ECLI:NL:GHAMS:2016:1401

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
200.177.323/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omgang tussen grootmoeder en kleinkinderen in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin een omgangsregeling tussen de grootmoeder en haar kleinkinderen werd vastgesteld. De vader van de kinderen, die in hoger beroep is gekomen, verzet zich tegen deze regeling. De kinderen, geboren in 2009 en 2010, hebben een complexe achtergrond, waarbij de moeder sinds maart 2014 gedetineerd is in Zweden. De vader heeft de kinderen na een omgangsweekend in april 2014 niet teruggebracht naar de grootmoeder, wat leidde tot een langdurige periode zonder contact tussen de grootmoeder en de kinderen. De kinderrechter had eerder bepaald dat de kinderen onder toezicht stonden van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA), die later werd vervangen door Samen Veilig Midden-Nederland.

Tijdens de zitting in hoger beroep zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de vader, de gezinsmanager van de GI, de grootmoeder en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft ernstige bezwaren geuit tegen de omgangsregeling, stellende dat de kinderen getraumatiseerd zijn door hun eerdere ervaringen met de grootmoeder. De GI en de grootmoeder pleiten voor een omgangsregeling, waarbij de grootmoeder een belangrijke opvoedfiguur is voor de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van verstoorde familieverhoudingen en dat de kinderen kindsignalen vertonen. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om contact te hebben met de grootmoeder, maar dat de eerder vastgestelde omgangsregeling te uitgebreid is. Het hof heeft daarom een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen de grootmoeder ten minste twee uur per maand onder begeleiding zien, en de behandeling van de zaak is aangehouden voor verdere evaluatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 12 april 2016
Zaaknummer: 200.177.323/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 15-3236/586411
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep
advocaat: mr. E.G. Al te Nieuw-Vennep,
tegen
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de vader en de gecertificeerde instelling (GI) genoemd.
1.2.
De vader is op 22 september 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 juni 2015 van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kinderrechter), met kenmerk 15-3236/586411.
1.3.
[de moeder] (hierna: de moeder) heeft op 27 november 2015 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) heeft op 30 november 2015 een verweerschrift ingediend en heeft daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Nu JBRA, die de ondertoezichtstelling van de hierna nader aan te duiden minderjarigen uitvoerde, bij beschikking van 2 november 2015 van de kinderrechter is vervangen door Samen Veilig Midden-Nederland, merkt het hof, zoals ter zitting in hoger beroep besproken, het verweerschrift aan als mede namens de GI ingediend.
1.5.
De vader heeft op 8 januari 2016 twee maal nadere stukken ingediend.
1.6.
De zaak is op 18 januari 2016 ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de gezinsmanager namens de GI;
- [de grootmoeder] (hierna: de grootmoeder), bijgestaan door mr. W.D. van Doorn, advocaat te Amsterdam;
- de voormalig gezinsmanager, vergezeld door een collega, namens JBRA;
- mevrouw [X] ;
- mevrouw S. Klay, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
1.8.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, maar haar advocaat mr. W.D. van Doorn voornoemd heeft namens haar het woord gedaan.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie gehad. Uit hun relatie zijn geboren [A] (hierna: [kind a] ) [in] 2009 en [B] (hierna: [kind b] ) [in] 2010 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De vader heeft [kind a] bij zijn geboorte erkend.
2.2.
De moeder is sinds maart 2014 gedetineerd in Zweden. Tot haar detentie woonde zij bij de grootmoeder, die haar moeder is, en de twee minderjarige kinderen van de grootmoeder. In april 2014 heeft de vader de kinderen na een omgangsweekend niet teruggebracht naar de grootmoeder. Sindsdien wonen zij bij de vader en zijn partner - mevrouw [X] voornoemd - en haar twee dochters.
2.3.
Bij beschikking van 19 augustus 2014 van de kinderrechter zijn de kinderen onder toezicht gesteld van JBRA voor de duur van een jaar. De maatregel is nadien verlengd tot 18 augustus 2016.
In het kader van de ondertoezichtstelling zijn de kinderen op 19 augustus 2014 uit huis geplaatst bij de - destijds niet met het gezag belaste - vader.
2.4.
