ECLI:NL:GHAMS:2016:1382

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
200.173.144/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over partijdigheid en druk uitoefenen op verkoop woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. Klager, die in financiële problemen verkeerde, had de notaris aangeklaagd omdat deze als bewindvoerder over de goederen van zijn ex-partner had opgetreden, wat klager als partijdig beschouwde. Daarnaast beschuldigde klager de notaris ervan druk op hem te hebben uitgeoefend om de gezamenlijke woning te verkopen. Het hof heeft de klacht op het eerste onderdeel gegrond verklaard, omdat de notaris in een belangenconflict was geraakt door als bewindvoerder op te treden voor de vrouw, terwijl hij eerder als notaris voor beide partijen had gewerkt. Het hof oordeelde dat de notaris had moeten voorkomen dat hij in deze situatie terechtkwam. Het tweede onderdeel van de klacht, dat de notaris druk had uitgeoefend om de woning te verkopen, werd ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat het aandringen op verkoop inherent was aan de rol van de notaris als bewindvoerder. De maatregel van waarschuwing die eerder aan de notaris was opgelegd, werd bevestigd, gezien de ernst van de verweten gedragingen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.173.144/01 NOT
nummer eerste aanleg : 14-62
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 april 2016
inzake
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. G. van Atten, advocaat te Amsterdam,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 13 juli 2015 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 17 juni 2015 (ECLI:NL:TNORDHA:2015:18). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) op beide onderdelen gegrond verklaard en de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd.
1.2.
De notaris heeft op 3 september 2015 een aanvullend beroepschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid een verweerschrift in hoger beroep in te dienen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 4 februari 2016. Klager, de notaris en mr. M.M. Olthof, een kantoorgenoot van de gemachtigde van de notaris, zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De notaris heeft in mei 2006 een akte van levering gepasseerd, waarbij klager en
[naam] (hierna: de vrouw) een woning in [plaats] (hierna: de woning) in eigendom hebben verkregen. Aansluitend heeft de notaris een hypotheekakte gepasseerd. Ook heeft de notaris destijds een samenlevingscontract en testamenten voor klager en de vrouw opgesteld en verleden.
3.2.2.
In maart 2012 heeft de vrouw de woning verlaten. Klager is in de woning blijven wonen.
3.2.3.
Nadat de vrouw in april 2012 de notaris om hulp had gevraagd bij het oplossen van haar financiële problemen, heeft de notaris aan de vrouw voorgesteld om een bewind over haar goederen te laten instellen met benoeming van de [naam stichting] tot bewindvoerder. De notaris is enig bestuurder van deze stichting.
3.2.4.
Op 17 april 2012 heeft de vrouw een verzoekschrift tot onderbewindstelling over haar goederen ingediend bij de kantonrechter in de (destijds) rechtbank ’s-Gravenhage.
3.2.5.
Bij beschikking van 30 mei 2012 van voormelde rechtbank is bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de vrouw en is voormelde stichting benoemd tot bewindvoerder. De vrouw heeft klager hiervan in kennis gesteld.
3.2.6.
Klager schrijft in zijn brief van 15 oktober 2012 aan de notaris onder meer:
“(…)
Onvermijdelijk en helaas, is vanaf maart 2012 onze (zakelijke) relatie beëindigd. Dit heeft nadelige gevolgen op onze hypotheek, leningen e.d. die wij gezamenlijk hebben afgesloten. Gezien u haar bewindvoerder bent, zult u reeds op de hoogte zijn van onze huidige situatie. Vanaf maart 2012 weigert [de vrouw] haar deel aan betalingsverplichtingen te betalen. Ondanks dat zij niet op haar voormalige woonadres woont, staat er in het contract dat zij aan haar betalingsverplichtingen moet voldoen. Ik verzoek u haar te dwingen tot betalen. Nu ben ik namelijk in financiële problemen terecht gekomen. (…) In ons contract dat door u is opgesteld staat dat [de vrouw] verplicht is aan haar schulden mee te betalen. Ik weet dat [de vrouw] over de middelen beschikt dus uiteindelijk ontkomt zij er niet aan. U heeft mijn vertrouwen geschonden door een partij te kiezen, terwijl ik ook uw client ben en u netraal (hof: neutraal)
zou moeten zijn. U doet net of u haar advocaat bent en dat vind ik een zeer kwalijke zaak.(…)”
3.2.7.
Vervolgens hebben klager en de notaris zowel telefonisch contact gehad als per e-mail met elkaar gecorrespondeerd. Op 6 mei 2013 heeft er een bespreking op het kantoor van de notaris plaatsgevonden tussen klager, diens toenmalige advocaat en de notaris.
3.2.8.
Bij e-mail van 10 mei 2013 heeft de toenmalige advocaat van klager aan de notaris het volgende geschreven:
“Naar aanleiding van de bespreking van 6 mei 2013, is het volgende besproken:
- partijen zullen de woning gaan verkopen. de kosten hiervoor worden 50/50 gedeeld.
- [de notaris] zal de heer [klager] op korte termijn informeren of het maandbedrag van [de vrouw] met een bedrag van bij voorkeur € 150 hoger kan worden gesteld naar een maandelijkse bijdrage van € 750 (in plaats van de huidige € 610);
- Met betrekking tot het krediet bij [de bank] : slechts de rente zal aan de [de bank] worden voldaan, partijen zullen niet ingaan op andere voorstellen van [de bank] .
- Het is te voorzien dat na verkoop van de woning [de vrouw] een aanvraag schuldsanering zal doen;
- De heer [klager] zal zich beraden of hij eveneens schuldsanering zal aanvragen.”
3.2.9.
Bij e-mail van 14 mei 2013 heeft de notaris aan de toenmalige advocaat van klager bericht:
“Vanaf heden zal door [de vrouw] aan de [klager] een bedrag van € 680,-- per maand overgemaakt worden.
De woning zal met de grootst mogelijke voortvarendheid in de verkoop gedaan worden bij makelaar (..), conform de aanbevelingen die de makelaar doet. Ik hoop eind deze maand de woning op Funda te zien.
De overige bepalingen zijn zoals u ze aangeeft in uw mail.
3.2.10.
In december 2013 heeft de notaris de maandelijkse betalingen van € 680,- namens de vrouw stopgezet.
3.2.11.
De woning is in januari 2014 verkocht. De levering van de woning heeft in augustus 2014 plaatsgevonden. De notaris is daarbij niet betrokken geweest.

