ECLI:NL:GHAMS:2016:1171

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
31 maart 2016
Zaaknummer
200.154.487/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbehoorlijk bestuur en wanbeheer binnen commanditaire vennootschap Pharma Slovakia C.V. en de gevolgen voor de beherend vennoot MEI Beheer B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om een hoger beroep van een kort geding dat was aangespannen door een groep van appellanten tegen MEI Beheer B.V. en Pharma Slovakia C.V. De appellanten stelden dat MEI Beheer zich schuldig had gemaakt aan onbehoorlijk bestuur en wanbeheer, wat hen als commanditaire vennoten schade had berokkend. De voorzieningenrechter had in eerste aanleg de vorderingen van de appellanten afgewezen, maar het hof oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat MEI Beheer zich inderdaad schuldig had gemaakt aan wanbeheer. Het hof verwees naar verschillende feiten en omstandigheden die de stellingen van de appellanten onderbouwden, waaronder het niet tijdig en correct afleggen van rekening en verantwoording, het niet behalen van de in het memorandum gestelde doelen, en het onterecht incasseren van kosten. Het hof besloot dat MEI Beheer met onmiddellijke ingang moest stoppen met haar bestuurs- en beheershandelingen en dat het bestuur van Pharma Slovakia moest worden overgedragen aan een stichting die het vertrouwen van de meerderheid van de vennoten genoot. De kosten van het geding werden hoofdelijk aan MEI Beheer en de betrokken bestuurder opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.154.487/01 KG
zaak-/rolnummer rechtbank: C/13/541456/ KG ZA 13-562 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 maart 2016
inzake

1.[APPELLANT SUB 1] , wonend te [woonplaats] ;

2.
[APPELLANT SUB 2], wonend te [woonplaats] ;
3.
[APPELLANT SUB 3], wonend te [woonplaats] ;
4.
[APPELLANT SUB 4], wonend te [woonplaats] ;
5.
[APPELLANT SUB 5], wonend te [woonplaats] ;
6.
[APPELLANT SUB 6], wonende te [woonplaats] ;
7.
BLOEMENDAAL B.V., gevestigd te [woonplaats] ;
8.
[APPELLANT SUB 8], wonend te [woonplaats] ;
9.
[APPELLANT SUB 9], wonend te [woonplaats] ;
10.
[APPELLANT SUB 10], wonend te [woonplaats] ;
11.
[APPELLANT SUB 11], wonend te [woonplaats] ;
12.
[APPELLANT SUB 12], wonend te [woonplaats] ;
13.
BOS HOLDING B.V., gevestigd te Tilburg;
14.
[APPELLANT SUB 14], wonend te [woonplaats] ;
15.
COMMAL N.V., gevestigd te Willemstad, Curacao,
16.
[APPELLANT SUB 16], wonend te [woonplaats] ;
17.
[APPELLANT SUB 17], wonend te [woonplaats] ;
18.
[APPELLANT SUB 18], wonend te [woonplaats] ;
19.
[APPELLANT SUB 19], wonend te [woonplaats] ;
20.
[APPELLANT SUB 20], wonend te [woonplaats] ;
21. de rechtspersoon naar vreemd recht
ERADUS HOLDING CARRIBEAN
LIMITED, gevestigd te Tortola, British Virgin Islands;
22.
[APPELLANTEN SUB 22]
, beiden wonende te [woonplaats] ;
23.
[APPELLANT SUB 23], wonend te [woonplaats] ;
24.
[APPELLANT SUB 24], wonend te [woonplaats] ;
25.
[APPELLANT SUB 25], wonend te [woonplaats] ;
26.
[APPELLANT SUB 26], wonend te [woonplaats] ;
27.
[APPELLANT SUB 27], wonend te [woonplaats] ;
28.
[APPELLANT SUB 28], wonend te [woonplaats] ;
29.
[APPELLANT SUB 29], wonend te [woonplaats] ;
30.
HERCOLIEN INVESTMENTS B.V., gevestigd te [woonplaats] ;
31.
[APPELLANT SUB 31], wonend te [woonplaats] ;
32.
[APPELLANT SUB 32], wonend te [woonplaats] ;
33.
[APPELLANT SUB 33], wonend te [woonplaats] ;
34.
[APPELLANT SUB 34], wonend te [woonplaats] ;
35.
[APPELLANT SUB 35], wonend te [woonplaats] ;
36.
[APPELLANT SUB 36], wonend te [woonplaats] ;
37.
[APPELLANT SUB 37], wonend te [woonplaats] ;
38.
[APPELLANT SUB 38], wonend te [woonplaats] ;
39.
[APPELLANTEN SUB 39]
, beiden wonend te [woonplaats] ;
40.
[APPELLANT SUB 40], wonend te [woonplaats] ;
41.
KAJE HOLDING B.V.,gevestigd te Oudenhoorn;
42.
[APPELLANT SUB 42], wonend te [woonplaats] ;
43.
[APPELLANT SUB 43], wonend te [woonplaats] ;
44.
[APPELLANT SUB 44], wonend te [woonplaats] ;
45.
KOPPENAAL BEHEER B.V., gevestigd te Ruurlo;
46.
[APPELLANT SUB 46], wonend te [woonplaats] ;
47.
[APPELLANT SUB 47], wonend te [woonplaats] ;
48.
[APPELLANT SUB 48], wonend te [woonplaats] ;
49.
[APPELLANT SUB 49] ,wonend te [woonplaats] ;
50.
[APPELLANT SUB 50], wonend te [woonplaats] ;
51.
[APPELLANT SUB 51], wonend te [woonplaats] ;
52.
[APPELLANT SUB 52], wonend te [woonplaats] ;
53.
[APPELLANT SUB 53], wonend te [woonplaats] ;
54.
[APPELLANT SUB 54], wonend te [woonplaats] ;
55.
[APPELLANT SUB 55], wonend te [woonplaats] ;
56.
APOTHEEK NIEUWENHUIS B.V., gevestigd te Oldenzaal;
57.
[APPELLANT SUB 57], wonend te [woonplaats] ;
58.
[APPELLANT SUB 58], wonend te [woonplaats] ;
59.
[APPELLANT SUB 59], wonend te [woonplaats] ;
60.
[APPELLANT SUB 60], wonend te [woonplaats] ;
61.
[APPELLANT SUB 61], wonend te [woonplaats] ;
62.
[APPELLANT SUB 62]wonend te [woonplaats] ;
63.
BEHEERMAATSCHAPPIJ PIKSEN’S PICK PACK B.V, gevestigd te
Nijverdal;
64.
[APPELLANT SUB 64], wonend te [woonplaats] ;
65.
[APPELLANT SUB 65], wonend te [woonplaats] ;
66.
EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ REIGERSHOF B.V.,gevestigd te
Rijssen;
67.
[APPELLANT SUB 67], wonend te [woonplaats] ;
68.
[APPELLANT SUB 68], wonend te [woonplaats] ;
69.
[APPELLANT SUB 69], wonend te [woonplaats] ;
70.
[APPELLANT SUB 70], wonend te [woonplaats] ;
71.
[APPELLANT SUB 71], wonend te [woonplaats] ;
72.
[APPELLANTEN SUB 72],
beiden wonend te Epe;
73.
[APPELLANT SUB 73], wonend te [woonplaats] ;
74.
SCHIJF B.V., gevestigd te Haren;
75.
[APPELLANT SUB 75], wonend te [woonplaats] ;
76.
[APPELLANT SUB 76], wonend te [woonplaats] ;
77.
[APPELLANT SUB 77], wonend [woonplaats]
;
78.
[APPELLANT SUB 78], wonend te [woonplaats] ;
79.
[APPELLANTEN SUB 79], beiden wonend te
[woonplaats] ;
80.
[APPELLANTEN SUB 80], wonend te [woonplaats] ;
81.
[APPELLANT SUB 81], wonend te [woonplaats] ;
82.
