ECLI:NL:GHAMS:2016:1203

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
200.179.824/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot het doorsturen van processtukken en het citeren uit deze stukken

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een gerechtsdeurwaarder, die in hoger beroep is behandeld door het Gerechtshof Amsterdam. Klager had oorspronkelijk 17 klachtonderdelen ingediend, maar in hoger beroep zijn er nog twee klachten aan de orde. De eerste klacht betreft het doorsturen van processtukken uit klagers dossier zonder zijn toestemming aan de advocaat van de eigenaar van het terrein van het bungalowpark. De tweede klacht betreft het citeren door de gerechtsdeurwaarder uit deze processtukken in een procedure tussen klager en de eigenaar van het bungalowpark. Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd waar het gaat om de gegrondverklaring van de klacht en de oplegging van de maatregel van berisping. Het hof heeft de klacht ongegrond verklaard en de beslissing van de kamer voor het overige bevestigd. De zaak is behandeld op 18 februari 2016, waarbij zowel klager als de gerechtsdeurwaarder met hun gemachtigden aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat klager toestemming heeft gegeven voor het doorsturen van de processtukken, waardoor dit klachtonderdeel ongegrond is. Ook het citeren uit de processtukken is niet tuchtrechtelijk laakbaar, omdat de gerechtsdeurwaarder de belangen van zijn cliënte diende te behartigen. De beslissing is op 29 maart 2016 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.179.824/01 GDW
nummer eerste aanleg : 336.2015
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 29 maart 2016
inzake
[gerechtsdeurwaarder] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam] ,
appellant,
gemachtigde: [A] te [plaatsnaam] ,
tegen
[klager] ,
wonend te [plaatsnaam] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 9 november 2015 een beroepschrift
- met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 13 oktober 2015 (ECLI:NL:TGDKG:2015:184).
1.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van geïntimeerde (hierna: klager) tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 24 maart 2015 (hierna: de beschikking) op één onderdeel gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
1.3.
Het onderdeel van het verzet dat door de kamer gegrond is verklaard betreft de beschikking van de voorzitter op klachtonderdeel 2.4.b (zoals weergegeven in de beschikking). De voorzitter heeft dat klachtonderdeel als kennelijk ongegrond afgewezen. De kamer heeft de beschikking op dit punt vernietigd, de klacht op dit onderdeel gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd.
1.4.
Klager heeft op 8 december 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 18 februari 2016. De gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, en klager zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De gerechtsdeurwaarder is verbonden aan het kantoor [X] . Hij is op verzoek van klager in 2007 voor hem een procedure gestart tegen twee huurders van de zomerbungalow van klager. [B] was de jurist van de gerechtsdeurwaarder die klager bijstond. De bungalow bevond zich op het terrein van bungalowpark [bungalowpark] in [plaatsnaam] .
3.2.2.
[bungalowpark] op haar beurt stelde een vordering te hebben op klager. Klager is daarover aangeschreven op 4 juni 2007 door de gemachtigde van [bungalowpark] , advocaat [C] . De incasso van de door [bungalowpark] gestelde vorderingen is vervolgens opgedragen aan Gerechtsdeurwaarderskantoor [Y] .
3.2.3.
De procedure van klager tegen de huurders diende voor het eerst op 8 augustus 2007. In een aan de advocaat van [bungalowpark] gerichte brief van 8 augustus 2007 heeft klager onder meer het volgende geschreven:
“Morgen, 9 augustus, zal ik de gerechtsdeurwaarder verzoeken u op de hoogte te brengen van de huidige stand van zaken en de vervolgprocedure gericht op de ontruiming van de vakantiebungalow.”
In een aan klager gerichte brief (rolbericht) van 9 augustus 2007 van de gerechtsdeurwaarder werd klager op de hoogte gebracht van de stand van zaken in de procedure tegen de huurders.
