ECLI:NL:GHAMS:2016:1266

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
23-002112-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mensenhandel en witwassen door verdachte in relatie tot slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van mensenhandel en witwassen. De tenlastelegging omvatte onder andere het werven, vervoeren en uitbuiten van slachtoffers in de prostitutie, alsook het verwerven van geldbedragen en een auto, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van meerdere zittingen en getuigenverklaringen, waarbij de rol van de verdachte en zijn medeverdachten in de uitbuitingssituatie van de slachtoffers centraal stond. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel en witwassen, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij het de verdachte beschreef als iemand die misbruik maakte van de kwetsbare positie van de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

parketnummer: 23-002112-13
datum uitspraak: 31 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-708133-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 mei 2014, 22 juni 2015, 23 juni 2015, 25 juni 2015, 24 augustus 2015, 7 september 2015, 15 maart 2016 en 17 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouwen naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 16 april 2012 te Amsterdam en/of Alkmaar en/of Zwanenburg en/of Goes en/of Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
een ander of anderen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen,
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of dreiging met één of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen,
en/of
voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer andere vrouwen (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden)
en/of
met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer andere vrouwen zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten (te weten: prostitutiewerkzaamheden),
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer andere vrouwen
en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen met één of meer van de voornoemde middelen en/of omstandigheden heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] en/of en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen met of voor een derde
bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of die afpersing en/of die misleiding en/of dat opzettelijk voordeel trekken hierin dat verdachte tezemen en in vereniging met zijn mededader(s)
ten aanzien van die [slachtoffer 1]
- die [slachtoffer 1] één of meermalen heeft gehuisvest (in Goes en/of Zwanenburg en/of Amsterdam) en/of die [slachtoffer 3] onderdak heeft verschaft en/of
- die [slachtoffer 1] gedurende meerdere weken tegen haar wil heeft gehuisvest in Zwanenburg en/of
- een of meer malen een prostitutiekamer voor de [slachtoffer 1] heeft geregeld en/of betaald en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) onder druk heeft/hebben gezet en/of er (zodoende) toe heeft/hebben aangezet en/of heeft/hebben gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken, onder meer door haar te zeggen dat zij een schuld bij hem, verdachten en/of zijn mededader(s) had en/of die [slachtoffer 1] een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten opbouwen
- die [slachtoffer 1] (meermalen) onder druk heeft gezet en/of er (zodoende) toe heeft aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- die [slachtoffer 1] werkinstructies heeft gegeven en/of laten geven en/of
- die [slachtoffer 1] zeven dagen per week heeft laten werken en/of dubbele diensten heeft laten werken en/of
- die [slachtoffer 1] tijden ziekte en/of ongesteldheid door heeft laten werken en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichte) (telefonisch en/of in persoon) die [slachtoffer 1] heeft gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- die [slachtoffer 1] verantwoording heeft laten afleggen over en/of heeft gecontroleerd op haar werktijden en/of pauzes en/of hoeveel klanten zij heeft gehad en/of
- die [slachtoffer 1] heeft beperkt in haar bewegingsvrijheid en/of die [slachtoffer 1] (ten alle tijden) nauwlettend in de gaten heeft gehouden en/of laten houden en/of de deur van haar woning op slot te doen (terwijl zij zelf geen sleutel van de woning had) en/of
- de telefoon van die [slachtoffer 1] heeft afgenomen en/of laten afnemen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft gedwongen haar borsten te vergroten (tot de maximaal haalbare cupmaat) (zodat zij meer geld kon verdienen) en/of
- die [slachtoffer 1] in elkaar heeft geslagen en/of laten slaan en/of schoppen en/of trappen (indien zij geld achterhield) en/of indien hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ontevreden op en/of boos over haar was/waren en/of
- die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedwongen seks met hem en/of zijn medeverdachte(n) te hebben (al dan niet met condoom) tegen haar wil en/of die [slachtoffer 1] anaal heeft verkracht en/of
- heeft gedreigd de kinderen van die [slachtoffer 1] iets aan te doen en/of
- die [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een vuurwapen (zodat zij voor hem, verdachte en/of zijn mededader(s) zou gaan werken) en/of
- die [slachtoffer 1] heeft opgedragen een vast bedrag per dag (1000,00) te verdienen en/of haar voor elke 100,00 die zij minder verdiende te slaan en/of haar voor elke 100,00 die zij minder verdiende een schuld bij hem, verdachte en/of zijn mededader(s) te laten opbouwen en/of
- (dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 1] heeft laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 1] een bedrag van 10.000,00 aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) heeft laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 1] een auto (ter waarde van 32.500,00) voor hem verdachte en/of zijn mededader heeft laten kopen/bekostigen en/of
ten aanzien van die [slachtoffer 2]
- met die [slachtoffer 2] een (liefdes)relatie is aangegaan en/of heeft onderhouden, en/of
- die [slachtoffer 2] één of meermalen heeft gehuisvest (in Amsterdam) en/of die [slachtoffer 2] onderdak heeft verschaft en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) onder druk heeft gezet en/of er (zodoende) toe heeft aangezet en/of heeft gebracht om in de prostitutie te werken en/of te blijven werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] heeft gezorgd voor het vervoer van en/of naar de werkkamer en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichten) (telefonisch en/of in persoon) die [slachtoffer 2] heeft gecontroleerd en/of laten controleren en/of
- die [slachtoffer 2] door heeft laten werken als zij ongesteld is en/of
- die [slachtoffer 2] verantwoording heeft laten afleggen over en/of heeft gecontroleerd op haar werktijden en/of pauzes en/of hoeveel klanten zij heeft gehad en/of
- die [slachtoffer 2] heeft beperkt in haar bewegingsvrijheid en/of die [slachtoffer 2] (ten alle tijden) nauwlettend in de gaten heeft gehouden en/of laten houden en/of
- het telefoonverkeer en/of internetgebruik en/of e-mailverkeer van die [slachtoffer 2] in de gaten heeft gehouden of heeft laten houden en/of
- de bankpas/creditcard en/of het identiteitsbewijs van die [slachtoffer 2] heeft afgenomen en/of door die [slachtoffer 2] heeft laten afstaan en/of
- die [slachtoffer 2] een borstvergroting heeft laten ondergaan (zodat zij meer geld zou kunnen verdienen) en/of
- die [slachtoffer 2] een tatouage heeft laten zetten met de naam van verdachte of zijn mededader en/of
- die [slachtoffer 2] een/of meermalen heeft geslagen en/of geschopt en/of gestompt tegen haar hoofd en/of haar lichaan en/of
- die [slachtoffer 2] (toen zij weg wilde gaan) heeft bedreigd met de dood en/of
- (dagelijks) alle dan wel een groot deel van de verdiensten uit de verrichtte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] heeft afgepakt en/of afgenomen en/of door die [slachtoffer 2] heeft laten afstaan
- die [slachtoffer 2] een auto voor hem, verdachte heeft laten bekostigen en/of op haar naam heeft laten zetten;
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 16 april 2012 te Amsterdam en/of Alkmaar en/of Zwanenburg en/of Goes en/of Groningen en/of Hoogeveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in genoemde periode bij wijze van gewoonte, een of meer (contante) geldbedrag(en) (in ieder geval een geldbedrag van 107.490,- euro) en/of een personenauto ( merk audi kenteken [kenteken 1] ) en/of andere voorwerpen, te weten:
- (telkens) een groot deel van de verdiensten uit de door [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer andere vrouwen verrichte prostitutiewerkzaamheden,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij (telkens) wist dat die/dat voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit misdrijf/misdrijven;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 16 april 2012 te Amsterdam en/of Alkmaar en/of Zwanenburg en/of Goes en/of Groningen, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband bestaande uit verdachte en [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- mensenhandel (artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht)
- witwassen (artikel 420bes/420ter van het Wetboek van Strafrecht)
- (gekwalificeerde) diefstal (artikel 311 Wetboek van Strafrecht) en/of
- overtreding van artikel 26 juncto 55 Wet Wapens en Munitie;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Gevoerde verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten

Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep ingestemd met de door de verdediging en het openbaar ministerie voorgestane werkwijze dat in eerste aanleg gevoerde verweren en onderbouwde standpunten als voorgedragen konden worden beschouwd, mits deze integraal deel zouden uitmaken van de pleitnota in hoger beroep onderscheidenlijk het requisitoir in hoger beroep. Derhalve worden de in eerste aanleg gevoerde verweren en onderbouwde standpunten die niet in de pleitnota in hoger beroep respectievelijk het requisitoir in hoger beroep zijn opgenomen, in dit arrest niet besproken.
Voorts heeft het hof ingestemd met de verwijzing in het onderhavige pleidooi naar de verweren die door de raadslieden van de medeverdachten zijn voorgedragen zodat deze, voor zover van toepassing, ook in het onderhavige arrest zullen worden besproken.