[APPELLANT SUB 82], wonend te [woonplaats] ;
83.
[APPELLANT SUB 83], wonend te [woonplaats] ;
84.
[APPELLANT SUB 84], wonend te [woonplaats] ;
85.
[APPELLANT SUB 85], wonend te Ter [woonplaats] ;
86.
[APPELLANT SUB 86], wonend te [woonplaats] ;
87.
[APPELLANT SUB 87], wonend te [woonplaats] ;
88.
[APPELLANT SUB 88], wonend te [woonplaats] ;
89.
[APPELLANT SUB 89], wonend te [woonplaats] ;
90.
[APPELLANT SUB 90], wonend te [woonplaats] ;
91.
[APPELLANT SUB 91], wonend te [woonplaats] ;
92.
[APPELLANTEN SUB 92], beiden
wonend te [woonplaats] ;
93.
[APPELLANT SUB 93], wonend te ’ [woonplaats] ;
94.
[APPELLANT SUB 94], wonend te [woonplaats] ;
95.
[APPELLANT SUB 95], wonend te [woonplaats] ;
96.
[APPELLANT SUB 96], wonend te [woonplaats] ;
97.
[APPELLANT SUB 97], wonend te [woonplaats] ;
98.
[APPELLANT SUB 98], wonend te [woonplaats] ;
99.
[APPELLANT SUB 99], wonend te [woonplaats] ;
100.
[APPELLANT SUB 100], wonend te [woonplaats] ;
101.
[APPELLANT SUB 101], wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. W.L.R. Schuurmans te Roden,
tegen

1.MEI BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam,

2.
[GEÏNTIMEERDE SUB 2 - A], wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. R.C. de Mol te Den Haag.
en
PHARMA SLOVAKIA C.V., gevestigd te Deventer,
gevoegde partij aan de zijde van geïntimeerden,
advocaat: mr. R.C. de Mol te Den Haag,
alsmede

1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1] ,

2.
[GEÏNTIMEERDE SUB 2 - B], wonend te [woonplaats] ,
3.
[GEÏNTIMEERDE SUB 3], wonend te [woonplaats] ,
4.
[GEÏNTIMEERDE SUB 4], wonend te [woonplaats] ;
5.
[GEÏNTIMEERDE SUB 5], wonend te [woonplaats] ;
6.
[GEÏNTIMEERDE SUB 6], wonend te [woonplaats] ;
7.
[GEÏNTIMEERDE SUB 7], wonend te [woonplaats] ;
8.
KIM HOLDING B.V., gevestigd te [woonplaats] ;
9.
[GEÏNTIMEERDE SUB 9], gevestigd te [plaats] ;
9a.
[GEÏNTIMEERDE SUB 9A], wonend te [woonplaats] ;
9b.
[GEÏNTIMEERDE SUB 9B], wonend te [woonplaats] ;
9c.
[GEÏNTIMEERDE SUB 9C], wonend te [woonplaats] ;
9d.
[GEÏNTIMEERDE SUB 9D], wonend te [woonplaats] ;
10.
[GEÏNTIMEERDE SUB 10], wonend te [woonplaats]
11.
[GEÏNTIMEERDE SUB 11], wonend te [woonplaats] ;
12.
[GEÏNTIMEERDE SUB 12], wonend te [woonplaats] ;
13.
[GEÏNTIMEERDE SUB 13], wonend te [woonplaats] ;
14.
[GEÏNTIMEERDE SUB 14], wonend te [woonplaats] ;
15.
[GEÏNTIMEERDE SUB 15], wonend te [woonplaats] ;
16.
[GEÏNTIMEERDE SUB 16], wonend te [woonplaats] ;
17.
[GEÏNTIMEERDE SUB 17], wonend te [woonplaats] ;
18.
[GEÏNTIMEERDE SUB 18], wonende te [woonplaats] ;
19.
[GEÏNTIMEERDE SUB 19], wonend te [woonplaats] ;
20.
[GEÏNTIMEERDE SUB 20], wonend te [woonplaats] ;
21.
STICHTING MACHIAVELLI INVESTMENT GROUP, gevestigd te
Groningen, namens:
21a.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21A], wonend te [woonplaats] ;
21b.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21B], wonend te [woonplaats] ;
21c.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21C], wonend te [woonplaats] ;
21d.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21D], wonend te [woonplaats] ;
21e.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21E], wonend te [woonplaats] ;
21f.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21F], wonend te [woonplaats] ;
21g.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21G] .,gevestigd te [woonplaats] ;
21h.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21H], wonend te [woonplaats] ;
21j.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21I], wonend te [woonplaats] ;
21j.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21J], wonend te [woonplaats] ;
21k.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21K], wonend te [woonplaats] ;
211.
BEHEERSMAATSCHAPPIJ PICKSEN’S PICKPACK B.V.,gevestigd te
Nijverdal;
21m.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21M], wonend te [woonplaats] (erfgenaam van [X 1]
);
21n.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21N], wonend te [woonplaats] ;
21o.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21O], wonend te [woonplaats] ;
21p.
[GEÏNTIMEERDE SUB 2P], wonend te [woonplaats] ;
21q.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21Q], wonend te [woonplaats] ;
21r.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21R], wonend te [woonplaats] ;
21s.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21S], wonend te [woonplaats] ;
21t.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21T], wonend te [woonplaats] ;
21u.
[GEÏNTIMEERDE SUB 21U], wonend te [woonplaats] ;
eveneens gevoegde partijen aan de zijde van geïntimeerden,
advocaat: mr. J.L. de Hoop te Groningen.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna (in navolging van de rechtbank) [appellanten] genoemd, geïntimeerden worden hierna gezamenlijk MEI Beheer c.s. en afzonderlijk MEI Beheer en [appellanten] genoemd en de gevoegde partijen respectievelijk Pharma Slovakia en (in navolging van de rechtbank) [geïntimeerden]
In deze zaak is op 25 november 2014 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar het tussenarrest verwezen.
Nadien zijn door partijen nog de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord aan de zijde van MEI Beheer c.s. en Pharma Slovakia, met
producties;
- memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerden] , met producties;
- akte aan de zijde van [appellanten] , met producties;
- akte aan de zijde van MEI Beheer c.s., met productie.
Partijen hebben hun zaak ter zitting van het hof van 16 december 2016 doen bepleiten, [appellanten] door mr. A.K. Bolt, advocaat te Roden, MEI Beheer c.s. en Pharma Slovakia door mr. De Mol voornoemd en [geïntimeerden] door mr. De Hoop voornoemd, ieder aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Bij die gelegenheid zijn door partijen nog diverse producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en hun vorderingen (zoals in de appeldagvaarding verwoord) alsnog zal toewijzen, met hoofdelijke veroordeling van MEI Beheer c.s. in de proceskosten en tot restitutie van hetgeen door [appellanten] uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg aan MEI Beheer c.s. is voldaan.
MEI Beheer c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met hoofdelijke veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden eindvonnis onder 2.1 tot en met 2.24 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. [appellanten] hebben in de toelichting op grief 14 bezwaar gemaakt tegen deze weergave; deze zou op punten onjuist en onvolledig zijn. Het hof zal met deze bezwaren in het onderstaande rekening houden. Enigszins verkort en waar nodig aangevuld met andere feiten die blijken uit niet (voldoende) weersproken stellingen van partijen dan wel de onbestreden inhoud van producties waarnaar in de gedingstukken wordt verwezen, komen de feiten neer op hetgeen hierna onder 3.1 wordt overwogen.

