Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
- i) Partijen zijn [in] 2011 in [plaats] (India) met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk is [in] 2014 te Amsterdam [kind A] (hierna: [kind A] ) geboren. De vrouw heeft een dochter uit een eerder huwelijk, de [in] 2008 te Amsterdam geboren [kind B] (hierna: [kind B] ).
- ii) Tijdens het huwelijk hebben partijen met genoemde twee kinderen in [plaats] gewoond. Op 7 december 2014 is de vrouw met hen beiden vanuit [plaats] naar Nederland gereisd.
- iii) De man heeft op 5 mei 2015 een echtscheidingsverzoek ingediend bij een rechtbank in India. De vrouw heeft eveneens, op 7 mei 2015, een echtscheidingsverzoek ingediend, maar bij de rechtbank Noord-Holland.
- iv) De man heeft bij de rechtbank Den Haag een verzoek op grond van het Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (HVOK) ingediend, strekkende tot het bewerkstelligen van de teruggeleiding van [kind A] naar India.
- v) Bij dagvaarding van 8 mei 2015 is de man een kort geding procedure tegen de vrouw gestart bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland. In die procedure vorderde hij de vrouw te veroordelen tot het in bewaring geven van haar paspoort en dat van [kind A] bij een notaris en de vrouw te verbieden om in afwachting van de uitkomst van de HVOK-procedure met [kind A] Nederland uit te reizen.
- vi) Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat de vrouw haar paspoort en dat van [kind A] in bewaring zou geven bij een notaris en dat de man de kort geding procedure zou intrekken. In dit kader heeft de vrouw op 12 mei 2015 een verklaring ondertekend, die - voor zover thans van belang - luidt:
- vii) Bij beschikking van 6 juli 2015 heeft de rechtbank Den Haag het teruggeleidingsverzoek afgewezen. Het gerechtshof Den Haag heeft deze beschikking bij beschikking van 19 augustus 2015 bekrachtigd.
- viii) Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter bepaald dat - totdat in een eventuele bodemprocedure anders is beslist - de omgang tussen de man en [kind B] en [kind A] zo spoedig mogelijk wordt hervat en zal plaatsvinden onder begeleiding van een Omgangshuis naar keuze en op kosten van de man. De vrouw is veroordeeld tot betaling aan de man van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat zij daaraan niet voldoet, tot een maximum van € 10.000,-. De voorzieningenrechter heeft de man gelast zijn advocaat binnen vijf dagen na de beschikking opdracht te geven om het paspoort van [kind A] af te geven aan de advocaat van de vrouw. De man is veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat hij hieraan niet voldoet, tot een maximum van € 50.000,-. Voorts heeft de voorzieningenrechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, de kosten tussen partijen gecompenseerd en het meer af anders gevorderde afgewezen.