Geldigheid inleidende dagvaarding feit 2

Het hof is van oordeel dat de in feit 2 opgenomen zinsnede “en/of één of meer andere vrouwen” onvoldoende feitelijk is, zodat de tenlastelegging ten aanzien van die zinsnede niet voldoet aan artikel 261 Wetboek van Strafvordering en de inleidende dagvaarding in zoverre nietig is.
Voorts heeft de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 2] ten aanzien van het in die zaak gelijkluidend onder 2 ten laste gelegde het volgende verweer gevoerd:
Primair stelt de verdediging dat de tenlastelegging nietig is. [medeverdachte 2] weet niet waartegen hij zich heeft te verweren”.
Ten aanzien van dit verweer, dat tevens is gevoerd in de zaak van de verdachte, overweegt het hof als volgt.
De motivering van het verzoek is toegespitst op [medeverdachte 2] . In de omstandigheid dat deze niet zou weten waartegen hij zich heeft te verweren noch overigens ziet het hof voldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat in de zaak van de verdachte de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet duidelijk is. Nu deze voorts naar plaats en tijd voldoende gespecificeerd is verwerpt het hof het verweer.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte op de volgende gronden.
I. Aangeefster [slachtoffer 1] is op 13 december 2012 (en ook op 4 juni 2012 en 27 november 2012) door de politie gehoord, zonder dat de raadslieden daarvan op de hoogte waren, terwijl de rechter-commissaris al op 10 mei 2012 had beslist dat [slachtoffer 1] in het kader van een mini-instructie zou worden gehoord en de raadslieden bij dat verhoor aanwezig mochten zijn. Ook zijn door [slachtoffer 1] – in het bijzonder op 13 december 2012 – geuite ontlastende passages niet gerelateerd door de politie in het proces-verbaal van dat verhoor en is zij in haar verklaring gestuurd door de politie. Voorts hebben de bij dat verhoor betrokken opsporingsambtenaren gelogen over de totstandkoming van dat verhoor.
II. Door de politie zijn verdachten en getuigen beïnvloed: tegen [slachtoffer 2] is gezegd dat ze haar auto, die in beslag was genomen, pas terug zou krijgen als ze aangifte zou doen; de moeder van [slachtoffer 2] is onder druk gezet om te verklaren dat [slachtoffer 2] slachtoffer was; volgens [slachtoffer 3] heeft de politie haar “helemaal gek gemaakt” en is haar gezegd dat ze het onder haar in beslag genomen geld pas terug zou krijgen als ze aangifte zou doen; de politie heeft de liefde van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] voor [medeverdachte 1] , alsmede [slachtoffer 4s] zwangerschap gebruikt om deze getuigen tegen elkaar uit te spelen.
III. Het openbaar ministerie heeft aanvankelijk processtukken die vooral bestonden uit ontlastende verklaringen aan de verdediging onthouden. Deze stukken zijn pas later in het dossier gevoegd.
IV. In het kader van rechtshulpverzoeken zijn getuigen gehoord, onder wie dr. [dokter] in België, zonder dat de rechter-commissaris en de verdediging hierover zijn geïnformeerd. In het kader van de waarheidsvinding had de verdediging in de gelegenheid moeten worden gesteld bij die verhoren aanwezig te zijn, temeer nu een gerechtelijk vooronderzoek liep. Doordat dit niet is gebeurd, is sprake van “schending van het aanwezigheidsrecht” en zijn de rechten en belangen van de verdachte onherstelbaar geschaad.
V. Het openbaar ministerie heeft vooringenomen gehandeld doordat eenzijdig opsporingsonderzoek is verricht, louter gericht op de bewijsgaring tegen “de groep van [bijnaam van medeverdachte 1] ”, waardoor in het bijzonder de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] is verdoezeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ad I
Hoewel de wet parallelle opsporing toelaat en het in dat verband kan voorkomen dat getuigen bij de politie worden gehoord, terwijl de rechter-commissaris reeds doende is getuigen te horen en anderszins onderzoek te (doen) verrichten, is het hof van oordeel dat het verhoor van [slachtoffer 1] op 13 december 2012 bij de politie buiten aanwezigheid van de raadslieden nadat de rechter-commissaris had bepaald dat dat verhoor in zijn kabinet zou plaatsvinden en dat de raadslieden van de verdachten daarbij aanwezig mochten zijn, zodanig onzorgvuldig is dat van een vormverzuim moet worden gesproken. Dit vormverzuim is niet hersteld door de raadsman/vrouw alsnog aanwezig te laten zijn bij de latere verhoren van [slachtoffer 1] .
Maar zelfs indien moet worden aangenomen, zoals door de verdediging is gesteld, dat de politie hierbij met “boos opzet” heeft gehandeld en dat de verdachte in zijn belangen is geschaad doordat de rechter-commissaris over bedoeld verhoor bij de politie niet tijdig is ingelicht, leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat weliswaar is aangevoerd dat door voormeld handelen beginselen van een behoorlijke procesorde zijn geschonden, maar niet is betoogd op welke concrete wijze tekort is gedaan aan het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Het verzuim van de politie het desbetreffende verhoor van [slachtoffer 1] volledig te relateren, is immers hersteld. De gestelde aantasting van de waarheidsvinding is evenmin nader geconcretiseerd, terwijl het hof bij de waarheidsvinding voor wat betreft de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen geen noemenswaardige obstakels heeft ondervonden.
Ad II
Het hof acht geenszins aannemelijk dat de politie tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze haar auto pas terug zou krijgen als ze aangifte zou doen noch dat aan haar moeder is verteld wat ze moest verklaren. Evenmin is aannemelijk dat ongeoorloofde druk is uitgeoefend op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , terwijl tevens moet worden geconstateerd dat, voor zover zij al enige druk van de kant van de politie hebben ondervonden, dit geen effect heeft gehad, nu geen van beiden aangifte tegen de verdachte heeft gedaan.
Enig vormverzuim kan derhalve niet worden vastgesteld.
Ad III
Voor zover het onthouden van de genoemde stukken aan de verdediging als een vormverzuim moet worden aangemerkt, is dit in een later stadium hersteld, zodat artikel 359a Sv daarop niet van toepassing is.
Ad IV
Nu in het verweer slechts in het algemeen wordt gesproken van “rechtshulpverzoeken”, van de gehoorde “getuigen” alleen dr. [dokter] bij naam is genoemd en verder op geen enkele wijze is geconcretiseerd waarom de rechten en belangen van de verdachte “onherstelbaar zijn geschaad”, voldoet het niet aan de daaraan te stellen eisen, zodat het geen respons behoeft.
Ad V
De omstandigheid dat het opsporingsonderzoek was gericht op “de groep van [bijnaam van medeverdachte 1] ” kan geen bevreemding hebben gewekt, nu ten aanzien van die groep, bestaande uit onder anderen de verdachte en zijn medeverdachten, verdenking bestond van (medeplegen van) mensenhandel. Niet aannemelijk is geworden dat politie en openbaar ministerie daarbij “eenzijdig” te werk zijn gegaan en/of “vooringenomen” hebben gehandeld; overigens is niet nader toegelicht wat daaronder in dit verband moet worden verstaan.
Het voorgaande brengt het hof tot de slotsom dat door politie en/of openbaar ministerie geen ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijk proces. Het hof vermag voorts niet in te zien, anders dan door de verdediging is gesteld, dat zich een “fundamentele inbreuk” heeft voorgedaan waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt.
Het verweer wordt dan ook in al zijn onderdelen verworpen.