3.Beoordeling

3.1. (
i) Nadat in april 2004 ten behoeve van potentiële participanten een Informatiememorandum Pharma Slovakia CV (hierna: het memorandum) met investeringsvoorstel was uitgebracht, is bij notariële akte van 30 december 2004 (hierna ook de CV-akte) vastgelegd dat vanaf 16 februari 2004 is aangegaan de commanditaire vennootschap Pharma Slovakia. Pharma Slovakia heeft als doel het participeren (beleggen in aandelen) in twee farmaceutische ondernemingen in Slowakije, Biotika a.s. (hierna: Biotika) en Hoechst-Biotika Spol s.r.o. (hierna: Hoechst-Biotika), met als uiteindelijk doel de verkoop van deze aandelen. Het belang in Hoechst-Biotika is reeds in 2005 verkocht.
(ii) Pharma Slovakia heeft volgens de CV-akte 142 commanditaire vennoten, onder wie [appellanten] en [geïntimeerden] , die reeds voordat de akte was verleden, gezamenlijk € 8.500.000,- hebben ingebracht.
MEI Beheer is de beherend vennoot van Pharma Slovakia. De bestuurder van MEI Beheer is [appellanten] .
In de CV-akte, waaraan het memorandum is gehecht, is bepaald dat de beherend vennoot haar werkzaamheden met inachtneming van het memorandum dient te verrichten (vgl. artikel 4 sub 1).
(iii) Op 10 februari 2011 heeft de Ondernemingskamer van dit hof uitspraak gedaan in een procedure aangespannen door RCM Consultancy B.V. (50% aandeelhoudster in Middle Europe Investments N.V., verder: Middle Europe Investments) tegen (onder meer) Middle Europe Investments, MEI Management B.V. (verder: MEI Management) en [appellanten] . In deze procedure werd (onder meer) verzocht [appellanten] te schorsen als bestuurder van een viertal MEI-vennootschappen, waaronder Middle Europe Investments en MEI Management. De uitspraak luidde dat een onderzoek wordt bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Middle Europe Investments en drie dochtervennootschappen (waartoe MEI Beheer niet behoort) en dat een medebestuurder en [appellanten] beiden met onmiddellijke ingang worden geschorst als bestuurders van die vennootschappen, met benoeming van een nader aan te wijzen persoon tot bestuurder daarvan. De uitspraak bevat onder meer de volgende overwegingen:
“2.18 Bij brief van 1 november 2010 heeft de AFM (Autoriteit Financiële Markten, hof) aan MFB (MEI Fondsenbeheer B.V., hof) mededeling gedaan van haar voorgenomen besluit om MFB een aanwijzing te geven in verband met gedragingen van [appellanten] zoals de AFM al eerder had gedaan ten aanzien van (…) (medebestuurder, hof). Dit voorgenomen besluit berust onder meer op de voorlopige constatering van de AFM
  • dat [appellanten] (…) meermalen gedragingen heeft vertoond die blijk geven van een niet verantwoordelijk en integer optreden in de beroepsuitoefening en van het niet naleven van de wet,
  • dat hij immers gelden die aan hem, uit hoofde van zijn functie van bestuurder van MFB waren toevertrouwd, ten behoeve van MEI Properties a.s. heeft belegd in strijd met het beleggingsbeleid en de raad van commissarissen daaromtrent onjuist althans onvolledig heeft voorgelicht, (…)
  • dat [appellanten] meermalen leningen vanuit de Fondsen heeft verstrekt zonder zekerheden of garanties te bedingen, waardoor niet in het belang van de deelnemers in de fondsen werd gehandeld en waaruit blijkt dat [appellanten] voorrang gaf aan andere belangen waaronder zijn persoonlijke belangen, dat [appellanten] diverse malen de beleggers, de raad van commissarissen, de overige bestuurders en de toezichthouders – zelfs wanneer daarom expliciet werd verzocht – niet volledig en/of onjuist heeft geïnformeerd en
  • dat [appellanten] aldus gedrag heeft vertoond dat niet in overeenstemming is met de integere invulling en uitoefening van de functie van (mede) beleidsbepaler.(…)
2.2
Bij brief van 15 december 2010 heeft de AFM aan MFB meegedeeld dat zij – na beoordeling van de zienswijze van [appellanten] – overeenkomstig haar bij brief van 1 november 2010 medegedeelde voornemen in verband met de gedragingen van [appellanten] besloten heeft tot de desbetreffende aanwijzing.”
(iv) Tussen partijen zijn meerdere geschillen gerezen over de handelwijze van MEI Beheer/ [appellanten] als beherend vennoot van Pharma Slovakia.
(v) Op 5 april 2012 is de Stichting Belangenbehartiging Pharma Slovakia CV (voorheen genaamd Stichting Belangenbehartiging Slowaakse Projecten) opgericht. Bestuurders van de Stichting zijn [appellant sub 29] , Hemmes (appellant sub 29), [appellant sub 24] en [appellant sub 57] , met uitzondering van [appellant sub 29] allen commanditaire vennoten van Pharma Slovakia. Volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 12 juni 2012 zijn de activiteiten van de Stichting:
“Overige belangenbehartiging (…). Behartigen van belangen van participanten/deelnemers in rechtspersonen dan wel commanditaire vennootschappen welke projecten en deelnemingen in Slowakije en haar omringende landen beheren en exploiteren.”
(vi) Op 6 april 2012 heeft een vergadering van vennoten van Pharma Slovakia plaatsgevonden. Op de agenda stond als punt 5
“Voorstel van [appellanten] om MEI Beheer B.V. te ontslaan als beherend vennoot van Pharma Slovakia C.V.”en als punt 6
: “Voorstel van [appellanten] om hen gezamenlijk aan te wijzen als beherend vennoot, voor de duur van de onderhandelingen met de potentiële koper.”Met [appellant sub 57] werd, blijkens de afgegeven volmachten, bedoeld de leden van het Comité ter Werkelijke Belangenbehartiging van de Commanditaire Vennoten Pharma Slovakia (hierna het Comité). Een meerderheid van de aanwezigen heeft voor dat voorstel gestemd. MEI Beheer heeft zich daarbij niet neergelegd en gesteld dat ontslag alleen bij unaniem besluit van de vennoten zou kunnen geschieden.
(vii) Bij brief van 7 mei 2012 is namens ‘het Comité ter Werkelijke Belangenbehartiging van Vennoten Czech Offices CV’ aangifte gedaan van ‘het vermoeden van vastgoedfraude, verduistering en valsheid in geschrifte door de heer P.H.M. [appellanten] en door de besloten vennootschap MEI Beheer BV’. Als contactpersonen van dit Comité staan onderaan deze brief [appellant sub 57] en [appellant sub 29] .
(viii) [appellanten] hebben MEI Beheer en Pharma Slovakia op 15 juni 2012 in kort geding gedagvaard bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam en (onder meer) schorsing gevorderd van MEI Beheer als beherend vennoot, wegens door [appellanten] gestelde onregelmatigheden ten aanzien van het bestuur over Pharma Slovakia. In dat geding waren [geïntimeerden] tussenkomende en voegende partij. [geïntimeerden] concludeerden tot afwijzing van de vorderingen van [appellant sub 57] .
(ix) De voorzieningenrechter heeft de vordering strekkende tot schorsing van MEI Beheer als beherend vennoot bij vonnis van 20 juli 2012 afgewezen, op grond van (onder meer) de volgende overwegingen.
“ 4.16. Voorts is van belang dat een substantiële minderheid van de commanditaire vennoten, verenigd in [geïntimeerden] de visie van [appellant sub 57] niet ondersteunt en uitdrukkelijk bezwaar heeft tegen de (tijdelijke) aanstelling van de Stichting als beherend vennoot van Pharma Slovakia, dan wel – degenen die zich bij geen van beide partijen hebben aangesloten – zich in dit geding afzijdig heeft gehouden. [geïntimeerden] stellen bovendien met MEI Beheer goede afspraken te hebben gemaakt over de – ook in hun visie – noodzakelijke controle op de handelwijze van MEI Beheer als beherend vennoot en over het in te stellen onderzoek naar die handelwijze in het verleden.
4.17.
