindvoerder nogmaals benadrukt dat eventuele kosten die [X] ten behoeve van [Y] maakt, bij haar kunnen worden gedeclareerd, mits deze worden verantwoord.
Voorts is gebleken dat [Y] in november 2015 bevallen is van een zoontje en, zoals door de bewindvoerder onbetwist is gesteld, haar woonsituatie binnenkort zal gaan wijzigen. Ook zal zij nog een, naar verwachting, aanzienlijke schadevergoeding ontvangen bestemd om de gevolgen van het ongeval te dekken.
[Y] heeft voorts verklaard dat zij thans nog hulp nodig heeft bij het regelen van haar vermogensrechtelijke aangelegenheden.
Gelet op de hierboven beschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is het hof met de bewindvoerder van oordeel dat thans geen grond voor opheffing van het bewind aanwezig is en dat, gelet op de kwetsbaarheid van [Y] , de inzet van een professionele bewindvoerder geëigend is. Mede gelet op de verklaring van de bewindvoerder, gaat het hof ervan uit dat dit in de toekomst, indien er sprake is van meer stabiliteit in het leven van [Y] en haar financiële zaken - waaronder de aanwending van de schade-uitkering - op orde zijn, mogelijk anders kan zijn.
4.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, mr. R.G. Kemmers en mr. M.E. Burger in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016.