4.Standpunt van klager

De klacht van klager bestaat – kort samengevat – uit de volgende twee onderdelen.
i. De notaris had niet als bewindvoerder over de goederen van de vrouw mogen optreden, aangezien dit tegenover klager als partijdig is aan te merken.
ii. De notaris heeft druk uitgeoefend op klager om de woning te verkopen, onder meer door niet meer (ten laste van het vermogen van de vrouw) te voldoen aan de maandelijkse renteverplichtingen. Als gevolg van deze handelwijze is klager in financiële problemen gekomen.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Ontvankelijkheid
6.1.
Voorop staat dat een notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor het handelen in een andere hoedanigheid dan notaris dat voldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden.
6.2.
In de onderhavige kwestie heeft de notaris enkel gehandeld in hoedanigheid van bewindvoerder. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat gedragingen van een bewindvoerder voldoende verband houden met het daarbij passende gedragsniveau van een notaris, zodat de notaris zich voor zijn handelen als bewindvoerder tuchtrechtelijk moet verantwoorden. Klager is dan ook terecht ontvankelijk verklaard in zijn klachtonderdelen. Dat niet de notaris zelf bewindvoerder is, maar een stichting waarvan de notaris enig bestuurder is, maakt dat niet anders.
Klachtonderdeel i.
6.3.
Het hof is van oordeel dat het handelen van de notaris dat hem wordt verweten in klachtonderdeel i. als partijdig is aan te merken en tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De notaris heeft in 2006 in opdracht van klager en de vrouw diverse akten opgesteld, waaronder een akte waarin klager en de vrouw een samenlevingsovereenkomst hebben vastgelegd. Het stond de notaris niet vrij om zes jaar later als (enig bestuurder van de) bewindvoerder op te treden ter behartiging van de belangen van de vrouw. De notaris is aldus als eenzijdig behartiger van de belangen van de vrouw betrokken geraakt bij de geschillen die tussen klager en de vrouw bestonden over de betaling van onder meer de rente voor de hypothecaire lening voor de woning en de afspraken die daarover waren gemaakt in de akte (samenlevingsovereenkomst) die de notaris zelf voor partijen had opgemaakt en verleden. De notaris had dit dienen te voorkomen. In ieder geval had hij na de brief van klager aan hem van 15 oktober 2012, waarin klager hem voorhoudt dat hij neutraal moet zijn, zijn bewindvoerderschap terstond moeten beëindigen. Het verwijt van partijdigheid is terecht. Ook indien klager er vooraf mee zou hebben ingestemd dat hij als bewindvoerder zou optreden, had de notaris ervoor moeten waken dat hij niet in deze situatie zou belanden. De notaris heeft in hoger beroep te kennen gegeven dat hij in beginsel geen ‘bewindvoeringswerkzaamheden’ uitvoert voor al bestaande cliënten uit zijn protocol. Het hof volgt de notaris niet in zijn stelling dat in casu sprake was van een uitzonderlijke situatie. Het moge zo zijn dat het instellen van een meerderjarigenbewind over de goederen van de vrouw noodzakelijk was, niet is gesteld of gebleken dat het daarbij ook noodzakelijk was dat (de stichting waarvan) de notaris (de enig bestuurder was) tot bewindvoerder werd benoemd. Klachtonderdeel i. is, zoals ook de kamer heeft geoordeeld, gegrond.
Klachtonderdeel ii.
6.4.
Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt het hof als volgt. Gebleken is dat de notaris en klager een aantal malen met elkaar hebben gecorrespondeerd en dat uiteindelijk in mei 2013 in het bijzijn van de toenmalige advocaat van klager afspraken zijn gemaakt over de verkoop van de woning. Als al sprake is geweest van het (nadien) uitoefenen van druk op klager om de woning te verkopen, is dat wegens een goede reden geweest. Verkoop van de woning was, gezien de financiële situatie van klager en de vrouw noodzakelijk en in die zin zal de notaris daarop in zijn hoedanigheid van (enig bestuurder van de) bewindvoerder hebben aangedrongen. Naar het oordeel van het hof was het ‘aandringen op verkoop van de woning’ inherent aan de taak van de notaris als bewindvoerder. Die handelwijze acht het hof daarom, anders dan de kamer, op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Maatregel
6.5.
Hoewel in hoger beroep minder onderdelen gegrond worden verklaard dan door de kamer, blijft de maatregel van waarschuwing op zijn plaats gezien de aard en ernst van de verweten gedraging.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor wat betreft klachtonderdeel ii.;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel ii. ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2016 door de rolraadsheer.