In het licht van voornoemde feiten en omstandigheden, is de situatie, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, (nog) niet zodanig dat gewichtige redenen op dit moment reeds een schorsing van MEI Beheer als beherend vennoot rechtvaardigen. Dit kan anders zijn als de gestelde onregelmatigheden in het onderzoek, waarvan de voorzieningenrechter aanneemt dat dit gaat plaatsvinden en dat alle commanditaire vennoten hierover geïnformeerd zullen worden, vast zouden komen te staan.”
(x) Op 16 augustus 2012 heeft mr. Schuurmans vijf onderzoeksvragen betreffende MEI Beheer en Pharma Slovakia gezonden aan mrs. De Mol en De Hoop.
(xi) In het dagblad De Telegraaf van 31 augustus 2012 is bekend gemaakt dat DSI (Dutch Security Institute, een instituut dat moet toezien op de kwaliteit en integriteit in de financiële sector) [appellanten] bij uitspraak van 21 juni 2012 van de Tuchtcommissie heeft geroyeerd als lid. Uit de uitspraak blijkt dat dat is gebeurd mede op basis van de onder iii vermelde aanwijzing van de AFM. In de uitspraak staat onder meer:
“De Commissie acht de gedragingen van Verweerder zeer ernstig, in het bijzonder gegeven zijn leidinggevende positie, en acht in dat kader het royeren van de registratie van Verweerder passend, zelfs al is Verweerder momenteel niet meer actief in de financiële sector en ook niet voornemens zich daar weer in te begeven.”
(xii) Op 17 september 2012 heeft een vergadering plaatsgevonden van Pharma Slovakia, onder voorzitterschap van, afwisselend [appellanten] en mr. De Mol.
In de notulen van deze vergadering is onder meer het volgende vermeld:
“Vanuit de zaal wordt gevraagd wie de overige aandelen Biotika bezit. De heer [appellanten] verwijst naar eerdere nieuwsbrieven en geeft aan dat dit GV Pharma (27%) is, het MEI-Tsjechië Slowakije fonds (bijna 12%), S&D Chemicals (ruim 7%) en ca.8% bij kleine aandeelhouders, die allemaal minder dan 10.000 aandelen hebben. De heer [appellanten] geeft aan dat er voor Pharma Slovakia niet voldoende aandelen beschikbaar waren in 2004/2005 en dat het door de MEI-groep bestuurde beursfonds TSF al vele jaren daarvoor haar pakket aandelen Biotika had. De heer [appellanten] bevestigt dat er een contract met GV Pharma is aangaande gezamenlijk verkopen.”
(xiii) Bij brief van 26 september 2012 heeft MEI Beheer aan de commanditaire vennoten vergaderingen aangekondigd voor 26 oktober en 3 december 2012, in verband met het vaststellen van een onderzoeksplan en een onderzoeksbudget. In deze brief is vermeld dat MEI Beheer zal meewerken aan een onderzoek door een onafhankelijke onderzoekscommissie naar de gang van zaken binnen Pharma Slovakia. In de brief staat dat het een onderzoek ‘binnen de CV’ betreft ‘dus geen onderzoek naar de gang van zaken binnen MEI Beheer of Biotika a.s.’ en dat dit laatste ook helemaal niet kan, omdat Biotika een beursgenoteerde vennootschap is met vele aandeelhouders.
(xiv) Onder de gedingstukken (productie 38 van [appellanten] ) bevindt zich een agenda voor de vergadering van 26 oktober 2012, waarop, anders dan in een eerder opgestelde agenda, als te bespreken punten zijn vermeld:
“Besluit dat er geen aandelen verkocht of bezwaard worden zonder toestemming van de meerderheid van vennoten (…)” en “Gevolgen DSI-royement van [appellanten] voor MEI Beheer als beherend vennoot van Pharma Slovakia CV”.
(xv) Tijdens de vergadering van 26 oktober 2012 is tot onderzoeker naar de gang van zaken naar het bestuur van Pharma Slovakia benoemd [Y] (hierna: [Y] ) verbonden aan het accountantskantoor [Z] , hierna [Z] ) is als onderzoeksbegeleider benoemd.
(xvi) Bij brief van 30 oktober 2012 heeft de raadsman van MEI Beheer c.s. en Pharma Slovakia aan [Y] meegedeeld dat de benoeming van de onderzoekscommissie en de onderzoeksbegeleidingscommissie geen besluit is van MEI Beheer of van Pharma Slovakia, maar uitsluitend van (een deel van) de commanditaire vennoten.
(xvii) Vervolgens (in de periode tot en met december 2012) heeft correspondentie plaatsgevonden tussen MEI Beheer c.s. en [Y] / [Z] over de inhoud van de onderzoeksvragen, alsmede de onafhankelijke positie van [Y] in het kader van het door hem te verrichten onderzoek.
Partijen en [Y] zijn het daarover niet eens geworden. [Y] heeft daaromtrent per email van 21 december 2012 aan de raadsman van MEI Beheer c.s. onder meer het volgende bericht:
“Ik kan niet anders concluderen dan dat uw cliënt wil bepalen wat de reikwijdte van het onderzoek is en welke informatie gebruikt mag worden om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Uw cliënt geeft daarmee te kennen dat hij het onderzoek te willen sturen dat is voor mij onacceptabel.”In januari 2012 hebben MEI Beheer c.s. C.J. [B] van Ernst & Young Accountants LLP (verder respectievelijk [B] en Ernst & Young) benaderd voor het verrichten van onderzoek.
(xviii) Op 2 mei 2013 heeft (de notaris als gevolmachtigde van) [A] (hierna: [A] ) de stichting Stichting Beheer Pharma Slovakia C.V. (hierna: de Stichting Beheer) opgericht, met als doel het (doen) optreden als beherend vennoot van Pharma Slovakia en haar deelnemingen.
[A] is van de Stichting Beheer de enig bestuurder. De Stichting Beheer is gevestigd op het adres van het bedrijf van [appellant sub 29] .
(xix) Op 17 mei 2013 hebben [appellanten] MEI Beheer c.s. en Pharma Slovakia gedagvaard in het onderhavige kort geding.
(xx) Tijdens de vergadering van 22 mei 2013 heeft de meerderheid van de commanditaire vennoten mr. Schuurmans benoemd tot advocaat van Pharma Slovakia, in plaats van mr. De Mol. Kuiper heeft gemeld het daarmee niet eens te zijn en mr. De Mol heeft meegedeeld dat aan dat besluit geen gevolg zal worden gegeven. Eerder al (in maart en april 2014) hebben [appellanten] klachten ingediend tegen mr. De Mol bij de deken van de Orde van Advocaten en de Raad van Discipline, omdat mr. De Mol volgens [appellanten] wegens tegenstrijdige belangen niet zowel voor MEI Beheer c.s. als voor Pharma Slovakia zou kunnen optreden.
(xxi) Bij tussenvonnis van 21 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter, nadat partijen het ter zitting van 31 mei 2013 daarover eens waren geworden, een deskundigenonderzoek bevolen door [B] van Ernst &Young. De voorzieningenrechter heeft daarin een aantal aan de deskundige voor te leggen vragen geformuleerd e.e.a. tegen de achtergrond van de centrale vraag of sprake is geweest van wanbeleid en/of onzorgvuldig handelen van MEI Beheer als beherend vennoot van Pharma Slovakia.
(xxii) Het tussenvonnis van 24 december 2013, waarin is bepaald dat de deskundige zijn werkzaamheden kon voortzetten op de door hem in zijn brief van
28 oktober 2013 (zie onder 1.6) voorgestane wijze, berust op onder meer de volgende overwegingen:
“Met de deskundige is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raadsman van [appellanten] in de brief van 4 oktober 2013 heeft getracht aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen, althans de scope van de reeds vastgestelde vragen te verruimen. [appellanten] hebben ter zitting van 12 december 2013 het in de brief van 4 oktober 2013 neergelegde standpunt herhaald en nader toegelicht. De vraagstelling dient echter beperkt te blijven tot de vragen die in het tussenvonnis van 21 juni 2013 zijn vastgelegd. In hetgeen [appellanten] ter zitting hebben bepleit wordt geen aanleiding gezien om de vraagstelling aan te passen, daargelaten dat afhandeling op de door [appellanten] voorgestane wijze de grenzen van het kort geding te buiten zou gaan. (…)
3.3.
