8.4De arbeidsovereenkomst eindigt in ieder geval op de laatste dag van de betalingsperiode waarin werknemer de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, tenzij tussen werkgeefster en werknemer alsnog anders wordt overeengekomen.”
(ii) In de loop der jaren is de arbeidsovereenkomst diverse malen aangepast. Op 24 juni 2006 hebben [geïntimeerde] en [appellant] de overeenkomst aangevuld (‘Addendum 1’) met een beëindigingsregeling (hierna in navolging van partijen genoemd: exit-regeling). Kort weergegeven houdt de exit-regeling in een aanvulling op de in de arbeidsovereenkomst opgenomen schadevergoedingsregeling in geval van wijziging in de zeggenschap in [geïntimeerde] in de periode voorafgaand of (kort) na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In artikel 2 van Addendum 1 is de wijze van berekening van de (aanvullende) beëindigingsvergoeding opgenomen.
(iii) In 2008 is gesproken over een latere datum van het einde van de arbeidsovereenkomst. [geïntimeerde] heeft ter zake een afschrift overgelegd van een tweede addendum bij de overeenkomst (hierna: versie [geïntimeerde] ), welk document niet is ondertekend en onder meer de volgende tekst bevat:
“TWEEDE ADENDUM BIJ ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 1 - Beëindiging
Partijen zijn overeengekomen dat de leeftijd waarop de arbeidsovereenkomst eindigt als genoemd in art 8.4 niet langer moet worden gesteld op 60, maar vooralsnog op 62. Steeds zal tenminste 2 jaar voor de afgesproken datum van beëindiging worden besproken of verdere verlenging gewenst is.”
(iv) [appellant] heeft in deze procedure een door beide partijen ondertekende versie van het tweede addendum overgelegd (hierna: versie [appellant] ). De inhoud van die versie wijkt op onderdelen af van het hiervoor genoemde versie [geïntimeerde] en luidt, voor zover hier van belang:
“Artikel 1- Beëindiging
Partijen zijn overeengekomen dat de leeftijd waarop de arbeidsovereenkomst eindigt als genoemd in art 8.3 niet langer moet worden gesteld op 65 maar vooralsnog op 67. Steeds zal tenminste 2 jaar voor de afgesproken datum van beëindiging worden besproken of verdere verlenging gewenst is.”
( v) In een derde addendum van 19 november 2009 is het salaris dat [appellant] als statutair directeur van [geïntimeerde] verdient, aangepast naar een salaris dat is gebaseerd op een vierdaagse werkweek.
(vi) In opdracht van de Raad van Commissarissen van [geïntimeerde] heeft Deloitte Accountants BV (hierna: Deloitte) op 3 mei 2012 gerapporteerd over de bezoldiging van de directie van [geïntimeerde] ( [appellant] en [Z] ) over de jaren 2004 tot en met 2011. Het rapport luidt onder meer:
“Vergoeding directie [appellant]
Op de overzichten “berekening vergoeding [appellant] ” zijn naar aard als volgt in te delen:
a. Vergoeding uit hoofde van directiefunctie
b. Omzetvergoeding Heerhugowaard 22,2%
c. Omzetvergoeding Heerhugowaard 5,2%
d. Omzetvergoeding overige
e. Inval
Ad a. Vergoeding uit hoofde van directiefunctie
[…] Wij hebben vastgesteld dat de directievergoeding overeenkomt met de “arbeidsovereenkomst statutair directeur” uit november 2003. Evenals bij [Z] heeft met ingang van 1 januari 2009 een aanpassing plaatsgevonden op basis van het uitbreiden van het tijdsbeslag van 3 naar 4 dagen. De verstrekte bonussen komen overeen met de gegevens zoals verstrekt door de voorzitter van de Raad van Commissarissen.
[…]
Ad c. Omzetvergoeding Heerhugowaard 5,2%
In de periode september 2004 tot en met december 2010 heeft [appellant] een vergoeding ontvangen van 5,2% over de [totale] omzet van de vestiging Heerhugowaard. Bij de berekening is geen rekening gehouden met de parttime werkzaamheden van [appellant] als directeur. De vergoeding is volgens de ons verstrekte informatie gebaseerd op het […] schrijven van [appellant] [en] […] de (van [appellant] verkregen, ongetekende) verslagen van de directievergaderingen van 20 februari en 12 maart 2004.
Ons zijn ten aanzien van deze component geen aanvullende stukken overgelegd.
