Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
[naam] (hierna: de vrouw) een woning in [plaats] (hierna: de woning) in eigendom hebben verkregen. Aansluitend heeft de notaris een hypotheekakte gepasseerd. Ook heeft de notaris destijds een samenlevingscontract en testamenten voor klager en de vrouw opgesteld en verleden.
Onvermijdelijk en helaas, is vanaf maart 2012 onze (zakelijke) relatie beëindigd. Dit heeft nadelige gevolgen op onze hypotheek, leningen e.d. die wij gezamenlijk hebben afgesloten. Gezien u haar bewindvoerder bent, zult u reeds op de hoogte zijn van onze huidige situatie. Vanaf maart 2012 weigert [de vrouw] haar deel aan betalingsverplichtingen te betalen. Ondanks dat zij niet op haar voormalige woonadres woont, staat er in het contract dat zij aan haar betalingsverplichtingen moet voldoen. Ik verzoek u haar te dwingen tot betalen. Nu ben ik namelijk in financiële problemen terecht gekomen. (…) In ons contract dat door u is opgesteld staat dat [de vrouw] verplicht is aan haar schulden mee te betalen. Ik weet dat [de vrouw] over de middelen beschikt dus uiteindelijk ontkomt zij er niet aan. U heeft mijn vertrouwen geschonden door een partij te kiezen, terwijl ik ook uw client ben en u netraal (hof: neutraal)
zou moeten zijn. U doet net of u haar advocaat bent en dat vind ik een zeer kwalijke zaak.(…)”