Desgevraagd hebben [appellanten] ter zitting verklaard voortzetting van het onderzoek overeenkomstig het onder 2.2. overwogene te prefereren boven het (thans) wijzen van eindvonnis op de door [appellanten] ingestelde vorderingen. [appellanten] hebben gesignaleerd dat vertraging is opgetreden in de afhandeling van het onderzoek en de wens uitgesproken dat het onderzoek thans voortvarend wordt afgerond. Ook de andere partijen hebben hun voorkeur uitgesproken voor een spoedige afhandeling. Aangaande dit punt merkt de voorzieningenrechter op dat [appellanten] de thans opgetreden vertraging door het schrijven van de brief van 4 oktober 2013 met name aan zichzelf te wijten hebben en dat de kritiek aan het adres van de deskundige en/of MEI Beheer op dit punt derhalve niet gerechtvaardigd lijkt.
De deskundige heeft desgevraagd meegedeeld inmiddels al een eind op streek te zijn met het onderzoek – alle partijen zijn gehoord en een eerste boekenonderzoek heeft plaatsgevonden – en voor de afronding ervan nog twee à drie maanden nodig te hebben.”
(xxiii) Bij brief van 3 april 2014 heeft Kuiper aan zijn medevennoten in Pharma Slovakia meegedeeld dat de Stichting Macchiavelli Investment Groep van 15 vennoten inmiddels de toekomstige uitkeringsrechten op participaties in Pharma Slovakia heeft overgenomen (in verband met de conflictueuze situatie tussen [appellanten] en MEI Beheer c.s.) en aangeboden om dat ook bij de overige vennoten te doen, voor een bedrag van € 32.500,- per participatie, waarmee (inclusief de uitkeringen in het verleden) een rendement van 60% zou zijn behaald. In 2013 had deze Stichting reeds voor bedragen rond de € 25.000,- de economische eigendom van een aantal participaties overgenomen.
(xxiv) In een Nieuwsbrief van 7 mei 2014 aan de vennoten van Pharma Slovakia heeft MEI Beheer c.s. het volgende vermeld:
“Pharma Slovakia heeft zoals bekend een belang van 43,6% in (…) Biotika a.s. Op maandag 5 mei 2013 heeft Biotika a.s. haar jaarlijkse aandeelhoudersvergadering gehouden. Tijdens deze vergadering kwamen onder andere de volgende zaken aan de orde, waarvan MEI Beheer u hierbij (onverplicht) op de hoogte brengt.
In 2013 heeft Biotika a.s. de business unit Final Dosage Forms (…) verkocht aan BB Pharma a.s. uit Tsjechië. (…) De omzet van Biotika a.s. is in 2013 nagenoeg gelijk aan de omzet in 2012. Het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening daalt echter fors; van EUR 5,4 mln in 2012 naar EUR 2,4 mln in 2013. Door de éénmalige opbrengst gegenereerd door de verkoop van de business unit Final Dosage Forms is de uiteindelijke opbrengst over 2013 echter aanmerkelijk hoger, en bedraagt EUR 6,8 mln. (…)
Uitkering aan participanten Pharma Slovakia C.V.
De uitkering aan de participanten zal ongeveer EUR 12.500,- per participatie van EUR 50.000,- bedragen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de (forse) kosten die de juridische procedure, aangespannen door [appellanten] , met zich meebrengt. (…) De uitkering van ongeveer EUR 12.500,- per participatie wordt naar verwachting eind mei aan u overgemaakt. (…)
Kort geding [appellanten]
Bij brief van11 februari jl. hebben wij u laatstelijk geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek door Ernst & Young. Wij hebben u toen (kort gezegd) aangegeven dat het onderzoek weer was opgeschort, en spraken ons vermoeden uit dat dit (andermaal) het gevolg was van acties van [appellant sub 57] . Inmiddels staat vast dat dit inderdaad zo is. [appellant sub 57] blijft namelijk weigeren om de kosten te vergoeden die Ernst & Young heeft gemaakt als direct gevolg van zijn acties. (…) MEI Beheer past er op haar beurt echter voor wéér onverplicht een voorschot te betalen (…)
Schade
Bij dit alles geldt nog steeds dat de schade die MEI Beheer als gevolg van de eerdere vertraging heeft geleden, moet worden begroot op minimaal EUR 26.572,--. Aangezien [appellant sub 57] dus blijft weigeren hiervoor zijn verantwoordelijkheid te nemen, kan niet uitgesloten worden dat ook de individuele commandieten van de groep [appellanten] aangesproken zullen worden ter vergoeding van de veroorzaakte schade. (…)
De acties van [appellanten] hebben ook extra kosten veroorzaakt bij Pharma Slovakia C.V., inmiddels onderzoeken wij of en op welke wijze deze kosten kunnen worden verhaald.”
3.2.
[appellanten] vorderen in dit geding een voorziening die ertoe strekt dat MEI Beheer met onmiddellijke ingang als beherend vennoot wordt vervangen, subsidiair wordt geschorst, en dat het bestuur/beheer van Pharma Slovakia wordt overgedragen aan de Stichting Beheer met als opdracht het bewaken en beheren van Pharma Slovakia en het binnen twee maanden bijeenroepen van een vergadering van de commanditaire vennoten teneinde een beherend vennoot aan te stellen, met diverse (neven)voorzieningen.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellanten] afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van MEI Beheer c.s. en [geïntimeerden] Tegen deze beslissing, voor zover gewezen in het geding tussen henzelf en MEI Beheer c.s., en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met vijftien grieven op.
3.3. MEI Beheer c.s. stellen terecht aan de orde dat drie van de appellerende partijen niet tot de eisers in eerste aanleg behoorden (appellanten sub 61, 76 en 99), dat een aantal daarvan (appellanten sub 6, 14, 25, 27, 28, 30, 32, 35, 44, 49, 63, 81, 84) hun rechten uit de participatie in Pharma Slovakia C.V. (blijkens de bij incidentele conclusie houdende vordering tot voeging overgelegde aktes) hebben gecedeerd aan de als gevoegde partij optredende Stichting Machiavelli Investment Group en voorts dat appellant sub 12, die ook als gevoegde partij optreedt, reeds in eerste aanleg te kennen heeft gegeven niet meer als eisende partij te willen optreden, hetgeen inmiddels ook zou gelden voor appellanten sub 24 en 96. Dit brengt mee dat wat betreft appellanten sub 61, 76, 99, 6, 14, 25, 27, 28, 30, 32, 35, 44, 49, 63, 81, 84 en 12 het vereiste belang bij het door hen ingestelde appel ontbreekt en dit appel mitsdien zal worden verworpen. In het licht hiervan valt niet in te zien dat het hen niet zou zijn toegestaan zich aan de zijde van geïntimeerden te voegen. Ten aanzien van appellanten sub 24 en 96 bieden de feitelijke stellingen van geïntimeerden (en de aan hun zijde gevoegde partijen) onvoldoende duidelijkheid om een dergelijke conclusie te rechtvaardigen.
Het voorgaande brengt mee dat in het midden kan blijven welke betekenis toekomt aan de door de appellerende partijen aan de aan Stichting Belangenbehartiging Pharma Slovakia C.V. verleende (proces)volmacht.
3.4.