Ad d. Omzetvergoeding overige
Wij hebben van [A] begrepen dat deze vergoeding betrekking heeft op het invallen van [appellant] als vestigingsmanager in de vestigingen Heerhugowaard, IJmond en Alkmaar. De vergoeding betreft een percentage (respectievelijk 10, 21 en 19%) van de totale periode omzet van betreffende vestigingen. Bij de berekening is geen rekening gehouden met de parttime werkzaamheden van [appellant] als directeur. […] Wij hebben van [A] begrepen dat vergoeding heeft plaatsgevonden op basis van een opgave van betreffende dagen door [appellant] en op basis van de gebruikelijke afspraken binnen [geïntimeerde] (in casu % van de omzet). In de ons overgelegde stukken hebben wij geen formele afspraken aangetroffen.
Ad e. Inval
Wij hebben van [A] begrepen dat deze vergoeding betrekking heeft op het invallen van [appellant] als orthodontist in de verschillende vestigingen. Wij hebben van [A] begrepen dat vergoeding heeft plaatsgevonden op basis van een opgave van betreffende dagen door [appellant] en op basis van de gebruikelijke afspraken binnen [geïntimeerde] (in casu € 750 per dag). De vergoeding sluit aan met de in het (ongetekende) verslag van de directievergadering van 1 maart 2011. […]
In de ons overgelegde stukken hebben wij geen aanvullende formele afspraken aangetroffen. […]
3. Overige bevindingen
[…] Wij hebben van [A] begrepen dat het niet mogelijk is de genoemde vergoedingscomponenten aan te sluiten op een aanwezigheidsregistratie.”
(vii) Naar aanleiding van het rapport van Deloitte hebben [B] (voorzitter van de Raad van Commissarissen van [geïntimeerde] ) en [appellant] vanaf juli 2012 gecorrespondeerd over het ter beschikkingstellen van de aanwezigheidsregistratie, de rittenadministratie en de privé agenda van [appellant] .
(viii) Op 9 en 19 juli 2012 heeft de Raad van Commissarissen van [geïntimeerde] met
[appellant] een functioneringsgesprek gehouden. Van dat gesprek is een verslag opgemaakt.
(ix) Op 19 november 2012 heeft de Raad van Commissarissen [appellant] schriftelijk op de hoogte gesteld van het voornemen om zijn statutair directeurschap te beëindigen:
“Vanmiddag hebben wij u in een gesprek verteld dat de Raad van Commissarissen een Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van [Y N.V.] (“ [geïntimeerde] ”) uitroept en dat één van de op deze Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders te behandelen onderwerpen het voorstel tot het verlenen van uw ontslag als statutair bestuurder (en werknemer) van [geïntimeerde] zal zijn. De reden hiervoor vloeit voort uit de constatering dat u niet in het belang van [geïntimeerde] handelt. Meer in het bijzonder is de wens tot de beëindiging onder meer gelegen in het feit dat (willekeurige volgorde):
(i) u geen vertrouwen in de Raad van Commissarissen blijkt te hebben,
(ii) de verhoudingen binnen het bestuur verslechterd zijn en uw medebestuurder geen vertrouwen meer in u heeft als bestuurder,
(iii) u uw taken niet uitoefent althans niet wenst uit te oefenen,
(iv) u als bestuurder niet steeds het goede voorbeeld geeft,
(v) u onvoldoende inzicht verschaft, onder meer ter zake door u ontvangen vergoedingen en verrichtte werkzaamheden en
(vi) u niet alle verzochte informatie verstrekt.
Aan u is diverse malen verzocht (aanvullende) informatie en documentatie te verstrekken, bijvoorbeeld ter zake van uw aanwezigheid en door u verrichtte werkzaamheden. Op deze redelijke verzoeken is geen althans geen volledige informatie verstrekt.[…] Op (vervolg)vragen wordt door u met wantrouwen gereageerd en geen (volledig) antwoord gegeven.[…] Ook hierdoor zijn de onderlinge verhoudingen verder verstoord. Over de diverse onderwerpen is veelvuldig gesproken en gecorrespondeerd. Deze gesprekken en correspondentie hebben echter niet geleid tot een verbetering van de ontstane situatie.”
( x) Op 11 december 2012 heeft de hiervoor genoemde algemene vergadering van aandeelhouders plaatsgevonden, waarbij het besluit is genomen over te gaan tot ontslag van [appellant] als statutair bestuurder. Bij schrijven van 14 december 2012 ontving [appellant] bericht van zijn ontslag.