beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.144.406/02 OK
beschikking van de raadsheer-commissaris van 31 maart 2016
P.R. DEKKER, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [F] ,
woonplaats houdend op de voet van artikel 1:14 BW te zijn kantoor te Rosmalen,
VERZOEKER,
advocaten:
mrs. P.J. van der Korsten
J. van Bekkum, kantoorhoudende te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTERS
advocaat:
mr. S.M. Marges, kantoorhoudende te Utrecht,
[C],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. E.J.M. Vannisselroy, kantoorhoudende te Veldhoven.
1.
Het verloop van het geding
1.1
1.1 In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoeker met Dekker;
- verweerster 1. met [A] ;
- verweerster 2. met [B] ;
- verweersters tezamen met [A] c.s.;
- belanghebbende met [C] .
1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 8 mei 2014, 21 mei 2014, 18 februari 2015 en 11 januari 2016.
1.3 Bij de beschikkingen van 8 mei 2014 en 21 mei 2014 heeft de Ondernemingskamer – voor zover hier van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [A] en [B] , mr. C.B. Schutte te Amsterdam (hierna ook: de onderzoeker) benoemd om het onderzoek te verrichten, het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 25.000 (exclusief btw) en, bij wijze van onmiddellijke voorziening en voor de duur van het geding, ing. G.C.J. Verweij tot bestuurder met doorslaggevende stem benoemd bij [A] en bepaald dat alle aandelen in het kapitaal van [A] ten titel van beheer zijn overgedragen aan mr. E.L. Zetteler (hierna: Zetteler).
1.4 Bij e-mail van 18 maart 2016 heeft mr. Wassenaar, kantoorgenoot van mrs. Van der Korst en Van Bekkum, namens Dekker aan de raadsheer-commissaris verzocht op de voet van artikel 2:350 lid 4 BW de onderzoeker een aanwijzing te geven om het verslag van het onderzoek nog niet te deponeren en nader onderzoek te doen. Mr. Wassenaar heeft in aanvulling op zijn e-mail van 18 maart 2016 later op die dag nog een e-mail gestuurd met als bijlage een e-mail van [D] (met bijlage).
1.5 De overige partijen als ook de door de Ondernemingskamer benoemde onderzoeker, bestuurder en beheerder van aandelen zijn bij e-mail van 18 maart 2016 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek van Dekker, tot uiterlijk 22 maart 2016. De in 1.6 te vermelden reactie van de onderzoeker houdt tevens een verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget in. Dit verzoek zal, aangezien de beslissing daarop aan de Ondernemingskamer is voorbehouden, niet in deze beschikking aan de orde komen.
1.6 [A] (bij brief van 21 maart 2016 van mr. Marges), Zetteler (bij e-mail van 21 maart 2016) en de onderzoeker (bij e-mail van 22 maart 2016) hebben zich ten aanzien van het verzoek van Dekker gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer.
1.7 [C] heeft (bij e-mail van 22 maart 2016 van mr. Vannisselroy) geconcludeerd, zo begrijpt de raadsheer-commissaris, tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair, voor het geval de raadsheer-commissaris het verzoek van [A] honoreert, verzoekt [C] om de onderzoeker tevens de aanwijzing te geven om [E] als getuige te horen.
1.8 Mr. Wassenaar heeft op 24 maart 2016 een e-mail aan de raadsheer-commissaris gestuurd waarin hij reageert op de e-mail van de onderzoeker en van mr. Vannisselroy. Deze e-mail zal buiten beschouwing worden gelaten aangezien mr. Van Wassenaar reeds als eerste aan het ‘woord’ was geweest (hij heeft het verzoek ingediend) en er geen gelegenheid is gegeven voor re- en dupliek. Een extra schriftelijke ronde is, gelet op de aard van het verzoek en de door mr. Wassenaar gevraagde spoedige behandeling van het verzoek, niet aan de orde. Ook de op voornoemde e-mail volgende berichten van mr. Vannisselroy van 29 maart 2016 en van de onderzoeker van 30 maart 2016 zullen buiten beschouwing worden gelaten.