Kern van het (materiële) geschil van partijen is de vraag of MEI Beheer als beherend vennoot zich heeft schuldig gemaakt aan zodanig onbehoorlijk bestuur/wanbeheer dat voldaan is aan het in (ook op de commanditaire vennootschap toepasselijke) artikel 7A:1673 lid 2 BW neergelegde criterium - te weten de aanwezigheid van een gewichtige reden - om haar de bevoegdheid tot beheer die haar in de CV-akte is verleend te ontnemen en of [appellanten] zich in dat kader heeft schuldig gemaakt aan een onrechtmatige daad.
3.5.1.
De voorzieningenrechter heeft de punten die [appellanten] aan hun stelling dat een zodanige gewichtige reden zich voordoet in het eindvonnis (rechtsoverweging 4.5 en 4.9) samengevat. Die samenvatting is (met enige verduidelijking) als volgt weer te geven:
( a) Pharma Slovakia heeft, in strijd met het memorandum, geen meerderheidsbelang in Biotika gekocht, maar slechts 43,6% van de aandelen (en 23,6% van de aandelen Hoechst-Biotika);
( b) van de inleg van ongeveer 8,5 miljoen euro is slechts € 5.279.081,- belegd, onduidelijk is wat er met de rest is gebeurd. Minimaal 2 miljoen euro is in strijd met de vennootschapsakte aan derden uitgeleend;
( c) in het memorandum is een te rooskleurig geschetst van Biotika;
( d) er is, al vanaf de oprichting in 2004, niet tijdig en onvoldoende rekening en verantwoording afgelegd over Pharma Slovakia;
( e) onduidelijk is wie de beherend vennoot is geweest, MEI Beheer of MEI
Management;
( f) [appellanten] heeft met Pharma Slovakia tegenstrijdige belangen en heeft in privé
aandelen Biotika gekocht en (evenals een aantal commanditaire vennoten behorend tot [geïntimeerden] ) geprobeerd participaties (en/of uitkeringsrechten) voor een te lage prijs te verkrijgen van de (overige) commanditaire vennoten;
( g) Door Biotika gehuurde panden waarop Biotika een koopoptie had, zijn niet door
Biotika aangekocht maar, voor een te lage prijs, verkocht aan aan [appellanten] gelieerde bedrijven;
( h) MEI Beheer c.s. hebben ten koste van de commanditaire vennoten winsten uit
Biotika achtergehouden;
( i) MEI Beheer incasseert ten onrechte op een eerder tijdstip dan in het
memorandum voorzien de jaarlijkse management fee van € 85.000,-;
( j) MEI Beheer laat Pharma Slovakia ten onrechte opdraaien voor juridische kosten;
( k) MEI Beheer heeft ten onrechte geen uitkeringen verstrekt aan twee commanditaire
vennoten zijnde [appellant sub 57] (appellant sub 57) en Eradus Holding Carribean Limited
(appellant sub 21 ).
Daarnaast hebben [appellanten] zich beroepen op een uitspraak van de Ondernemingskamer van dit hof (vgl. hierboven onder 3.1 sub iii) alsmede op de omstandigheid dat Dutch Securities Institute (DSI) [appellanten] in juni 2012 wegens ontoelaatbare vermenging van privébelangen en zakelijk belangen van beleggers en het verrichten van transacties die rechtstreeks ingaan tegen de belangen van beleggers heeft geroyeerd als lid (zij verwijzen in dit verband naar de als productie 6 bij conclusie van eis in hoger beroep overgelegde uitspraak van het DSI, onder 2.5 en 2.6). Zij voeren voorts aan dat MEI Beheer, terwijl zij aanvankelijk had toegezegd mee te werken aan een onafhankelijk onderzoek, die medewerking niet heeft verleend en door het onderzoek in vergaande mate te willen sturen onderzoeker [Y] RA er toe heeft gebracht om zijn opdracht neer te leggen (zie hierboven onder 3.1 sub xvii).
3.5.2.
In hoger beroep hebben [appellanten] de verwijten aan het adres van MEI Beheer c.s. verder toegelicht en gewezen op hetgeen door hen in eerste aanleg bij pleidooi van 7 juli 2014 naar voren is gebracht. Zij hebben in dat kader benadrukt dat voor de aankoop van een meerderheidsbelang in Biotika en een belang van 50% in Hoechst-Biotika (een resultaat dat in het memorandum uitdrukkelijk tot uitgangspunt wordt genomen) ruim voldoende middelen beschikbaar waren; door de commanditaire vennoten was immers € 8,5 miljoen ingebracht, waarvan slechts € 5.279.081,- voor de aanschaf van aandelen is aangewend. Door speurwerk op het internet is hen gebleken dat [appellanten] , in plaats van zich in te zetten om het op dit punt in het memorandum geformuleerde doel te verwezenlijken (een belang van 51 % in Biotika, zie inleiding en blz 3 laatste zin) gelijktijdig met de CV zelf aandelen in Biotika heeft gekocht en voor het MEI Tsjechië en Slowakije Fonds N.V. het aandelenpakket heeft uitgebreid tot 11,9% terwijl volgens het Informatiememorandum het pakket van “MEI fondsen” tot 7,8% beperkt had moeten blijven (zie memorandum blz 8). Zij wijzen in dit verband voorts op door MEI Beheer (c.q. MEI) aan de commanditaire vennoten gerichte nieuwsbrieven over de periode 13 januari 2005 tot en met 9 mei 2008 waarin telkens wordt vermeld dat Pharma Slovakia in 2004 een belang van 51% in Biotika heeft gekocht terwijl dit belang gedurende deze periode (en ook daarna) tot 43,6 % beperkt is gebleven. Voorts voeren zij aan dat ook met betrekking tot de participatie in Hoechst-Biotika het in het memorandum vermelde percentage niet is gehaald (aangekocht is 23,65% in plaats van het in het memorandum als doel omschreven en in voornoemde nieuwsbrieven vermelde belang van 50%) waardoor de participanten bij de verkoop van het aandelenpakket Hoechst-Biotika in 2005 een bedrag € 2 miljoen aan winst zijn misgelopen.
Met betrekking tot de door de commanditaire vennoten ingebrachte maar niet op de in
het memorandum voorziene wijze belegde middelen ten bedrage van € 3.221.000.-
stellen zij dat blijkens het desbetreffende jaarverslag (dat pas in 2013 gereed
is gekomen) in 2004/2005 grote leningen zijn verstrekt aan o.a. Reggehuys
Management B.V. (die op dat moment de aandelen in MEI Beheer hield) en dat de door de commanditaire vennoten ingebrachte middelen kennelijk - in strijd met de doelstelling van de CV zoals neergelegd in artikel 2 van de CV-akte en met voorbij gaan aan hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 5 lid 3 sub g van de CV-akte -
mede daarvoor zijn gebruikt.
Zij stellen voorts dat MEI Beheer structureel heeft nagelaten tijdig en correct rekening en verantwoording af te leggen: hoewel krachtens de CV-akte de verplichting gold om jaarlijks een balans en winst- en verliesrekening op te maken, deze door een accountant te laten controleren en deze aan de commanditaire vennoten toe te sturen. Met betrekking tot de jaren 2006 en 2007 zijn eerst op 25 april 2012 jaarrekeningen verstrekt en met betrekking tot de jaren 2004 en 2005 pas op 21 januari 2013.
[appellanten] wijzen er op dat uit het jaarrapport Pharma Slovakia 2013 (hun productie 18 en productie M35 van MEI Beheer c.s.) valt op te maken dat van een aan Pharma Slovakia terugbetaalde lening en de door Biotika aan haar uitgekeerde winst bedragen van € 56.000,- respectievelijk € 393.426,- ten onrechte niet aan de commanditaire vennoten zijn uitgekeerd. Een soortgelijk bedrag (€ 450.000) zou in 2014 zijn achtergehouden. Daarnaast hebben MEI Beheer c.s. in 2012 en 2013 (relatief hoge) juridische kosten ten laste van Pharma Slovakia gebracht en voorts (via een cessie) een deel van de door hen gemaakte juridische kosten verrekend met de aan [appellant sub 57] (appellant sub 57) toekomende winstuitkering.