Vrijspraak feit 1 (partieel), 2 (partieel) en 3

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten aanzien van [slachtoffer 1] is ten laste gelegd en hetgeen hem onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft vele verklaringen afgelegd over het feit dat zij door onder anderen [verdachte] gedwongen zou zijn in de prostitutie werkzaam te zijn en de daarmee gegenereerde verdiensten af te staan. Op grond van die verklaringen en de overige inhoud van het dossier acht het hof het zeer aannemelijk dat [slachtoffer 1] gedurende langere tijd werkte in de prostitutie, alsmede dat zij met regelmaat contact had met [verdachte] , dat hij zich met haar werkzaamheden bemoeide en ook deelde in haar verdiensten. Ook sluiten haar verklaringen over de door [medeverdachte 1] opgelegde (en door een [medeverdachte 1] bekende arts uitgevoerde) borstvergroting aan bij de verklaringen van [slachtoffer 2] die dezelfde behandeling heeft ondergaan.
Naar het oordeel van het hof is evenwel onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen [verdachte] is ten laste gelegd voor wat betreft de gedwongen prostitutie en uitbuiting van [slachtoffer 1] . Het hof wijst op de verklaringen van vele getuigen, inhoudende dat [slachtoffer 1] volledig vrij was te gaan en staan waar zij wilde, dat zij van het door haar verdiende geld veel luxe goederen aanschafte voor zichzelf en voor haar kinderen, dat ze een zeer mondige prostituee was en geenszins de indruk wekte te worden mishandeld, onder druk gezet of gecontroleerd door derden. Het gaat hier onder meer om getuigen van wie [slachtoffer 1] juist had gezegd dat zij de juistheid van haar verhaal konden bevestigen, hetgeen zij dus niet hebben gedaan. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] is op het punt van haar gedwongen prostitutie en uitbuiting aldus niet in toereikende mate vast te stellen.
Op grond hiervan en gelet op de ontkenning van [verdachte] dat hij zich ten aanzien van [slachtoffer 1] aan enig strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, kan niet met voldoende zekerheid wordt vastgesteld of en, zo ja, op welke wijze, hij betrokken was bij mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2 (witwassen)
Niet is komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk verdiensten van [slachtoffer 1] uit prostitutiewerkzaamheden heeft verworven, voorhanden gehad of overgedragen, zodat de verdachte in zoverre van feit 2 moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 (criminele organisatie)
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden afgeleid dat sprake was van een criminele organisatie.

Vormverzuimen en bewijsuitsluiting

De verdediging heeft betoogd dat voor zover het verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, niet wordt gehonoreerd, dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Nu het enige vormverzuim dat bij de bespreking van voormeld verweer is geconstateerd, ziet op het horen van [slachtoffer 1] (buiten aanwezigheid van de verdediging), geen sprake is van een aanmerkelijke schending van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift en de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen hem met betrekking tot [slachtoffer 1] is ten laste gelegd, passeert het hof dit verweer.

Bewijsverweer ten aanzien van [slachtoffer 2] (feit 1 en 2)

De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] , afgelegd bij gelegenheid van haar aangifte en verhoren bij de rechter-commissaris, veel inconsistenties en onjuistheden bevatten, en heeft daartoe het volgende betoogd.
De aangifte van [slachtoffer 2] is grotendeels onjuist en leugenachtig. Om die redenen kunnen deze verklaringen niet bijdragen aan de bewijsvoering en dienen ze van het bewijs te worden uitgesloten. De verdediging is ermee bekend dat aan vermeende slachtoffers van mensenhandel vaak van alles wordt voorgehouden, zodat zij een belastende verklaring zullen afleggen. [slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de politie haar had medegedeeld dat zij alles terug zou krijgen wat ze kwijt was als ze de waarheid zou spreken. Ook heeft zij bij de raadsheer-commissaris verklaard dat haar een geldbedrag was toegezegd als zij aangifte zou doen.
In haar eerste verklaring heeft [slachtoffer 2] beweerd dat zij uit vrije wil in de prostitutie werkzaam was. Zij heeft meermalen gezegd dat geen sprake was van enige dwang. Zij heeft ook gezegd dat [verdachte] (
hierna: [verdachte]) voor haar zorgde en op haar lette, hetgeen in een relatie gewoon is. De ouders van [slachtoffer 2] en haar broer hebben verklaard dat zij een liefdevolle relatie had met [verdachte] . [slachtoffer 2] loog in telefoongesprekken. De verdediging acht het, als alternatief scenario, waarschijnlijker dat ze nu liegt omdat ze niet de aandacht krijgt die ze wil nu [verdachte] weg is.
De tapgesprekken zijn voor verschillende uitleg vatbaar; [verdachte] en [slachtoffer 2] hadden een relatie. Voor de verklaringen van [slachtoffer 2] bestaat, naast enkele tapgesprekken, geen steunbewijs.
De oom van [verdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] kapot was van de scheiding na de aanhouding van [verdachte] . Dit ondersteunt de onjuistheid van hetgeen [slachtoffer 2] heeft verklaard omtrent haar angst voor [verdachte] .
De verklaring van [slachtoffer 2] in haar aangifte over de personen die bij haar en haar vriend op bezoek zijn geweest, is tegenstrijdig met de verklaring die zij later heeft afgelegd bij de raadsheer-commissaris, nu zij het eerst had over vrienden en later over personen die door [medeverdachte 1] en [verdachte] waren gestuurd en zij in haar aangifte een te betalen bedrag van € 25.000 noemde en bij de raadsheer-commissaris een bedrag van
€ 30.000. De aangifte door [slachtoffer 2] is ingegeven door de omstandigheid dat zij ervan baalde dat de relatie met [verdachte] over was.
De contacten die zij op Facebook had met de neef van [verdachte] , genaamd [neef van verdachte] , spreken boekdelen. Daaruit blijkt dat zij degene is geweest die contact met [neef van verdachte] heeft gezocht en dat deze contacten hebben geduurd van 6 juli 2012 tot 20 augustus 2013. Hoe kan zij bang zijn geweest voor [verdachte] als zij helemaal geen contact meer met hem had? Uit deze Facebook-contacten volgt dat haar aangiften sowieso grotendeels leugenachtig zijn.
Het hof overweegt als volgt.
Met de rechtbank slaat het hof er acht op dat [slachtoffer 2] , vóór haar aangifte van 25 september 2013 en (gedeeltelijk) in tegenspraak daarmee, heeft verklaard dat zij een normale relatie met [verdachte] had, vrijwillig in de prostitutie werkzaam was en geen aangifte wilde doen.
Dit betekent echter niet dat de betreffende aangifte en de daarna door haar afgelegde verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs, indien er een aannemelijke verklaring voor de wijziging van relevante onderdelen hiervan is en deze ook overigens op wezenlijke onderdelen voldoende consistent en betrouwbaar zijn.
In de onderhavige situatie is hiervan naar het oordeel van het hof sprake.
De verklaring die [slachtoffer 2] heeft gegeven voor de wijziging van haar verklaringen, te weten angst voor [verdachte] , diens familie en [medeverdachte 1] , acht het hof niet onaannemelijk en hiervoor voldoende redengevend zodat hierin op zichzelf geen grond wordt gevonden haar (latere) verklaringen uit te sluiten van het bewijs. Het hof acht voorts, anders dan de verdediging, de voor de bewezenverklaring te bezigen verklaringen van [slachtoffer 2] op wezenlijke punten voldoende eenduidig, consistent en betrouwbaar om deze bij de bewijsbeslissing in aanmerking te nemen. De door de verdediging geconstateerde verschillen, voor zover hiervan al sprake is, tasten niet de kern aan van de verklaringen van [slachtoffer 2] met betrekking tot het ten laste gelegde.
Hierbij neemt het hof het volgende in aanmerking.
[slachtoffer 2] is over haar Facebook-contacten met [neef van verdachte] door de verdediging bevraagd tijdens haar verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 11 november 2014. Haar zijn gedeelten van de als bijlagen bij dit verhoor gevoegde Facebook-contacten met [neef van verdachte] voorgehouden, waaronder haar uitlating dat zij nog van [verdachte] houdt. Zij heeft verklaard dat het klopt dat zij aan [neef van verdachte] mededelingen van deze strekking heeft gedaan om te zorgen dat de verhoudingen goed bleven. Zij wilde geen problemen en was nog steeds bang voor [verdachte] , bang dat hij haar via anderen zou bedreigen. [slachtoffer 2] heeft tijdens dit verhoor ook verklaard dat de gesprekken niet in hun geheel zijn weergegeven op de kopieën die de verdediging daarvan had overgelegd. Het hof merkt hierover allereerst op dat [slachtoffer 2] en [neef van verdachte] beiden in deze contacten diverse talen door elkaar gebruikten en deze voornamelijk fonetisch zijn genoteerd. Aldus zijn flarden tekst zichtbaar waarvan de context ontbreekt. Er kan dus nauwelijks iets uit worden opgemaakt. De verklaring die [slachtoffer 2] heeft gegeven voor het feit dat een deel van de inhoud ervan niet overeenkomstig de waarheid was, acht het hof niet onaannemelijk. Het hof trekt hieruit derhalve niet de verregaande conclusie die de verdediging daaraan verbindt.
De omstandigheid dat familieleden van [slachtoffer 2] zouden hebben gesproken van een liefdevolle relatie tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] is evenmin reden de (latere) verklaringen van [slachtoffer 2] van het bewijs uit te sluiten. Het betreft slechts een interpretatie over de aard van de relatie van [slachtoffer 2] met [verdachte] . Deze familieleden, die in het buitenland woonden en [slachtoffer 2] sporadisch met [verdachte] samen hebben ontmoet, hebben geen concrete waarnemingen gemeld die op wezenlijke onderdelen in tegenspraak zijn met hetgeen [slachtoffer 2] in belastende zin over de verdachte en [verdachte] heeft verklaard.
Evenmin is er een concreet aanknopingspunt dat [slachtoffer 2] , als geopperd door de verdediging, haar voor [verdachte] belastende verklaringen opzettelijk in strijd met de waarheid heeft afgelegd om redenen van geldelijk gewin dan wel op grond van andere onzuivere motieven.
De aangehaalde inconsistenties van de verdediging in de verklaringen van [slachtoffer 2] met betrekking tot gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op 10 januari 2015 zijn van dusdanig ondergeschikt belang dat daaraan, nog daargelaten dat deze niet zien op de ten laste gelegde feiten, niet de door de verdediging getrokken conclusie dient te worden verbonden.
Het hof acht de belastende verklaringen van [slachtoffer 2] wel degelijk betrouwbaar, temeer nu deze worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, die onder meer de volgende omstandigheden inhouden:
  • [slachtoffer 2] stuurde veelvuldig sms-berichten, met in aantal wisselende kruisjes, aan [verdachte] , waarna hij haar direct na deze sms’jes terugbelde. Dit ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij een sms-bericht aan [verdachte] moest sturen als zij een klant had, waarbij een “x” in het bericht betekende: € 50 en de vermelding van “xx” € 100.
  • [verdachte] is op 7 maart 2010 in verband met de mishandeling van een klant van [slachtoffer 2] op de Wallen in Amsterdam aangehouden.
  • De broer van [slachtoffer 2] heeft op 11 november 2014 als getuige bij de raadsheer-commissaris verklaard een keer op de webcam te hebben gezien dat [slachtoffer 2] blauwe plekken had op haar arm en middel.
  • Uit tapgesprekken blijkt dat [verdachte] op 5 januari 2012 tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij een auto gevonden had, een S4 voor 9600 in Den Bosch. Verbalisanten hebben op 5 januari 2012 gezien dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op 5 januari 2012 bij autobedrijf “ [bedrijf] ” in Den Bosch naar binnen zijn gegaan en in een auto gingen zitten.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd noch anderszins ziet het hof dan ook aanleiding de latere aangifte/verklaringen van [slachtoffer 2] uit te sluiten van het bewijs.
Het verweer wordt dan ook verworpen.