Bij beschikking van 22 juni 2015 van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland is bepaald dat de vader samen met de moeder het gezag zal uitoefenen over [kind a] , is aan de vader vervangende toestemming verleend tot erkenning van [kind b] en is bepaald dat de vader met ingang van de dag waarop hij [kind b] zal hebben erkend samen met de moeder het gezag zal uitoefenen over [kind b] . Tot slot is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald.
Tot 22 juni 2015 was de moeder alleen belast met de uitoefening van het gezag over de kinderen. De grootmoeder is krachtens schriftelijke volmacht van de moeder gerechtigd om in het belang van de moeder te handelen.
2.5.
Bij beschikking van 2 november 2015 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland op de voet van artikel 1:259 Burgerlijk Wetboek (BW) JBRA vervangen door Samen Veilig Midden-Nederland als gecertificeerde instelling belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is met ingang van de datum van de beschikking een omgangsregeling vastgesteld tussen de grootmoeder en de kinderen op:
- zondag 5 juli 2015 ten huize van de grootmoeder van 10.00 uur tot 17.00 uur waarbij de vader de kinderen brengt en haalt;
- zondag 19 juli 2015 ten huize van de grootmoeder van 10.00 uur tot 19.00 uur waarbij de vader de kinderen haalt en brengt;
- zaterdag 1 augustus 2015 van 13.30 uur (na zwemles) tot zondag 2 augustus 2015 17.00 uur waarbij de grootmoeder op zaterdag de kinderen uit [woonplaats] ophaalt uit zwemles en de vader de kinderen op zondag ophaalt bij de grootmoeder.
Met ingang van 15 augustus 2015 heeft de grootmoeder de kinderen bij zich een weekend per veertien dagen van zaterdag 13.30 uur tot zondag 17.00 uur waarbij de grootmoeder de kinderen op zaterdag uit [woonplaats] ophaalt uit zwemles en de vader de kinderen op zondag ophaalt bij de grootmoeder. Zodra de kinderen in het bezit zijn van een zwemdiploma A zal de omgangsregeling vervolgens plaatsvinden één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17.00 uur waarbij de grootmoeder de kinderen op vrijdag ophaalt uit school en de vader de kinderen op zondag ophaalt bij de grootmoeder.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van JBRA een omgangsregeling tussen de kinderen en de grootmoeder te bepalen van een weekend per drie weken gedurende drie maanden en nadien van een weekend per twee weken, althans een zodanige omgangsregeling te bepalen als de rechtbank juist zou achten.
Bij zelfstandig verzoek had de grootmoeder verzocht een omgangsregeling tussen haar en de kinderen te bepalen waarbij de kinderen bij haar waren van zondag 17.00 uur tot vrijdag 17.00 uur.
3.2.
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, een omgangsregeling tussen de kinderen en de grootmoeder te bepalen van eenmaal per maand gedurende maximaal twee uur onder begeleiding van de GI, en de GI te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
3.3.
De GI verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen.
In incidenteel appel verzoekt zij, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een omgangsregeling tussen de kinderen en de grootmoeder te bepalen van eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17.00 uur, waarbij de grootmoeder de kinderen ophaalt van school en de vader de kinderen op zondag ophaalt bij de grootmoeder.
3.4.
De moeder verzoekt de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van gronden.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Op grond van artikel 1:265g BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
4.2.
De vader betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat niet gebleken is van ernstige bezwaren die aan vaststelling van een omgangsregeling tussen de kinderen en de grootmoeder in de weg staan. De kinderen zijn getraumatiseerd geraakt in de periode waarin zij nog regelmatig bij de grootmoeder verbleven. Zij waren angstig en liepen achter in de ontwikkeling van hun emoties. De kinderen hebben de vader verteld dat zij zijn geslagen door de grootmoeder. Om die reden heeft de vader de kinderen in april 2014 niet teruggebracht naar de grootmoeder. Na een bezoek aan de grootmoeder vertonen de kinderen een terugval: zij slapen slecht, plassen in bed en zijn angstig. Vanwege deze zorgen is de GGD inmiddels ingeschakeld. Verder heeft de vader speltherapie ingezet, een kinderpsycholoog ingeschakeld en bezoeken de kinderen een zorgboerderij. Het gaat beter met hen nu zij de grootmoeder niet tot nauwelijks meer zien.
De vader staat open voor contact tussen de kinderen en de moeder, maar de moeder laat niets van zich horen, zelfs niet op de verjaardagen van de kinderen. De vader staat niet open voor contact tussen de kinderen en de overige familieleden van moederszijde.