[appellanten] stellen voorts dat Biotika (door toedoen althans met medeweten van [appellanten] ) wordt uitgehold, dat assets van het bedrijf onder de waarde worden weggezet bij bevriende partijen en voeren nogmaals aan dat een koopoptie met betrekking tot de panden waarin Biotika gehuisvest is, onder omstandigheden die er op wijzen dat [appellanten] daar zelf voordeel van genoot, zonder opgaaf van een geldige reden niet is benut.
3.6. MEI Beheer c.s. zijn op de onder 3.5.1 en 3.5.2 samengevatte stellingen van [appellanten] in hoger beroep niet of nauwelijks ingegaan doch hebben (grotendeels) volstaan met het verwijzen naar hetgeen zij in eerste aanleg in de conclusie van eis in reconventie en het op 31 mei 2013 gehouden pleidooi naar voren hebben gebracht. Voorts hebben zij verwezen naar een in eerste aanleg overlegde pleitnota uit de eerdere kortgedingprocedure. Met betrekking tot de stelling van [appellanten] dat Biotika zou zijn uitgehold, is hun reactie beperkt gebleven tot de opmerking dat Biotika beursgenoteerd is en dat dit meebrengt dat zij onder toezicht staat.
Hiermee hebben MEI Beheer c.s. een groot aantal van de door [appellanten] aan hun vordering ten grondslag gelegde stellingen niet of onvoldoende weersproken. Met name worden door hen de genoegzaam onderbouwde stellingen die hierboven onder 3.4.2 sub a, b, f, h en k (samengevat) zijn weergegeven, niet weerlegd noch wordt voor die feiten en omstandigheden een adequate verklaring gegeven, terwijl ook niet op adequate wijze wordt bestreden en/of verklaard hetgeen in die rechtsoverweging onder d (jaarstukken over periode 2004 tot en met 2007 zijn eerst in 2012 en 2013 verstrekt) almede g en i is vermeld.
De stelling van MEI Beheer c.s. dat [appellanten] reeds op een eerder tijdstip dan de CV aandelen heeft verworven in Biotika valt moeilijk te rijmen met hetgeen daaromtrent in de notulen van de vergadering Pharma Slovakia CV van 6 april 2012 (productie 13 van [appellanten] in hoger beroep) onder 4.4 en 4.5 is vermeld.
MEI Beheer c.s. stellen zich weliswaar op het standpunt dat anders dan [appellanten] betogen de AFM [appellanten] niet als onbetrouwbaar heeft gekwalificeerd, doch zij laten na daarbij te vermelden dat in het emailbericht, waarin door de desbetreffende medewerker van de AFM op die eerdere door hem wel gebruikte kwalificatie (die volgens deze medewerker uit openbare bronnen zou volgen) is teruggekomen, valt te lezen dat in de visie van de AFM “de betrouwbaarheid van de heer [appellanten] niet buiten twijfel stond”.
Voorts lijkt het verweer van MEI Beheer c.s. dat [appellanten] geen (indirect) aandeelhouder doch slechts bestuurder is van MEI Beheer in tegenspraak te zijn met hetgeen de door de Ondernemingskamer van dit hof aangestelde onderzoeker daaromtrent rapporteert (productie 13 van [appellanten] overgelegd bij pleidooi in hoger beroep onder 7.1) en roept een en ander voorts vragen op met betrekking tot de rol van MEI Management, die volgens deze onderzoeker gedurende een aantal jaren de beherend vennoot van Pharma Slovakia was, alsmede over het optreden van [appellanten] in dat verband (vgl. in dit kader ook producties 10 en 11 van [appellanten] in hoger beroep).
Ten slotte miskennen MEI Beheer c.s., waar zij herhaaldelijk betogen dat de commanditaire vennoten hun inleg meer dan terugverdiend hebben, dat daarmee niets is gezegd over de vraag of sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur waardoor de commanditaire vennoten een deel van het potentiële rendement van hun investering zijn misgelopen.
3.7. MEI Beheer c.s. hebben bij pleidooi in hoger beroep gesteld dat de aandelen van Pharma Slovakia inmiddels voor een gunstige prijs (€ 30 per aandeel) zijn verkocht, dat door MEI Beheer rekening en verantwoording zal worden afgelegd en tot afwikkeling van Pharma Slovakia zal worden overgegaan. Zij leggen in dit verband een zogenoemde
fairness opinionover waarin wordt geconcludeerd dat de
fair market valuevan de aandelen per 31 december 2014 (indien een groot pakket daarvan op de markt wordt gebracht) is te stellen op € 27.6 tot € 30.8.
[appellanten] plaatsen vraagtekens bij de door MEI Beheer c.s. gestelde verkoop van de aandelen. Zij stellen dat zij geen bevestiging van de verkoop op internet hebben kunnen vinden en dat de prijs waarvoor de aandelen zouden zijn verkocht onder de toen vigerende beurskoers ligt (deze was op het moment van de beweerde verkoop € 37) waardoor een bevoordeling heeft plaatsgevonden van de resterende aandeelhouders van Biotika, waaronder een vriend van [appellanten] (I. Varga), en (gelet op zijn betrokkenheid bij een en ander waarschijnlijk ook) [appellanten] zelf. Zij wijzen er in dit verband op dat zowel in de nieuwsbrief van 15 augustus 2015 als in de
fairness opinionwordt uitgegaan van een inkoop van aandelen door Biotika (202.000 aandelen) en een koop van aandelen door BIO S.L. (262.000 aandelen). Deze laatste is volgens [appellanten] een op 30 juni 2015 opgerichte Slowaakse vennootschap welke blijkens de
“business register on internet”van het Slovaakse ministerie van justitie wordt bestuurd door P. Smehyl die als advocaat van [appellanten] optreedt en bij MEI Czech Republic a.s. in dienst is geweest.
3.8.
Het hof acht op grond van de hierboven weergegeven stellingen van [appellanten] - die, zoals gezegd voor het grootste deel niet of onvoldoende zijn betwist - aannemelijk dat MEI Beheer zich heeft schuldig gemaakt aan onbehoorlijk bestuur/wanbeheer en dat de belangen van (in ieder geval) een substantieel aantal van de commanditaire vennoten daardoor zijn geschaad. Uit een en ander valt voorts op te maken dat MEI Beheer en haar bestuurder [appellanten] in vergaande mate niet de vereiste transparantie hebben betracht. Er is in het licht hiervan voldoende grond om aan te nemen dat de bodemrechter - indien de ontbinding van de vennootschap op de voet van artikel 10 lid a van de CV-akte nog niet heeft plaatsgevonden - MEI Beheer op grond van een gewichtige reden haar bevoegdheden als beherend vennoot van Pharma Slovakia zal ontnemen en (op de voet van artikel 6:248 lid 1 BW) door aanstelling van een derde in het verder bestuur/beheer van de commanditaire vennootschap zal voorzien. Voorts is er voldoende grond om aan te nemen dat de bodemrechter zal oordelen dat [appellanten] zich in het kader van zijn bemoeienissen met Biotika/Pharma Slovakia schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die jegens de commanditaire vennoten (althans een substantieel aantal daarvan) als onrechtmatig zijn te kwalificeren.
Voor zover de stelling van MEI Beheer c.s. juist is dat de participatie van Pharma Slovakia in Biotika inmiddels door overdracht van de aandelen daarin is beëindigd, zien zij met hun betoog over de rol die thans voor MEI Beheer zou zijn weggelegd kennelijk over het hoofd dat ingevolge artikel 13 lid 1 van de CV-akte de vereffening van de zaken van Pharma Slovakia dient plaats te vinden door een vereffenaar die wordt aangewezen “bij besluit genomen met volstrekte meerderheid van alle uit te brengen stemmen”.
3.9.