Klager heeft deze brief aan de advocaat van [bungalowpark] doorgestuurd en daarop vermeld:
“Het gerechtsdeurwaarderskantoor acht het op dit moment onverstandig om met u te corresponderen aangezien niet kan worden ingeschat in hoeverre dit voor mij schadelijke gevolgen zou kunnen hebben voor de zaak [zaaknaam] ” en de zaak “ [zaaknaam] ”. Ikzelf heb er minder moeite mee U steeds van de laatste ontwikkelingen op de hoogte te brengen”.
3.2.4.
Bij brief van 31 augustus 2007 heeft de advocaat van [bungalowpark] klager dringend verzocht (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder opdracht te geven hem alle relevante stukken inzake de aanhangig gemaakte procedures toe te zenden, teneinde de door klager genomen maatregelen en de positie van haar cliënte ( [bungalowpark] ) te kunnen beoordelen, en heeft zij klager medegedeeld dat haar cliënte zich nog steeds alle rechten voorbehield omtrent de opzegging/ontbinding van de met klager gesloten huurovereenkomst.
3.2.5.
Bij vonnis van 2 januari 2008 is de vordering van klager tegen de huurders door de kantonrechter te Bergen op Zoom toegewezen. Bij arrest van 16 juni 2009 heeft het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch dit vonnis bekrachtigd.
3.2.6.
Per 1 januari 2010 heeft het gerechtsdeurwaarderskantoor [X] het Gerechtsdeurwaarderskantoor [Y] overgenomen. Gevolg hiervan was onder meer dat het nieuwe kantoor ( [Z] ) zowel de executie van het vonnis ten gunste van klager, als de vordering van [bungalowpark] jegens klager in portefeuille had.
3.2.7.
Bij brief van 11 juni 2010 is klager door [Z] aangeschreven tot betaling van de vordering van [bungalowpark] .
3.2.8.
[bungalowpark] is hierna een gerechtelijke procedure tegen klager begonnen bij het kantongerecht te [plaatsnaam] . Daarbij trad [D] , jurist bij [Z] , op als gemachtigde van [bungalowpark] . Teneinde stellingen van klager te weerspreken heeft de gemachtigde bij conclusie van dupliek in reconventie d.d. 18 januari 2012 geciteerd uit een conclusie van de zijde van klager (uit 2007) in de procedure tegen de huurders.

4.Standpunt van klager

In hoger beroep is van de oorspronkelijke 17 klachtonderdelen van klager nog slechts het volgende als klacht aan de orde.
i. De gerechtsdeurwaarder heeft zonder medeweten of toestemming van klager alle (proces)stukken uit klagers dossier (met betrekking tot de procedure tussen klager en zijn huurders in 2007) doorgestuurd aan de advocaat van [bungalowpark] .
ii. [D] , voor wiens gedrag de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk aansprakelijk is, had in 2012 in de procedure tussen [bungalowpark] en klager niet mogen refereren aan en/of letterlijk citeren uit deze (proces)stukken.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Slechts gedeeltelijk gegrond verklaard verzet
6.1.
Uit artikel 39 van de Gerechtsdeurwaarderswet volgt dat de voorzitter van de kamer klachten die naar zijn oordeel kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht zijn, kan afwijzen. Tegen een dergelijke beschikking kan verzet worden gedaan bij de kamer. Tegen de beslissing van de kamer dat het verzet ongegrond is, staat geen rechtsmiddel open.
6.2.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager grotendeels ongegrond verklaard en alleen gegrond verklaard voor zover het betreft het oordeel van de voorzitter met betrekking tot klachtonderdeel 2.4.b. Het hof kan daarom slechts dit klachtonderdeel aan een beoordeling onderwerpen. Bij de weergave van de feiten en het standpunt van klager is met het vorenstaande rekening gehouden.
Toestemming doorzenden (proces)stukken
6.3.
Klager en de gerechtsdeurwaarder zijn het erover eens dat [B] als jurist van de gerechtsdeurwaarder aanvankelijk begin augustus 2007 klager heeft afgeraden om de advocaat van [bungalowpark] op de hoogte te houden van de lopende procedure tegen de huurders en aan deze advocaat de desbetreffende processtukken toe te sturen. Dat blijkt uit de hiervoor onder 3.2.3. vermelde citaten uit brieven van klager en uit de schriftelijke verklaring van [B] , die bij het beroepschrift in dit geding is gebracht.