4.3.
De GI wijst erop dat de kinderen een groot deel van hun leven bij de grootmoeder hebben verbleven. Tot de moeder gedetineerd raakte, woonden de kinderen met haar bij de grootmoeder en zagen zij de vader ieder weekend op grond van een omgangsregeling. Over die periode zijn er positieve terugkoppelingen geweest van derden, zoals school en Spirit pleegzorg (die betrokken is bij het gezin omdat de grootmoeder pleegouder is van haar kleinzoon). Er waren geen zorgen over de cognitieve, lichamelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Wel is er sprake van een verstoorde communicatie tussen de vader en zijn familie enerzijds en de moeder en haar familie anderzijds waar de kinderen last van hebben. [kind a] laat kindsignalen zien, maar niet gebleken is dat deze door de omgang met de grootmoeder worden veroorzaakt. Waarschijnlijk worden de kindsignalen veroorzaakt door loyaliteitsproblematiek. Vanwege de veilige hechting van de kinderen aan de grootmoeder is een omgangsregeling juist in het belang van de kinderen. De grootmoeder is een belangrijke opvoedfiguur voor hen en ook kan zij waarborgen dat de kinderen contact met de moeder onderhouden.
De GI betoogt tot slot dat de omgangsregeling thans reeds moet worden uitgebreid naar een weekend per twee weken vanaf vrijdagmiddag, ongeacht of de kinderen nog zwemles hebben. Op die manier zijn er minder overdrachtsmomenten en worden conflicten tussen de vader en de grootmoeder voorkomen.
4.4.
Door de kinderen bij zich te houden heeft de vader volgens de moeder niet in het belang van de kinderen gehandeld. Hij komt de vastgestelde omgangsregeling gebrekkig na, als gevolg waarvan ook de moeder wordt beperkt in haar contact met de kinderen. Een omgangsregeling van eens per maand is niet in het belang van de kinderen, die behoefte hebben aan een regelmatig contact met de moeder en de grootmoeder.
4.5.
Volgens de grootmoeder ging het goed met de kinderen toen zij nog bij haar woonden. Pas sinds de vader hen plotseling bij haar heeft weggehaald en op een andere school heeft gedaan, zijn de zorgen ontstaan. Er is wel eens een ongelukje bij haar thuis gebeurd, maar de grootmoeder ontkent dat er sprake is van mishandeling.
4.6.
De Raad heeft ter zitting in hoger beroep geconstateerd dat de kinderen knel zitten tussen hun vader aan de ene kant en hun moeder en grootmoeder aan de andere kant. De kinderen hebben contact nodig met beide kanten van hun familie om evenwichtig op te groeien, temeer nu zij geworteld en gehecht waren bij de moeder en de grootmoeder. Het is schadelijk voor de kinderen om het contact met de moeder en grootmoeder abrupt af te breken, omdat het hun algehele gevoel van veiligheid schaadt.
De Raad handhaaft zijn standpunt dat de door JBRA in eerste aanleg verzochte omgangsregeling in het belang van de kinderen is. De Raad heeft de betrokkenen ter zitting in hoger beroep opgeroepen daaraan hun medewerking te verlenen, zo nodig met behulp van bemiddeling.
4.7.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. Nadat de vader de kinderen in april 2014 niet naar de grootmoeder had teruggebracht na een omgangsweekend, heeft er enige tijd geen contact plaatsgevonden tussen de kinderen en de grootmoeder. In oktober 2014 en december 2014 hebben er omgangscontacten plaatsgevonden tussen de kinderen en de grootmoeder op het kantoor van de GI. Die contacten zijn goed verlopen, maar zijn niet vervolgd. Na het geven van de beschikking waarvan beroep is de omgang weer gestart, maar deze is in november 2015 opnieuw stopgezet door de vader wegens zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de grootmoeder. De grootmoeder heeft de kinderen eind september 2015 voor het laatst bij zich gehad. Zij gaat om de week naar de vader om de kinderen op te halen, maar zij krijgt hen niet meer mee.
4.8.
Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat in deze zaak sprake is van compleet verstoorde familieverhoudingen, die gekenmerkt worden door een gebrek aan vertrouwen. Verder is gebleken dat de kinderen kindsignalen vertonen. Sinds kort volgen zij daarom speltherapie en zullen zij gesprekken gaan voeren met een kinderpsycholoog. De vader aan de ene kant en de grootmoeder en de moeder aan de andere kant stellen over en weer dat de oorzaak van de problemen van de kinderen gelegen is in het gedrag van de ander. Wat er zij van de beschuldigingen van onder meer mishandeling, manipulatie en eigenmachtig optreden, vaststaat dat de kinderen klem zitten en dat er zorgen zijn om hun ontwikkeling.
Hoewel de vader en de grootmoeder van mening verschillen over de vraag of de kinderen tot april 2014 in hoofdzaak bij de grootmoeder (en de moeder) of bij de vader verbleven, is duidelijk dat de kinderen tot dat moment in ieder geval veelvuldig contact hadden met de grootmoeder, bij wie de moeder tot haar detentie woonde. Het is daarom aannemelijk dat de kinderen gehecht zijn aan de grootmoeder. Met de Raad is het hof van oordeel dat het plotseling verbreken van alle contact schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. Het is in hun belang in elk geval enig contact te hebben met de grootmoeder, niet alleen vanwege voormelde hechtingsrelatie, maar ook omdat de grootmoeder zorgt voor instandhouding van het contact tussen de kinderen en de moeder.
Hoewel contact en instandhouding van de band in het belang van de kinderen zijn, acht het hof de door de rechtbank bepaalde omgangsregeling vooralsnog te uitgebreid Voor de kinderen is sinds april 2014 veel veranderd: zij hebben sindsdien de moeder niet gezien en ook niet veel gesproken, het contact met de grootmoeder is drastisch teruggebracht, zij wonen volledig bij de vader en zijn partner en zij zijn van school gewisseld. Het betreffen voorts nog zeer jonge kinderen van respectievelijk zeven en vijf jaar oud voor wie hulpverlening wordt ingezet, onder meer in de vorm van speltherapie. Zij zijn dan ook zeer gebaat bij rust en in dat licht bezien acht het hof een beperktere omgangsregeling beter tegemoet komen aan de belangen van de kinderen.
4.9.
Onder meer gezien de kindsignalen en het gegeven dat de omgangsregeling tussen de kinderen en de grootmoeder sinds april 2014 nauwelijks structuur kent, acht het hof het te vroeg om een definitieve omgangsregeling vast te stellen. Ter zitting in hoger beroep heeft de huidige gezinsmanager verklaard dat zij een familienetwerkberaad zal plannen waarin gedragsregels kunnen worden opgesteld. Zowel de vader als de grootmoeder zou zich bereid hebben verklaard daaraan mee te werken. Het hof spreekt de verwachting uit dat alle betrokkenen zich actief inzetten om een goede onderlinge samenwerking te bewerkstelligen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet het hof aanleiding om, in afwachting van de resultaten van dit familienetwerkberaad alsmede het verloop van de hierna te bepalen omgangsregeling, de behandeling van de zaak negen maanden aan te houden. In de tussentijd dient er omgang plaats te vinden tussen de kinderen en de grootmoeder op instigatie van de gezinsmanager, waarbij het hof ervan uitgaat dat er minimaal twee uur per maand begeleid contact plaatsvindt, maar waarbij het de GI vrijstaat het contact frequenter en/of onbegeleid te laten plaatsvinden indien het belang van de kinderen zich daartegen niet verzet. Het hof gaat er verder vanuit dat de vader en zijn partner, maar ook de grootmoeder, de aanwijzingen van de gezinsmanager zullen opvolgen.
4.10.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
stelt met ingang van heden een voorlopige omgangsregeling tussen de kinderen en de grootmoeder vast op instigatie van de gezinsmanager, waarbij de kinderen de grootmoeder ten minste twee uur per maand onder begeleiding zien, maar waarbij het de gezinsmanager vrijstaat het contact frequenter en/of onbegeleid te laten plaatsvinden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de zaak pro forma aan tot
zondag 15 januari 2017met het verzoek aan de GI, de grootmoeder en de vader het hof voordien schriftelijk te berichten omtrent het verloop van de omgangsregeling tussen de kinderen en de grootmoeder alsmede de voortgang van het familienetwerkberaad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. A.V.T. de Bie en mr. A.R. van Wieren in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016.