[appellanten] hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ook in het licht van de laatste ontwikkelingen, mede gelet op de vraagtekens die zijn te plaatsen bij de gestelde verkoop van de participatie van Pharma Slovakia in Biotika en de beperkte verhaalsmogelijkheden met betrekking tot als gevolg van wanbeheer ontstane schade, in ieder geval voor zover het de in Tsjechië woonachtige [appellanten] betreft, er spoedeisend belang bij hebben dat aan het functioneren van MEI Beheer en haar bestuurder [appellanten] als (feitelijk) beheerder(s) en/of vereffenaar(s) van Pharma Slovakia een einde komt.
3.10.
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om de vordering van [appellanten] - voor zover die ertoe strekt dat MEI Beheer haar werkzaamheden als beherend vennoot van Pharma Slovakia staakt en dat haar bestuur/beheerstaken, hangende een binnen twee maanden na de datum van dit arrest bijeen te roepen vergadering van de commanditaire vennoten, worden waargenomen door de Stichting Beheer (die op dit moment in ieder geval het vertrouwen van een grote meerderheid van de commanditaire vennoten geniet) in de hierna te vermelden vorm toe te wijzen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de Stichting Beheer bij het bijeenroepen van de vergadering het bepaalde in artikel 6 lid 1 van de CV-akte in acht zal nemen en dat ook MEI Beheer voor die vergadering zal worden opgeroepen opdat zij een toelichting kan geven op en verantwoording kan afleggen over het door haar gevoerde beheer. Met betrekking tot de aanwijzing van een vereffenaar geldt hetgeen daaromtrent in artikel 13 lid 1 van de CV-akte is bepaald.
Het hof merkt in dit verband nog op dat MEI Beheer c.s. (en de aan haar zijde gevoegde partijen) tegen de inschakeling van voornoemde stichting weliswaar bezwaar hebben gemaakt omdat deze op het adres van [appellant sub 29] is gevestigd en deze laatste actief medestander van [appellant sub 57] is, maar het hof constateert dat zij geen relevante bezwaren hebben geuit tegen de persoon van de enig bestuurder van de stichting ( [A] ) die het (kortdurige) interim bestuur feitelijk voor zijn rekening zal gaan nemen. Het hof ziet hierin aanleiding om aan het bezwaar van MEI Beheer c.s. voorbij te gaan.
3.11.
[appellanten] hebben ook in hoger beroep gevorderd (petitum sub III) MEI Beheer c.s. te veroordelen om, kort samengevat, de volledige administratie en bijbehorende bescheiden van Pharma Slovakia af te geven. De voorzieningenrechter heeft met betrekking tot deze vordering in het eindvonnis overwogen dat MEI Beheer c.s. hebben aangevoerd dat de volledige administratie van Pharma Slovakia zich in depot bij de notaris bevindt en voor [appellanten] en de andere commanditaire vennoten beschikbaar is ter inzage en dat [appellanten] (die een en ander niet hebben weersproken) onder de geschetste omstandigheden onvoldoende belang hebben bij toewijzen van het gevorderde onder III. Tegen deze rechtsoverweging (4.15) is geen grief gericht zodat ook het hof er vanuit gaat dat bij de hierbesproken vordering onvoldoende belang bestaat. Het hof merkt daarbij wel op dat het er vanuit gaat dat de volledige administratie ter inzage beschikbaar blijft en zulks niet alleen voor de commanditaire vennoten doch tevens voor de Stichting Beheer alsmede voor degene die op de door de Stichting Beheer bijeen te roepen vergadering van vennoten als beheerder dan wel vereffenaar van Pharma Slovakia zal worden aangewezen.
3.12.
Het petitum van de appeldagvaarding (waarin de verbeurte van een dwangsom is gekoppeld aan het gevorderde sub III en IV, hetgeen kennelijk ziet op hetgeen in eerste aanleg onder die nummers is gevorderd) biedt het hof geen ruimte om aan de hierna uit te spreken veroordeling(en) een dwangsom te verbinden. Zo nodig zullen [appellanten] zich tot het verkrijgen van een dwangsomveroordeling tot de voorzieningenrechter kunnen wenden.
3.13.
Het hof ziet geen aanleiding om de appellanten wiens hoger beroep wordt verworpen (ten gunste van MEI Beheer c.s.) in de kosten te veroordelen nu dezen zich aan de zijde van MEI Beheer c.s. hebben geschaard.
Het hof zal gelet op de positie die de commanditaire vennootschap in dit geschil inneemt geen kostenveroordeling ten laste (of ten gunste) van Pharma Slovakia uitspreken, noch met betrekking tot het geding in eerste aanleg noch met betrekking tot het geding in hoger beroep.
Het hof ziet voorts geen aanleiding voor een aparte kostenveroordeling ten gunste van Bloemenbaan B.V. Kennelijk heeft deze gedurende de procedure haar verzet tegen het door [B] te verrichten onderzoek gestaakt en is dit voor MEI Beheer aanleiding geweest om haar tegen Bloemenbaan ingestelde eis in reconventie in te trekken. Voor een kostenveroordeling ten gunste van Bloemenbaan is in het licht daarvan geen plaats.
Het hof ziet voorts geen aanleiding voor een afzonderlijke kostenveroordeling ten laste van de gevoegde partijen [geïntimeerden] noch met betrekking tot de eerste aanleg noch met betrekking tot het hoger beroep. De kosten die [geïntimeerden] hebben gemaakt in het kader van het voegingsincident dienen voor hun rekening te blijven.
MEI Beheer c.s. zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep. Het hof acht de hierna te vermelden voorziening zowel jegens MEI Beheer als jegens [appellanten] als feitelijk bestuurder toewijsbaar.
MEI Beheer c.s. zullen gelet op de aard van de aan hen verweten gedragingen, conform de vordering van [appellanten] , hoofdelijk in de kosten van het geding worden veroordeeld.
3.14.
Dit brengt mee dat de grieven 3 en 9 en 11 slagen en grief 15 faalt. Bij (verdere) behandeling van de overige grieven bestaat in het kader van dit kort geding, gelet op de uitkomst daarvan, onvoldoende belang. Het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden vernietigd en de vorderingen van [appellanten] zullen alsnog worden toegewezen op de hierna te vermelden wijze.

4.Beslissing

Het hof:
verwerpt het beroep voor zover dit is ingesteld door appellanten sub 6, 12, 14, 25, 27, 28, 30, 32, 35, 44, 49, 61, 63, 76, 81, 84 en 99;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover tussen de overige appellanten en MEI Beheer c.s. gewezen, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt MEI Beheer c.s. om met onmiddellijke ingang het verrichten van bestuurs-, beheers- en beschikkingshandelingen betreffende Pharma Slovakia te staken en gestaakt te houden;
beveelt MEI Beheer c.s. om hun medewerking te verlenen aan de (tijdelijke) overdracht van het bestuur/beheer van Pharma Slovakia aan de Stichting Beheer Pharma Slovakia CV ter fine van het bijeenroepen door deze laatste binnen twee maanden na de datum van dit arrest van een vergadering van de vennoten van Pharma Slovakia als hierboven onder 3.10 bedoeld;
veroordeelt MEI Beheer en [appellanten] hoofdelijk in de kosten van het geding in beide instanties voor zover aan de zijde van [appellanten] (waaronder niet begrepen appellanten sub 6, 12, 14, 25, 27, 28, 30, 32, 35, 44, 49, 61, 63, 76, 81, 84 en 99) gevallen begroot op € 699,71 aan verschotten en € 1.224,- voor salaris in eerste aanleg en tot op heden op € 385,52 aan verschotten en € 2.682,- voor salaris in hoger beroep;
veroordeelt MEI Beheer c.s. hoofdelijk tot terugbetaling aan [appellanten] van hetgeen
door dezen uit hoofde van het vonnis in eerste aanleg werd voldaan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, A.S. Arnold en M.J.J. de Bontridder en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2016.