Nadere bewijsoverwegingen ten aanzien van [slachtoffer 2] (feit 1 en 2)

[slachtoffer 2] heeft in haar aangiften van 25 september en 21 oktober 2013 verklaard dat [verdachte] haar heeft uitgebuit in de periode van half februari 2010 tot december 2012 en dat hij bijna drie jaar van haar geld heeft geleefd. Volgens [slachtoffer 2] heeft [verdachte] haar behandeld alsof zij een dier was. [5] [slachtoffer 2] beschouwde [medeverdachte 1] als de baas, hij had iedereen in zijn macht. [6] [medeverdachte 1] en [verdachte] waren de hele tijd samen. [7] [verdachte] luisterde naar zijn opdrachten. [8] Er was de hele tijd een smoesje zodat er geld naar [medeverdachte 1] ging. [9]
[verdachte] sloeg en schopte haar. [10] Hij heeft haar psychisch kapot gemaakt. Hij zei:
Kijk in de spiegel, jij bent niet eens 50 euro waard. Zij vond dat zij
in zijn handen was, zijn familie was er de hele tijd. [11] [12]
[slachtoffer 2] heeft [verdachte] en [medeverdachte 1] nooit zien werken. Zij waren bezig met fitnessen en zaten op terrasjes te wachten op de sms-berichten met de verdiensten van de prostituees [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . [13]
[slachtoffer 2] heeft [verdachte] op 1 februari 2010 leren kennen toen zij in Alkmaar als prostituee aan het werk was. [14] Zij heeft [medeverdachte 1] op dezelfde dag voor het eerst ontmoet. [15] In die periode had [slachtoffer 2] een relatie met ene [man 1] , van wie zij onbeschermd seks met klanten moest hebben en die al haar geld afnam. Niet lang daarna, in februari 2010, zijn [slachtoffer 2] en [verdachte] gaan samenwonen. [verdachte] hield haar voor dat het bij hem anders zou zijn, dat zij zou werken wanneer zij zelf zou willen en dat zij alleen zou doen wat zij zou willen.
[slachtoffer 2] ging met [verdachte] uit Alkmaar weg, omdat zij niets te verliezen had, aangezien zij toch niets had. [16] Zij was bang en kende niemand en had geen contact met iemand anders. [17] Ze sprak geen Nederlands of Engels. [18]
[verdachte] vroeg haar of zij in Amsterdam als prostituee wilde werken; hij zou haar daarmee kunnen helpen. [slachtoffer 2] stemde ermee in. Zij mocht met niemand contact hebben, behalve haar familie en de familie van de verdachte. [verdachte] gooide de simkaart van haar telefoon met al haar contacten weg. [19]
In Amsterdam mocht [slachtoffer 2] niet met de papieren werken die zij in Alkmaar had. Op de dag waarop zij het (voor Amsterdam) benodigde document kreeg, liet [verdachte] haar in Amsterdam in de rosse buurt elke ‘
office’ zien waar zij kon werken. [20] [slachtoffer 2] stond vanaf op 17 februari 2010 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als prostituee. [21]
In die periode woonden [verdachte] en [slachtoffer 2] in [wijk 1] . [slachtoffer 2] had geen sleutel van die woning. Zij had er wel om gevraagd, maar [verdachte] had haar gezegd dat zij geen sleutel nodig had omdat hij haar naar haar werk zou brengen en zou ophalen. Hij bracht haar ook naar haar werk en haalde haar op. Hij had tegen haar gezegd dat hij toch geen werk had en dat het zijn taak zou zijn zich met haar bezig te houden. Hij was voortdurend bij haar.
Volgens [slachtoffer 2] is het voorgekomen dat [verdachte] wegging en zij thuis achterbleef terwijl de deur op slot was. [22]
[verdachte] zei tegen [slachtoffer 2] dat zij hem kon bellen als zij problemen met een klant had, dan zou hij haar komen helpen. Hij hield haar voor dat zij haar kamer kwijt zou raken als zij drie keer de politie zou bellen. [23]
Dat [verdachte] ook daadwerkelijk optrad als zij problemen met klanten had, blijkt (mede) uit feit dat hij op 7 maart 2010 samen met [medeverdachte 2] op de Wallen is aangehouden in verband met de mishandeling met een ploertendoder van [klant van slacthoffer 2] , een klant van [slachtoffer 2] . [24] [klant van slacthoffer 2] verklaarde dat hij beide mannen als pooiers kende die in het Wallengebied actief waren. Volgens [slachtoffer 2] had zij een conflict met een klant gehad waarop zij [verdachte] had gebeld en hij was naar haar toe gekomen. [25] Hij was binnen vijf minuten, misschien zelfs korter, ter plaatse. In die periode woonden ze in [wijk 1] zodat hij in dat korte tijdsbestek niet van thuis kon zijn gekomen. [26]
Het optreden van [verdachte] in geval van problemen met klanten blijkt ook uit een tapgesprek van 17 maart 2012, waarin [slachtoffer 2] zei dat zij problemen met een klant had en de verdachte zei dat hij er binnen 1 à 2 minuten zou zijn. [27] [verdachte] heeft ook verklaard dat [slachtoffer 2] hem belde als zij problemen had met een klant. [28]
Als gevolg van de mishandeling op 7 maart 2010 was [verdachte] vanaf die datum acht maanden gedetineerd. Hij heeft hierover verklaard:
omdat hij iemand op straat met een stalen knuppel heeft geslagen. [29]
[medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 2] naar Groningen gebracht, opdat zij daar als prostituee kon werken. [30] Zij is daar al op 11 maart 2010 werkend aangetroffen, slechts vier dagen na de aanhouding van [verdachte] . [31] [slachtoffer 2] verbleef in die periode bij een familielid [32] van [verdachte] , die zij [bijnaam van familielid van verdachte] noemde
(het hof begrijpt: [familielid van verdachte] ),aan de [adres 2] in Hoogeveen. Zij moest één keer per week haar geld in de woning in Hoogeveen achterlaten. [verdachte] had gezegd dat ze dit moest doen. Toen zij geld nodig had voor een behandeling van ontstoken tandvlees, heeft [bijnaam van familielid van verdachte] haar gezegd dat zij daar geen geld had. [33] [slachtoffer 2] moest [medeverdachte 1] € 2000 betalen omdat hij haar naar Groningen had gebracht. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] ook een envelop met € 3000 gegeven voor anabolen. [34]
Na acht maanden kwam [verdachte] vrij en toen begonnen volgens [slachtoffer 2] de mishandelingen. [35] [slachtoffer 2] en [verdachte] woonden gedurende de eerste twee maanden na zijn detentie bij een kennis van de verdachte in [wijk 2] . Daarna zijn zij met behulp van [medeverdachte 1] naar [wijk 3] verhuisd. [36] [verdachte] had de woning aan de [adres 3, 1 hoog] in Amsterdam via [medeverdachte 1] geregeld. [37] [medeverdachte 1] was bevriend met de eigenaar van het huis, [eigenaar van het huis] .
Een vriendin van [medeverdachte 1] , genaamd [slachtoffer 4] , die eveneens als prostituee werkzaam was, heeft verklaard dat zij vier jaar heeft gewoond aan de [adres 3] [38] en dat zij de eigenaar [eigenaar van het huis] kende via [medeverdachte 1] . [39] Een andere vriendin van [medeverdachte 1] , genaamd [slachtoffer 3] , ook werkzaam als prostituee, woonde in een ander appartement van [eigenaar van het huis] [40] aan de [adres 4, 2 hoog] in Amsterdam. Op de begane grond van dit pand was een seksinrichting annex automatenhal gevestigd. [41] Op de eerste verdieping van dit pand woonde een prostituee genaamd [vrouw 1] en haar vriend [man 2] . [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij zich in 2006 heeft laten inschrijven op het adres [adres 4] in Amsterdam. [medeverdachte 1] had de beschikking over de sleutel van de voordeur van zijn woning in Hoogeveen, de [adres 3] en van de [adres 4] in Amsterdam. [42]
[verdachte] heeft [medeverdachte 1] omschreven als een goede vriend en familie met wie hij veel optrok. Op de vraag of [verdachte] nog meer vrienden had, heeft [verdachte] geantwoord:
nee alleen [bijnaam van medeverdachte 1] (hof: [medeverdachte 1] ), hij is verre familie. [man 3] is nog verdere familie, [neef van verdachte] ook. Ik heb geen andere vrienden. [43]
