ECLI:NL:GHAMS:2016:1400

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
200.174.829/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgangsregeling tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, [kind a] en [kind b]. De vrouw, appellante, heeft op 11 augustus 2015 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 13 mei 2015. De man, geïntimeerde, heeft op 22 september 2015 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 26 november 2015 ter terechtzitting behandeld, waarbij beide partijen en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben van mei 2006 tot april 2012 een relatie gehad en hebben samen twee kinderen. De rechtbank heeft eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar er zijn problemen ontstaan in de uitvoering daarvan. De vrouw verzoekt om een nieuwe omgangsregeling in vier fases, terwijl de man de eerdere beschikking wil bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat er na de eerdere beschikking een incident heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een gebrek aan contact tussen de man en de kinderen. Het hof oordeelt dat het op dit moment niet mogelijk is om een definitieve zorgverdeling vast te stellen en dat partijen eerst moeten werken aan hun communicatie en de omgangsperikelen. De voorlopige regeling wordt aangepast, waarbij de kinderen elke zondag bij de man verblijven en de overdracht van de kinderen op een bepaalde manier zal plaatsvinden. De zaak wordt pro forma aangehouden tot 29 mei 2016, waarbij partijen het hof op de hoogte moeten houden van de voortgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 12 april 2016
Zaaknummer: 200.174.829/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/213265 / FA RK 14-1410
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. G. Raap te Almere,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is op 11 augustus 2015 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 13 mei 2015 van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), met kenmerk C/15/213265 / FA RK 14-1410.
1.3.
De man heeft op 22 september 2015 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De vrouw heeft op 17 november 2015 nadere stukken ingediend.
1.5.
De zaak is op 26 november 2015 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw D.M. van Dijk, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van mei 2006 tot april 2012 een relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren [kind a] [in] 2009, en [kind b] [in] 2011. De man heeft [kind a] en [kind b] erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.2.
De rechtbank heeft bij beschikking van 1 oktober 2014 een voorlopige omgangsregeling tussen de man en [kind a] en [kind b] vastgesteld van zondag van 9.30 uur tot 17.30 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt.
2.3.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis in kort geding van
9 oktober 2015 bepaald dat de minderjarigen voorlopig bij de man zullen zijn:
-op zondag 4 oktober 2015 en zondag 11 oktober 2015 van 10.00 uur tot 12.00 uur;
-op zondag 18 oktober 2015 en zondag 25 oktober 2-15 van 10.00 uur tot 14.00 uur;
-op zondag 1 november 2015 en zondag 8 november 2015 van 10.00 uur tot 16.00 uur;
-vanaf zondag 15 november 2015 elke zondag van 9.30 uur tot 17.30 uur.
Voorts heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de minderjarigen telkens door de man ten huize van de grootouders (moederszijde) worden opgehaald en weer teruggebracht. De vrouw dient de minderjarigen tijdig naar de grootouders te brengen, zij dient de woning van de grootouders enige tijd voorafgaand aan het aanvangstijdstip te verlaten en tijdens de momenten van overdracht dient zij niet in of bij de woning van de grootouders aanwezig te zijn. Tevens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de man telkens uiterlijk op vrijdag om 21.00 uur voorafgaand aan het contactmoment op zondag aan de vrouw doorgeeft welke activiteit hij tijdens het contactmoment met de minderjarigen zal ondernemen

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is – voor zover in dit hoger beroep van belang – de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
-de minderjarigen verblijven tot augustus 2015 iedere zondag van 9.30 uur tot 17.30 uur bij de man;
-vanaf augustus 2015 verblijven [kind a] en [kind b] iedere zaterdag van 16.30 uur tot zondag 17.30 uur bij de man;
-vanaf oktober 2015 verblijven de kinderen van zaterdag na voetbal tot zondag 17.30 uur bij de man;
-vanaf april 2016 zullen de kinderen eens in de twee weken van vrijdag 17.30 uur tot zondag 17.30 uur bij de man verblijven, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
-tot augustus 2015 en zolang de vrouw op zondag hockeyt haalt de man de kinderen op en haalt de vrouw de kinderen bij de man op. Op de overige zondagen brengt de vrouw de kinderen naar de man en brengt de man de kinderen bij de vrouw terug;
-vanaf augustus 2015 geldt een haal- en brengregeling, waarbij de vrouw de kinderen naar de man brengt en de man de kinderen naar de vrouw terugbrengt.