Uit de brief van 31 augustus 2007 van de advocaat van [bungalowpark] valt af te leiden dat de desbetreffende gegevens op dat moment ook (nog) niet waren doorgestuurd.
6.4.
Vast staat dat hierna stukken uit de procedure van klager tegen de huurders zijn doorgestuurd naar de advocaat van [bungalowpark] . De gerechtsdeurwaarder stelt dat klager daarvoor toestemming had gegeven. Die stelling wordt onderbouwd door de hiervoor vermelde schriftelijke verklaring van [B] . Hij verklaart dat klager hem tijdens een bijeenkomst op 14 september 2007 de brief van [bungalowpark] van 31 augustus 2007 toonde en daaruit bleek van een dreiging met rechtsmaatregelen tegen klager. Klager heeft toen tegen [B] gezegd dat hij wilde dat [bungalowpark] op de hoogte zou worden gehouden. Zodoende wilde hij voorkomen dat hij in dure procedures zou terechtkomen, aldus [B] .
Gelet op het eerdere advies van [B] zou het onlogisch zijn dat die opeens - zonder inmenging van klager - alsnog gegevens aan [bungalowpark] zou hebben verstrekt. Daarbij komt dat het inderdaad in het belang van klager lijkt te zijn geweest dat die gegevens werden verstrekt. [bungalowpark] is pas jaren later overgegaan tot dagvaarding van klager.
Het hof is daarom van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager toestemming heeft gegeven om de processtukken van de procedure tegen de huurders door te zenden naar de advocaat van [bungalowpark] .
6.5.
Dit oordeel wordt versterkt door de verklaring van klager tijdens de mondelinge behandeling dat het niet zijn bedoeling was dat “alle” stukken zouden worden doorgestuurd. Daaruit leidt het hof af dat klager inmiddels zelf ook erkent dat hij in ieder geval wel toestemming heeft gegeven om
processtukken door te sturen. Of er naast processtukken ook nog andere gegevens zijn doorgestuurd naar de advocaat van [bungalowpark] is niet komen vast te staan. Feit is dat in de latere procedure tussen [bungalowpark] en klager slechts is geciteerd uit
processtukken van die eerdere procedure.
6.6.
Ten slotte heeft klager tijdens de mondelinge behandeling herhaald dat het in 2007 zijn bedoeling was om samen met [bungalowpark] op te trekken tegen de huurders. Ook dat standpunt past bij de hiervoor door het hof aannemelijk geachte toestemming van klager. Daarbij merkt het hof nog op dat als [bungalowpark] zich destijds inderdaad in de procedure van klager tegen de huurders had gevoegd, zoals klager stelt te hebben gewild, zij ook over alle processtukken zou hebben beschikt.
6.7.
Gelet op de toestemming van klager is het doorsturen van de processtukken uit zijn procedure tegen de huurders niet laakbaar en is dit klachtonderdeel daarom ongegrond.
Citeren uit processtukken
6.8.
Hiervoor is overwogen dat de gerechtsdeurwaarder, als procesgemachtigde van [bungalowpark] , op rechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen over de processtukken van de eerdere procedure tussen klager en zijn huurders. Dat zo zijnde diende de gerechtsdeurwaarder de belangen van zijn cliënte [bungalowpark] zo goed mogelijk te behartigen. Dat hij hierbij heeft geciteerd uit de processtukken van die eerdere procedure is daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar.
Dit onderdeel van de klacht is daarom eveneens ongegrond.
6.9.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.10.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer waar het betreft de gegrondverklaring van klachtonderdeel 2.4 b en de oplegging van de maatregel van berisping;
opnieuw rechtdoende:
verklaart dat klachtonderdeel ongegrond;
- bevestigt de beslissing van de kamer voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2016 door de rolraadsheer.