[verdachte] woonde aan de [adres 3] in Amsterdam bij [slachtoffer 2] in. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in het begin niet constant bij haar woonde maar dat dit later wel het geval was. [44] [verdachte] heeft ook verklaard dat hij meestal bij [slachtoffer 2] was. [45] Zij betaalde de huur voor de woning, die € 750 per maand bedroeg [46] en de energierekeningen. [47] Volgens [slachtoffer 2] wilde [verdachte] na zijn detentie alles weten over hetgeen zij in die periode had gedaan. [48] Zij mocht op haar werk met niemand praten. [49] Elke keer als zij contact met iemand had, werd zij mishandeld. [50] [verdachte] leefde van het geld van [slachtoffer 2] en van de uitkering die hij zonder haar medeweten had. [51] [slachtoffer 2] had niet de beschikking over haar geld. [52] Als zij thuis kwam, moest zij het verdiende geld op tafel leggen of ging [verdachte] in haar tas kijken hoeveel geld zij had. [53] Zij hield alleen geld voor eten en het huren van haar kamer over. Zij had dagelijks maximaal € 10 tot haar beschikking. [54] Zij had wisselende inkomsten, op goede dagen 500 tot 700 euro per dag. [55] Zij werkte zes dagen per week. [56] [verdachte] heeft datzelfde verklaard:
zij werkte soms de hele week, soms een dag niet. Eén dag per week had ze vrij. [57] Ze werkte soms vanaf 19 uur, soms 22.00 uur, tot ongeveer 3 uur a 3.30 uur. [58]
Als zij aan [verdachte] uitleg vroeg over waar het geld was, werd zij in elkaar geslagen. [59]
Alles wat zij heeft overgehouden van haar inkomsten, is € 6.700 van de auto en € 3.000 voor de borstoperatie. [60]
Uit stukken in het telecomdossier blijkt eveneens dat [verdachte] [slachtoffer 2] instrueerde over de (minimum)bedragen die zij voor haar werk aan klanten moest vragen. [61] Uit stukken uit het telecomdossier blijkt tevens dat [slachtoffer 2] veelvuldig sms’jes met in aantal wisselende kruisjes naar [verdachte] stuurde en dat hij haar direct na de binnengekomen sms’jes terugbelde. [62] De vermelding van een ‘x’ in de sms betekende € 50; de vermelding van ‘xx’ betekende € 100. [63] [64] [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] deden dat ook voor [bijnaam van medeverdachte 1] . Wat [bijnaam van medeverdachte 1] deed, moest [verdachte] ook met [slachtoffer 2] doen:
Hij zei je moet precies doen als [bijnaam van slachtoffer 3]( [slachtoffer 3] )
en [bijnaam van slachtoffer 4]( [slachtoffer 4] )
, hun sturen een smiley, je moet ook zoiets gaan doen. Dat kruisje was een idee van [verdachte] of [bijnaam van medeverdachte 1] .
[slachtoffer 2] vroeg in sms-berichten vaak toestemming aan [verdachte] of zij zich mocht gaan verkleden, [65] gezien het tijdstip in de nachtelijke uren kennelijk om met haar werkzaamheden te stoppen.
[slachtoffer 2] zei vaak tegen [verdachte] :
waarom moet [bijnaam van medeverdachte 1] alles weten, hoeveel ik verdien, hoeveel klanten ik heb. Dan begon het slaan en het geweld. [66] Ook blijkt uit stukken in het telecomdossier dat [slachtoffer 2] met [verdachte] moest overleggen indien zij geld voor zichzelf wilde houden. [67]
Als [slachtoffer 2] thuis kwam, ging [verdachte] het geld tellen om te controleren of het overeenkwam met het bedrag dat in de sms’jes stond. [slachtoffer 2] hield bijna niets voor zichzelf. Het geld bleef bij hem en hij kocht wat zij nodig had. [68] Af en toe verstopte [slachtoffer 2] geld voor [verdachte] ; zij gebruikte drugs om het werk gemakkelijker te maken en om niet te hoeven nadenken. [69] In tapgesprekken is besproken dat [verdachte] grote bedragen van [slachtoffer 2] , in de orde van grootte van duizenden euro’s tot € 10.000, in het casino vergokte. [70] Tijdens verschillende observaties is [slachtoffer 2] met [verdachte] in horecagelegenheden gezien. De verdachte is regelmatig gezien in restaurant [restaurant] op het [adres 5] in Amsterdam en ook is enkele keren is gezien dat hij daar aan een gokkast stond. [71]
[verdachte] bracht [slachtoffer 2] met haar auto naar haar prostitutiewerk en haalde haar op [72] , met uitzondering van de dagen waarop zij met de bus naar haar werk ging en met een taxi terugkwam. [73] [74] [75]
[verdachte] had een auto, Audi A4, gekocht op naam van [slachtoffer 2] , zodat hij erin kon rijden. [76] [slachtoffer 2] betaalde ook maandelijks de verzekeringspremies en kostbare aanpassingen aan de auto. [77] Zij heeft er zelf slechts één keer in Hoogeveen in gereden. [78] Op 5 december 2011 zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] naar Den Bosch gereden en hebben bij autobedrijf [bedrijf] aan [adres 6] naar auto’s gekeken. [79] [medeverdachte 1] besprak in telefoongesprekken met anderen dat [verdachte] een Audi A4 had, die op
haarnaam (het hof begrijpt: op naam van [slachtoffer 2] ) stond.
Tijdens het werk liet [slachtoffer 2] regelmatig aan [verdachte] weten wat zij aan het doen was en wanneer zij met het werk klaar was. [80] Daarnaast overlegde [slachtoffer 2] met hem over wanneer zij met werken moest stoppen, [81] vroeg zij hem toestemming voor hetgeen zij at en dronk [82] en vroeg hem of zij zich kon omkleden. [83] [verdachte] had zeggenschap over het bedrag dat zij voor haar werkzaamheden moest vragen. [84]
[slachtoffer 2] werd door [verdachte] geslagen en geschopt. [85]
Haar broer, [broer van slachtoffer 2] , heeft bij de raadsheer-commissaris als getuige verklaard dat zij hem een paar keer had gebeld en had gezegd dat zij zichzelf in de badkamer had opgesloten omdat de verdachte haar sloeg. Ook heeft [broer van slachtoffer 2] een keer via de webcam gezien dat [slachtoffer 2] blauwe plekken had op haar arm en haar middel. [86]
Uit de tapgesprekken komt eveneens naar voren dat [slachtoffer 2] tegen diverse personen heeft gezegd dat [verdachte] haar had mishandeld. [87] [slachtoffer 2] heeft bijvoorbeeld tegen haar schoonzus [schoonzus van slachtoffer 2] gezegd dat [verdachte] in het bijzijn van haar moeder haar nek had dichtgeknepen. [88] [slachtoffer 2] wilde weg bij [verdachte] . Dan was zijn reactie:
als je mij verlaat, heb je één week de tijd om Nederland te verlaten. Anders wordt je leven een nachtmerrie. Ik zei:
Nederland is toch niet van jou? Hij zei:
je ziet het wel, het is wel van mij. [89]
Uit tapgesprekken komt ook naar voren dat [slachtoffer 2] het gevoel had dat zij geen kant op kon. Nadat [slachtoffer 2] tegen [man 4] had gezegd dat [verdachte] haar hard tegen haar borst had geslagen en dat zij heel erg leed onder de pijn, vroeg [man 4] haar:
ga hem dan aan de kit opgeven. Daarop heeft [slachtoffer 2] gezegd:
en waar moet ik dan blijven, als ik naar de kit ga? Iedereen van hem is hier. [90] [slachtoffer 2] sprak in een ander gesprek over gedwongen liefde. [91]
Dat [verdachte] bemoeienis had met prostituees, blijkt tevens uit de meldingen van twee andere prostituees, [vrouw 2] en [vrouw 3] . [vrouw 2] heeft op 15 augustus 2007 verklaard dat ene “ [voornaam van verdachte (anders gespeld)] ” dames achter de ramen bedreigde. Hierbij heeft zij een man aangewezen die na controle door de verbalisant [verdachte] bleek te zijn. [vrouw 2] heeft verklaard dat [verdachte] haar bedreigde omdat hij geld van haar wilde vanwege het feit dat zij als prostituee werkte. Op 16 augustus 2007 heeft zij verklaard dat “ [voornaam van verdachte (anders gespeld)] ” opnieuw bij haar aan de deur was geweest, dat hij had gedreigd dat zij moest betalen en had gezegd dat zij moest oppassen. [vrouw 2] was bang om aangifte te doen.
De verbalisant heeft tevens gesproken met een vriendin van [vrouw 2] , de prostituee [vrouw 3] . [vrouw 3] bevestigde het verhaal dat [verdachte] [vrouw 2] bedreigde en zij verklaarde zelf ook problemen met [verdachte] te hebben. [verdachte] dreigde volgens haar ook [vrouw 2's] familie iets aan te doen. [92] Op 29 oktober 2007 heeft [vrouw 3] gemeld dat [verdachte] een zeer agressieve manier had bedacht om geld te verdienen: hij ging naar een willekeurige prostituee, klopte aan en zei dat ze aan hem moest betalen. [medeverdachte 1] loopt ook regelmatig in de buurt met een kale man. De prostituees zouden moeten betalen omdat zij in de buurt liepen. [verdachte] had dit volgens [vrouw 3] ook bij haar geprobeerd, maar zij heeft hem duidelijk gemaakt dat deze manier van innen bij haar niet zou lukken. [93] [verdachte] heeft verklaard dat hij vroeger, voordat hij [slachtoffer 2] kende, meisjes op de Wallen met problemen hielp. [94]