3.2.
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een omgangsregeling te bepalen bestaande uit de na te melden vier fases, waarvan de duur van iedere fase in onderling overleg door partijen zal worden bepaald, in overleg met en op advies van een gezinscoach of andere deskundige en onder de voorwaarde dat de man een stabiele en vaste woonomgeving heeft.
Fase 1: Omgang vindt gedurende twee uur plaats op zondag, op een plek waar [kind a] het leuk vindt om naartoe te gaan;
Fase 2: omgang vindt de ene week plaats op zaterdag, waarbij de man de kinderen na het sporten meeneemt en de vrouw de kinderen om 17.00 uur ophaalt, en de andere week op zondag; gedurende het hockeyseizoen haalt de man de kinderen op zondag om 9.30 uur bij de vrouw op, en om 16.30 uur haalt de vrouw de kinderen bij de man op. Buiten het hockeyseizoen om worden de kinderen op zondag om 10.00 uur gebracht door de vrouw en om 17.00 uur teruggebracht door de man;
Fase 3: omgang volgens fase 2, met dien verstande dat de omgang op zaterdag wordt uitgebreid tot 18.30 en de kinderen ’s avonds bij de man eten;
Fase 4: de kinderen verblijven één weekend per veertien dagen bij de man van zaterdag na het sporten tot zondag 17.00 uur.
Tevens verzoekt de vrouw het hof te bepalen dat de man op voorhand aangeeft wat hij met de kinderen gaat doen (zodat de vrouw de kinderen hierop kan voorbereiden), en dat de man haar na afloop informeert over het verloop van de omgang en de bijzonderheden tijdens de omgang.
3.3.
De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en afwijzing van de door de vrouw voorgestelde zorgregeling. De man verzoekt tevens afwijzing van het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de man vooraf aan de vrouw aangeeft wat hij met de kinderen gaat doen tijdens de contactmomenten.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer gebleken dat zich na de bestreden beschikking, op 7 juni 2015, een incident heeft voorgedaan, waarbij de man in aanwezigheid van de kinderen heeft aangegeven dat hij de omgang niet meer zal afdwingen, zolang de kinderen niet vrijwillig met hem willen meegaan. Daarop heeft enige tijd geen omgang tussen de man en de kinderen plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft vervolgens bij vonnis van 9 oktober 2015 een gefaseerde opbouw van de omgang bepaald.
Het hof stelt vast dat, hoewel de voorzieningenrechter een rustige opbouwregeling heeft vastgesteld om de contactmomenten voor alle betrokkenen op een prettige wijze te laten verlopen, deze regeling nog niet tot een regelmatig contact tussen de vader en beide kinderen heeft geleid. Tussen de vader en [kind b] vindt inmiddels iedere zondag van 9.30 uur tot 17.30 uur omgang plaats. Hoewel [kind a] wekelijks op de plaats van overdracht aanwezig is, is zij tot op heden slechts twee keer (voor korte duur) met de vader en [kind b] meegegaan.
Hoewel niet is gebleken van problemen gedurende de contactmomenten zelf, is de weerstand van [kind a] tegen de omgang onverminderd groot, waarbij partijen van mening verschillen over de oorzaken van deze weerstand. Volgens de moeder heeft [kind a] veel rust, regelmaat en structuur nodig; het is voor haar belangrijk dat zij op voorhand weet hoe de omgang zal verlopen en dat de plannen naderhand niet worden gewijzigd. De man weet hier onvoldoende op aan te sluiten, aldus de moeder, als gevolg waarvan [kind a] niet met hem mee wil gaan.
De man is daarentegen van mening dat de weerstand die [kind a] tegen omgang laat zien wordt veroorzaakt doordat de vrouw de kinderen geen (emotionele) toestemming geeft voor omgang. Bovendien stimuleert zij de kinderen onvoldoende voor omgang, aldus de man.
