ECLI:NL:GHAMS:2016:1249

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
23-004187-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal uit een personenauto met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Afghanistan in 1993, was beschuldigd van diefstal uit een personenauto, waarbij hij samen met een ander een inbouw radio/navigatiesysteem had weggenomen uit een Volkswagen Tiguan. De diefstal vond plaats op 31 juli 2015 in Heemstede. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, waarbij hij en zijn mededader zich toegang tot de auto hadden verschaft door middel van braak.

De verdachte werd eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en had stappen ondernomen om zijn leven te verbeteren. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van zes weken, voorwaardelijk, en een taakstraf van negentig uren geëist. Het hof oordeelde echter dat een gevangenisstraf van vier weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van zestig uren passend was. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €300 toegewezen, terwijl de overige vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hof legde ook een verplichting op tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de diefstal.

Uitspraak

parketnummer: 23-004187-15
datum uitspraak: 5 april 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-163115-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [geboortedag] 1993,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2015 in de gemeente Heemstede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (merk Volkswagen, type Tiguan, kenteken [kenteken] ), heeft weggenomen, een (inbouw) radio/navigatisysteem (merk Volkswagen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak/verbreking, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een autoruit van voornoemde personenauto kapot gemaakt/ingeslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een enigszins andere
bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 juli 2015 in de gemeente Heemstede, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, merk Volkswagen, type Tiguan, kenteken [kenteken] , heeft weggenomen, een (inbouw) radio/navigatiesysteem, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, immers heeft hij, verdachte, of zijn mededader een autoruit van voornoemde personenauto kapot gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, de bewijsmiddelen I, II, III en IV en vult het onder III vermelde proces-verbaal van bevindingen aan, zodat het als volgt luidt:
Op 31 juli omstreeks 01.20 kreeg ik een melding dat het voertuig van verdachte [verdachte] zich verplaatste. Ik zag dat het voertuig Heemstede in reed en stil stond op de Cloosterlaan. Ik ben in de richting van de Cloosterlaan gelopen.
Ineens hoorde ik een klap. Deze klap werd direct gevolgd door een tweede klap. Na deze tweede klap hoorde ik een geluid dat ik herkende als zijnde het vallen van veiligheidsglas. Ik hoorde direct het alarm van een voertuig afgaan en zag dat beide mannen naast het bijrijdersportier van een zwartkleurige Volkswagen Tiguan stonden. Ik zag dat de alarmverlichting van de Volkswagen aan- en uitging. Ik zag dat de twee mannen aan kwamen rennen over het midden van de straat. Ik zag dat de mannen mij voorbij renden en dat een van de twee iets bij zich droeg.
Vervolgens ben ik naar het voertuig gerend waar beide mannen bezig waren geweest. Ik zag dat het raam van de passagiersdeur volledig verbrijzeld op de grond lag. Ik zag dat het voertuig voorzien was van kenteken [kenteken] . Ik ben vervolgens direct naar mijn politievoertuig gerend en daar ingestapt teneinde achter beide verdachten aan te gaan en deze aan te houden. Ik zag dat beide mannen de Cloosterlaan in renden. Ik hoorde collega [naam 1] zeggen dat beide mannen in de zwarte Volkswagen Polo stapten en met hoge snelheid wegreden. Ik zag via de uitleesunit en hoorde van collega ‘s via de portofoon dat het voertuig de wijk had verlaten en weer de rijksweg A9 opreed.
Vervolgens is er op de A9 links nabij hectometerpaal 30.0 een volgteken gegeven aan het voertuig en bij het aldaar gelegen tankstation genaamd TANGO is het voertuig stilgezet. Nadat het voertuig stilstond, zijn direct beide inzittenden aangehouden als verdachten van de inbraak zoals boven omschreven.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
-diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf van negentig uren, subsidiair vijfenveertig dagen hechtenis. Daarnaast heeft hij geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 300 en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in die vordering voor het overige.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft met een ander in een auto ingebroken door een ruitje te vernielen en uit de auto een navigatiesysteem te stelen. Hij heeft hierbij kennelijk uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Dit soort feiten bezorgt de bezitters van auto’s naast materiële schade ook veel overlast. Bovendien versterken dergelijke delicten gevoelens van onrust en onveiligheid in de omgeving. Oplegging van een vrijheidsbenemende straf is hiervoor gerechtvaardigd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 10 maart 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep aannemelijk gemaakt dat hij stappen heeft gezet om zijn leven een keer ten goede te geven, onder andere door het volgen van een opleiding en - in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in een andere strafzaak - contact te onderhouden met de reclassering.
De raadsman heeft aangevoerd dat door plaatsing van een peilbaken aan de auto waarvan de verdachte gebruik maakte sprake is geweest van stelselmatige observatie van de verdachte, terwijl hiervoor geen machtiging van de officier van justitie is verkregen, welk vormverzuim op grond van artikel 359a Sv dient te leiden tot strafvermindering.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het proces-verbaal van bevindingen van opsporingsambtenaar [naam 2] houdt het volgende in.
Op 29 juli 2015 is de door de verdachte gehuurde auto voorzien van een peilbaken. Dit is gebeurd met toestemming van de officier van justitie op basis van artikel 3 van de Politiewet. Het peilbaken gaf om de tien seconden zijn positie door, maar was uitsluitend ‘live’ te bekijken. Er is geen sprake van een “vierentwintiguursvolging”, noch voor het bekijken van de signalen van het peilbaken noch voor het opvolging geven daaraan. Er wordt slechts opvolging gegeven aan het peilbaken als de verdachte volgens informatie-analyse actief is met het plegen van vermogensdelicten en op dat moment een reisbeweging plaatsvindt binnen de eerder vastgestelde modus operandi van de verdachte. Op 31 juli 2015 omstreeks 01.20 uur was op de uitleesunit van het peilbaken te zien dat de auto van de verdachte zich verplaatste en is het voertuig gevolgd.
Observaties waarvoor geen machtiging is gegeven als bedoeld in artikel 126g Sv, kunnen onrechtmatig zijn indien zij geschikt zijn om een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van het leven van de verdachte te verkrijgen. Of dat het geval is, is afhankelijk van de omstandigheden zoals de duur, de intensiteit, de plaats, het doel van de observaties en de wijze waarop zij hebben plaatsgevonden.
Uit voornoemd proces-verbaal van opsporingsambtenaar [naam 2] volgt dat het peilbaken niet langer dan twee dagen ten aanzien van de verdachte in gebruik is geweest en dat zijn auto slechts werd gevolgd bij “reisbewegingen” die pasten binnen de modus operandi van de verdachte bij het plegen van vermogensdelicten. Derhalve kan in deze zaak de met de observatie samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte als zo beperkt worden beschouwd dat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 3 van de Politiewet 2012, daarvoor voldoende legitimatie biedt. Het hof verwerpt daarom het verweer.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en van een taakstraf voor de duur van zestig uren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 700. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel
36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
hechtenisvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 300 (driehonderd euro),ter zake van materiële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 300 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. A.M. van Woensel en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2016.
= [........]
.