Dat [medeverdachte 1] bemoeienis had met prostituees, blijkt onder meer uit zijn eigen verklaring. [medeverdachte 1] heeft op 22 februari 2009 tegen verbalisanten gezegd dat hij, als hij een telefoontje van één van hen kreeg probeerde zo snel mogelijk ter plaatse te zijn. [95]
[medeverdachte 1] had vanaf ongeveer 2006 een relatie met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , die beiden als prostituee werkten. Hij heeft zijn relatie met elk van hen verzwegen voor de ander. Beide dames gingen ervan uit dat [medeverdachte 1] slechts een uitkering had om van te leven. [slachtoffer 3] heeft hem naar eigen zeggen onderhouden. [medeverdachte 1] maakte gebruik van auto’s die op naam stonden van [slachtoffer 3] .
[medeverdachte 1] onderhield contact met [eigenaar van het huis] , de eigenaar van het pand aan de [adres 3] in Amsterdam. Daar zijn tijdens de observatieperiode die ruim een half jaar heeft geduurd, veelvuldig prostituees gezien, die met een auto naar de Wallen werden gebracht. [medeverdachte 1] kon blijkens de observaties met een sleutel de voordeur openen van [adres 3] . [eigenaar van het huis] was tevens eigenaar van het pand aan de [adres 4 (zonder huisnummer)] , waar op de begane grond een seksinrichting c.q. amusementshandel was gevestigd, op de eerste verdieping [vrouw 1] woonde die als prostituee werkte en waar op de tweede verdieping [slachtoffer 3] woonde. [medeverdachte 1] kon blijkens de observaties met een sleutel ook de voordeur van dat perceel openen. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn regelmatig samen gezien in het Wallengebied, waarbij één van beiden of beiden bijzondere aandacht had(den) voor [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] of [slachtoffer 4] . [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn eveneens samen op de Wallen gezien, terwijl zij blijkens de observerende verbalisanten in gesprek waren met een man die zei:
This are not the conditions that I like. [96]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 1] beiden op de Wallen de meisjes liepen te controleren. Ze wisten: daar is de vrouw van [verdachte] , daar is die van [bijnaam van medeverdachte 1] , en die andere van [bijnaam van medeverdachte 1] . Niet alleen zij werd gecontroleerd maar ook de rest. [97]
[slachtoffer 2] heeft op 2 december 2011 een borstvergroting ondergaan bij dr. [dokter] in [stad] , België . [verdachte] zei haar dat ze geluk had omdat vrouwen met grote borsten meer geld verdienen. [98] Dit sluit aan bij de opmerking die [medeverdachte 1] tegen [verdachte] die dag via de telefoon maakte:
Gefeliciteerd! Vanaf nu zal het(klinkt volgens de tolk als:)
storm lopen. [verdachte] heeft tijdens de reis naar en [stad] op 2 december 2011 een aantal malen telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] , die gedetailleerd op de hoogte was van de operatie [99] en ook nadien persoonlijk adviezen gaf over het al dan niet verwijderen van het verband zonder [verdachte] en/of [slachtoffer 2] te laten overleggen met [slachtoffer 3] die een zelfde operatie had ondergaan. [100] [101] Het past in het door [slachtoffer 2] geschetste beeld dat zij geen contact met [slachtoffer 3] mocht onderhouden, waar pas verandering in kwam toen [verdachte] en [medeverdachte 1] in voorlopige hechtenis verbleven in de onderhavige zaak.
[medeverdachte 1] heeft tijdens telefoongesprekken op 2 december 2011 tweemaal aan [verdachte] gezegd dat hij niet moest vergeten aan de arts (hof: [dokter] ) te melden dat dat er nog twee Duitse vrouwen via [medeverdachte 1] zouden komen. [102] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] heel close was met de dokter. [medeverdachte 1] verdiende 500 euro per vrouw die hij naar dr. [dokter] bracht. [slachtoffer 4] heeft gratis botox gekregen toen bij [slachtoffer 2] de implantaten zijn geplaatst. [medeverdachte 1] [103] en [dokter] hebben verklaard dat [medeverdachte 1] korting kreeg omdat hij meer vrouwen bij de arts had aangebracht. [104]
Medeplegen
Bij de beantwoording van de vraag wanneer de samenwerking tussen verdachten zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen kan worden gesproken moeten de concrete omstandigheden van het geval worden beoordeeld. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen – bijvoorbeeld in de vorm van "in vereniging" – een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Het hof is van oordeel dat tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de uitbuiting van [slachtoffer 2] , om van medeplegen te spreken.
[medeverdachte 1] was aanwezig toen [verdachte] [slachtoffer 2] leerde kennen. In de periode waarin [verdachte] gedetineerd was, heeft [medeverdachte 1] ervoor gezorgd dat [slachtoffer 2] in Groningen ging werken als prostituee. In die periode moest zij bij [familielid van verdachte] haar verdiende geld achterlaten, waarover [slachtoffer 2] heeft verklaard dat dit geld, in elk geval voor een gedeelte, naar [verdachte] en [medeverdachte 1] ging. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat op momenten waarop zij [verdachte] wilde verlaten of ruzie met hem had, telkens [medeverdachte 1] in de buurt was om haar op te vangen en met haar te praten. [105] Na afloop van die gesprekken keerde [slachtoffer 2] dan weer terug naar [verdachte] . Hij en [medeverdachte 1] gaven [slachtoffer 2] te kennen met wie zij niet mocht omgaan. Zoals hiervoor reeds overwogen beschouwde [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] als de baas; hij had iedereen in zijn macht. [verdachte] luisterde naar de opdrachten van [medeverdachte 1] . [verdachte] en [slachtoffer 2] zijn met behulp van [medeverdachte 1] naar [wijk 3] verhuisd. [medeverdachte 1] was betrokken bij de aankoop van de hiervoor genoemde auto Audi A4 op naam van [slachtoffer 2]
heeft verklaard dat [verdachte] veel geweld tegen haar heeft gebruikt, wat zich vaak voordeed als zij discussie hadden over de vraag waarom geld aan [medeverdachte 1] moest worden gegeven.
[verdachte] gaf bedragen aan [medeverdachte 1] van het inkomen van [slachtoffer 2] , afkomstig uit haar werk in de prostitutie, terwijl [medeverdachte 1] dit ook wist. [medeverdachte 1] bepaalde volgens [slachtoffer 2] alles, hij was de baas. [medeverdachte 1] en [verdachte] omringden zich met een netwerk van personen en locaties, waardoor het bestaan van [slachtoffer 2] geïsoleerd bleef, behoudens haar contacten met haar ouders, die geen weet hadden van de aard van haar werk. [106]
De aangiften van [slachtoffer 2] en de in de bewijsmiddelen te bezigen opgenomen telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] geven blijk van ondergeschiktheid van [verdachte] ten opzichte van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt wat ze gaan doen, waar zij zullen afspreken en [verdachte] antwoordt met slechts een
ja. [medeverdachte 1] is in het algemeen veel op de Wallen gesignaleerd als iemand die zich bemoeit met (het werk van) prostituees. Ook [slachtoffer 1] noemt hem als iemand die prostituees uitbuit.