De Raad heeft ter zitting in eerste aanleg aangegeven dat [kind a] zich op normale wijze lijkt te ontwikkelen, maar dat zij last lijkt te hebben van een loyaliteitsprobleem. De Raad heeft de ouders daarom geadviseerd hulp te zoeken om inzicht te verkrijgen over wat voor een effect de omgangsperikelen op de kinderen hebben. Naar aanleiding van het advies van de Raad aan de ouders zich aan te melden voor het traject “Ouderschap Blijft” en de online workshop voor gescheiden ouders bij Villa Pinedo, welk advies De Raad in hoger beroep heeft herhaald, zijn de ouders ter zitting in eerste aanleg overeengekomen zich aan dit advies te conformeren. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder verklaard dat zij inmiddels een verwijzing heeft ontvangen voor het traject “Ouderschap Blijft” en dat aanmelding voor dat traject heeft plaatsgevonden. De moeder heeft zich (nog) niet aangemeld voor de online cursus bij Villa Pinedo.
4.2.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat het op dit moment niet mogelijk is een definitieve zorgverdeling vast te stellen. Partijen dienen eerst met behulp van het traject “Ouderschap Blijft” te werken aan verbetering van hun onderlinge communicatie en aan het ontwikkelen van een (vertrouwens)basis, zodat beide kinderen op een onbelaste wijze omgang met de man kunnen hebben. Daarbij gaat het hof er vanuit dat de vrouw de online cursus voor gescheiden ouders bij Villa Pinedo, gelet ook op de beperkte kosten hiervan, alsnog zal volgen. In afwachting van de resultaten van deze begeleiding aan de ouders zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden tot 29 mei 2016.
Met de Raad is het hof van oordeel dat in de tussentijd ten aanzien van [kind b] voortzetting van de door de voorzieningenrechter vastgestelde regeling – een wekelijks contact op zondag van 9.30 uur tot 17.30 uur – het meest in zijn belang is. Dit met dien verstande dat de omgang zal worden uitgebreid tot 18.30 uur, zodat hij het avondeten bij de man kan nuttigen. Zonder verbetering van de verstandhouding tussen partijen en gelet ook op de weerstand die [kind b] op dit moment laat zien tegen een overnachting bij de man, acht het hof een nadere uitbreiding van de omgang op dit moment nog niet in het belang van [kind b] .
Zoals ook door partijen ter zitting in hoger beroep is verklaard zal in beginsel voor [kind a] dezelfde regeling gelden. Voor het welslagen van het contactherstel tussen de vader en [kind a] vraagt het hof van beide ouders de nodige inzet en een flexibele houding, zodat – aan de hand van de (toenemende) draagkracht van [kind a] (door het traject “Ouderschap Blijft” en de aan [kind a] zelf geboden begeleiding zoals de schoolmaatschappelijk werker, de cursus Kiezels en Druppels en de systeemtherapeut bij het Centrum voor Jeugd en Gezin) – de omgang kan worden opgebouwd.
Ten aanzien van de haal- en brengregeling overweegt het hof als volgt.
Zolang partijen het traject “Ouderschap Blijft” nog niet hebben afgerond en de spanningen tussen partijen nog zodanig zijn dat dit belemmerend kan werken voor de daaropvolgende omgang tussen de vader en de kinderen, bepaalt het hof dat de overdracht ’s ochtends ten huize van de ouders van de vrouw zal plaatsvinden, waarbij de man de kinderen bij de grootouders ophaalt. Nu deze spanningen tijdens de overdracht ’s middags in mindere mate invloed zullen hebben op de omgang, zal het hof bepalen dat de overdracht ’s middags ten huize van de man zal plaatsvinden, waarbij de vrouw de kinderen bij de man ophaalt. Ten overvloede merkt het hof op dat het partijen overigens vrij staat, gelet ook op de sinds de behandeling ter zitting in hoger beroep verstreken tijd, bij gewijzigde omstandigheden in onderling overleg tot een nadere (omgangs)regeling te komen.
4.3.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat de volgende, voorlopige, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden;
[kind a] en [kind b] verblijven iedere zondag van 9.30 uur tot 18.00 uur bij de man;
bepaalt dat de overdracht van de kinderen ’s ochtends ten huize van de grootouders (moederzijde) zal plaatsvinden, waar mogelijk begeleid door de opa en bij diens afwezigheid door de oma, en ‘s middags ten huize van de man;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van de zaak pro forma aan tot
zondag 29 mei 2016en draagt partijen op om uiterlijk een week vóór die datum het hof schriftelijk te berichten over de stand van zaken en over de eventueel gewenste voortgang van de procedure, onder overlegging van een afschrift van dit bericht aan de andere partij en de Raad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Wigleven, mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en mr. M. Meerman-Padt in tegenwoordigheid van mr. M. Broek-Hartenberg als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016.