Uit het vorenstaande en de overige te gebruiken bewijsmiddelen leidt het hof af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zodanig nauw en bewust hebben meegewerkt aan de totstandkoming, de verdere verwezenlijking en de instandhouding van de uitbuitingssituatie van [slachtoffer 2] , dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich ten opzichte van [slachtoffer 2] schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van uitbuiting van [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 februari 2010 tot 1 december 2012 te Amsterdam en Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 2] door geweld en één of meer andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en dreiging met één of meer andere feitelijkheden en door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten prostitutiewerkzaamheden en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] met één of meer van de voornoemde middelen en omstandigheden heeft bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met een derde,
bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld en bedreiging met die andere feitelijkheden en dat opzettelijk voordeel trekken hierin dat verdachte tezamen en/of zijn mededader
- met die [slachtoffer 2] een liefdesrelatie is aangegaan en heeft onderhouden en
- die [slachtoffer 2] heeft gehuisvest in Amsterdam en die [slachtoffer 2] onderdak heeft verschaft en
- die [slachtoffer 2] meermalen onder druk heeft gezet en er zodoende toe heeft aangezet en heeft gebracht in de prostitutie te werken en te blijven werken en
- voor die [slachtoffer 2] heeft gezorgd voor het vervoer van en naar de werkkamer en
- terwijl die [slachtoffer 2] prostitutiewerkzaamheden verrichtte telefonisch die [slachtoffer 2] heeft gecontroleerd en
- die [slachtoffer 2] verantwoording heeft laten afleggen over en heeft gecontroleerd op haar werktijden en hoeveel klanten zij heeft gehad en
- die [slachtoffer 2] heeft beperkt in haar bewegingsvrijheid en die [slachtoffer 2] nauwlettend in de gaten heeft gehouden en
- die [slachtoffer 2] meermalen heeft geslagen tegen haar lichaam en
- een groot deel van de verdiensten uit de verrichte prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] heeft afgenomen of door die [slachtoffer 2] heeft laten afstaan en
- die [slachtoffer 2] een auto voor hem, verdachte, heeft laten bekostigen en op haar naam heeft laten zetten;
2:
hij in de periode van 1 februari 2010 tot 1 december 2012 in Nederland (contante) geldbedragen en een personenauto ( merk Audi kenteken [kenteken 1] ) verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde, voor zover betrekking hebbende op
contantegeldbedragen, levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve in zoverre van alle rechtsvervolging te worden ontslagen. Voornoemde contante geldbedragen zijn immers onmiddellijk uit het (onder 1 bewezen verklaarde) eigen misdrijf van de verdachte afkomstig en het enkele voorhanden hebben daarvan kan niet hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld, zodat het feit in zoverre niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Voor het overige is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft het hof verzocht strafvermindering toe te passen – indien de gevoerde verweren strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie of bewijsuitsluiting niet zouden worden gehonoreerd – en een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis. Voor het geval het hof oplegging van een hogere straf nodig zou achten, is verzocht een (werk)straf of een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan (medeplegen van) mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] . Hij is met [slachtoffer 2] een relatie aangegaan en heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie. Hij heeft haar gehuisvest, van en naar haar werk vervoerd en haar handel en wandel bepaald en gecontroleerd. [slachtoffer 2] kon niet in vrijheid bepalen wat zij wilde doen, zij moest verantwoording afleggen over de hoeveelheid klanten die zij bediende en de hoeveelheid geld die zij verdiende, en zij moest een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan de verdachte afstaan. De verdachte heeft de financiële vruchten geplukt van haar prostitutiewerkzaamheden en daarvan op laakbare wijze geprofiteerd. Hij is er niet voor terug gedeinsd haar meermalen te mishandelen. Dergelijke praktijken hebben aspecten van een vorm van moderne slavernij in zich.
[slachtoffer 2] heeft niet verkeerd in een situatie die vergelijkbaar is met die van een mondige Nederlandse prostituee. De verdachte heeft zich, naar moet worden aangenomen, in overwegende mate laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin; hij heeft de belangen van [slachtoffer 2] bij het behoud van haar waardigheid en zelfbeschikkingsrecht daaraan ondergeschikt gemaakt. Aldus heeft hij een grove inbreuk gemaakt op haar geestelijke en lichamelijke integriteit.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen, dat schadelijk is voor de integriteit van het economische verkeer.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 maart 2016 is hij in Nederland niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde kan voorts met oplegging van een straf gelijk aan het voorarrest, al dan niet in combinatie met een werkstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf, als door de raadsvrouw bepleit, geenszins worden volstaan.
Het eerder bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie geconstateerde vormverzuim heeft geen nadeel teweeg gebracht dat zich leent voor compensatie door strafvermindering.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de in beslag genomen personenauto Audi A4, [kenteken 1] aan [slachtoffer 2] zal worden teruggegeven en dat het in beslag genomen pistool en de in beslag genomen boksbeugel aan het verkeer zullen worden onttrokken.
De verdediging heeft te kennen gegeven dat het haar niet bekend is dat een pistool in beslag is genomen.
Het hof is hiervan evenmin op de hoogte, nu dit niet uit het dossier of anderszins is gebleken. Op deze vordering zal dan ook geen beslissing worden gegeven.
Het hof overweegt verder dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven boksbeugel bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte onder 1 en 2 begane feiten is aangetroffen. Dit voorwerp behoort aan de verdachte toe en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering, met hoofdelijke aansprakelijkheid en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zal toewijzen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen dat op [slachtoffer 1] betrekking heeft en waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, ten behoeve van [slachtoffer 2] , aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van € 136.800 zal opleggen. Ter onderbouwing van haar vordering heeft de advocaat-generaal een brief, met bijlage van mr. [advocaat van slachtoffer 2] , advocaat van [slachtoffer 2] van 11 mei 2015 overgelegd.
De verdediging heeft het hof verzocht de vordering tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel primair af te wijzen, subsidiair niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof acht geen termen aanwezig aan de verdachte ten behoeve van [slachtoffer 2] de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 57, 63, 273f en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde nietig voor wat betreft de zinsnede “en/of één of meer andere vrouwen”.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde – voor zover betrekking hebbende op contante geldbedragen – niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Wapen - boksbeugel ( [beslagnummer 1] ).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2.00 STK Kentekenbewijs ( [beslagnummer 2] ).
Gelast de
teruggave aan [slachtoffer 2]van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK Personenauto [kenteken 1] 20-02-2013 AUDI A4 ( [beslagnummer 3] );
- 1.00 STK Kentekenbewijs van [kenteken 1] ( [beslagnummer 4] ).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.M. van Woensel en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 maart 2016.

Voetnoten

1.Zie noot 86/88 en proces-verbaal observaties 5/1/12 pag. 768.
2.Pag. 760 Tap 5/1/12. Pag. 763/764: tap 6/1/12 [medeverdachte 1] /NN.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2012, pag.758
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pag. 14.
5.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 47.
6.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 24.
7.Observatiemap, onder meer G3, G7, G12, G16, G16-1.
8.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , (tweede aangifte) losbladig, pag. 24.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 5.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 17.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 5.
12.Observatiemap.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 20.
14.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 103.
15.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 9.
16.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 6.
17.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 8.
18.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 10.
19.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 6-9.
20.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 8-9.
21.Kopie van een uittreksel uit het KvK-register, map B-3 pag. 012.
22.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 12.
23.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 10.
24.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] PD C-2, verhoor op 18 april 2012, pag. 133. Proces-verbaal van relaas PD [verdachte] pag. 187 e.v.. Aanhouding [verdachte] op 7 maart 2010 pag. 191. Aantreffen ploertendoder met opgedroogd bloed 9 maart 2010: pag. 189.
25.Geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van relaas van [verbalisant 1] van 9 maart 2010, zaaksdossier B3, deel II, pag. 836-845.
26.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 10.
27.Gestapelde telefoongesprekken [slachtoffer 2] , tapgesprek met onderwerp ‘3006 Probleem met klant. [voorletter verdachte] komt eraan’, Telecom dossier, pag. 335.
28.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 104.
29.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] (tweede verhoor), PD C-2, pag. 81.
30.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 9.
31.Mutatie [Code/nummer 1] van 11 maart 2010 pag. 849 en 850. [Code/nummer 2] .
32.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (derde verhoor op 17 april 2012).
33.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 8-13.
34.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 25
35.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 4.
36.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 8-9.
37.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 22.
38.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] , map B4/5, pag. 325.
39.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] , map B4/5, pag. 373.
40.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 8-9.
41.Proces-verbaal van relaas, map B4/5, pag. XI.
42.Observatieverslagen.
43.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 18 april 2012, pag. 137.
44.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] met bijlagen, zaaksdossier B3, deel I, pag. 080.
45.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 95.
46.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 96.
47.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 102.
48.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 8.
49.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 4.
50.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] (tweede aangifte), losbladig, pag. 9.
51.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 17.
52.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig p. 18.
53.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 14.
54.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 5-6.
55.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 6.
56.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 6.
57.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 103.
58.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 104.
59.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 13.
60.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 12.
61.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] , tapgesprekken van 26 januari 2012. Telecomdossier, pag. 224 en 225.
62.Proces-verbaal van bevindingen opname telecommunicatie [slachtoffer 2] , Telecomdossier, pag. 211.
63.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 6-7.
64.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] , 27 januari 2012, 28 januari 2012, pag. 232/234/244.
65.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] op 2 en 3 maart 2012, pag. 325.
66.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 7.
67.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] , tapgesprek van 28 maart 201, Telecomdossier, pag. 349.
68.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 14.
69.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 15.
70.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] : 26 maart 2012, Telecomdossier, pag. 345; 27 maart 2012, Telecomdossier, pag. 348; 29 maart 2012, Telecomdossier, pag. 349; 29 maart 2012, Telecomdossier, pag. 350.
71.Proces-verbaal van relaas, pag. XIII. Proces-verbaal observatie 9 januari 2012 en 23 januari 2012.
72.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 104.
73.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , zaaksdossier B3, deel I, pag. 020.
74.Observatiedossier, onder meer G4, G6.
75.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 18 april 2012, pag. 133.
76.Telecomdossier; zie ook noot 42 t/m 45 en pag. 760 en tap op 5/1/12 [medeverdachte 1] / [man 3] . Pag. 763/764: tap 6/1/12 [medeverdachte 1] /NN.
77.Telecomdossier pag. 757. Taps 5/1/12, 6/1/12, 16/2/12, 28/2/12.
78.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , zaaksdossier B3, deel I, pag. 064.
79.Observatiemap G 24.
80.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] , Telecomdossier pag. 213-375.
81.Telefoongesprek van 1 februari 2012, Telecomdossier, pag. 247.
82.Telefoongesprek van [slachtoffer 2] 27 januari 2012, Telecomdossier, pag. 231-232.
83.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] : 25 februari 2012, telecomdossier, pag. 306; 1 maart 2012, telecomdossier pag. 323; 2 maart 2012, Telecomdossier, pag. 325; 3 maart 2012, Telecomdossier, pag. 325.
84.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] : 26 januari 2012, Telecomdossier pag. 224-225; 26 januari 2012, Telecomdossier p. 225; 27 januari 2012, Telecomdossier, pag. 225-226.
85.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 17. Zie ook vele tapgesprekken waarin [voorletter slachtoffer 2] aan derden vertelt over de mishandelingen, bijvoorbeeld: gestapelde tapgesprekken [slachtoffer 2] 27/1/12 pag. 230; 12/2/12 pag. 270; 1/3/12 pag. 324; 17/3/12 pag. 336.
86.Proces-verbaal van verhoor bij de raadsheer-commissaris van 11 november 2014 van de getuige [broer van slachtoffer 2] .
87.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] , Telecom dossier p. 213 – 375. Tapgesprek van 3 maart 2012, pag. 325/ 328.
88.Gestapelde telefoongesprekken [slachtoffer 2] : 17 maart 2012, Telecomdossier, pag. 338.
89.Proces-verbaal van verhoor aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 17.
90.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] : 23 maart 2012 (zie ook map PD [verdachte] pag. 159).
91.Gestapelde telefoongesprekken van [slachtoffer 2] : 3 maart 2012.
92.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 7 oktober 2011, zaaksdossier B3, deel III, pagina’s 1035-1036.
93.Rapport mutatie, zaaksdossier B3, deel III, pag. 1037-1038.
94.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , map PD C-2, verhoor op 17 april 2012, pag. 104.
95.Map B4/5, mutatie 22 februari 2009, pag. 659 en 660.
96.Map observaties G 16 op 1 december 2011.
97.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 15.
98.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 11.
99.Tapgesprekken pag. 214 e.v.
100.Tapgesprekken pag. 219 op 3 december 2011.
101.Verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting in hoger beroep.
102.Tapgesprek 2 december 2011 [medeverdachte 1] / [verdachte] .
103.Verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting in hoger beroep
104.Proces-verbaal van verhoor dr. [dokter] pag. 1271/1290.
105.Proces-verbaal van verhoor aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 17.
106.Proces-verbaal van verhoor aangifte van [slachtoffer 2] (eerste aangifte), losbladig, pag. 6