Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.DHL PARCEL (NETHERLANDS) B.V,
DHL INTERNATIONAL B.V.,
DHL AVIATON (NETHERLANDS) B.V.,
DHL SUPPLY CHAIN (NETHERLANDS) B.V.,
EXEL GROUPS HOLDING (NEDERLAND) B.V.,
DHL FREIGHT (NETHERLANDS) B.V.,
DANZAS FASHION B.V.,
DHL FREIGHT SERVICES (NETHERLANDS) B.V.,
DHL FREIGHT (NETHERLANDS) B.V.(in de hoedanigheid van
DHL SUPPLY CHAIN (NETHERLANDS) B.V. (in hoedanigheid
,
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel beroep, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
2.De feiten
grief 1 in principaal beroepbetoogt DHL dat die opsomming niet volledig is en een selectieve weergave vormt van de relevante feiten. Het hof stelt vast dat daarin geen betwisting is gelegen van de door de rechtbank vastgestelde feiten, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Wel zal het hof, nu ter zitting is gebleken dat beide partijen zulks onderschrijven, het onder voornoemde kop sub 7 vastgestelde feit aldus lezen dat de onder 1 tot en met 3 (in plaats van 1 tot en met 4) en 7 tot en met 10 genoemde DHL-ondernemingen op basis van verplichte deelneming zijn aangesloten bij BPF en de onder 4 tot en met 6 (in plaats van 6 en 7) genoemde DHL-ondernemingen op basis van gesloten uitvoeringsovereenkomsten, zulks verder met handhaving van hetgeen overigens onder dat punt door de rechtbank is weergegeven. Hetgeen ter toelichting van grief 1 is gesteld zal het hof, waar relevant, betrekken bij de beoordeling van de overige grieven.
3.De beoordeling
grieven 4 en 5 in principaal beroeplenen zich voor gezamenlijke behandeling. In deze grieven betoogd DHL, kort gezegd, dat zij in 2007 in het kader van de overgang van de DHL-ondernemingen naar BPF met BPF heeft afgesproken dat voor die ondernemingen zou blijven gelden dat de persoonlijke toeslag wèl pensioendragend is en de TOW niet. Zij heeft daartoe verwezen naar gesprekken die in april en mei 2007 hebben plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van DHL, BPF, PST, Syntrus en [A] (destijds adviseur van DHL). Volgens DHL heeft BPF die afspraak om haar moverende redenen niet willen vastleggen, maar aan de afspraak doet dat - aldus nog steeds DHL - niet af. DHL heeft er in dit kader op gewezen dat conform bedoelde afspraak ook door partijen is gehandeld en dat dit, totdat TKP de administratie overnam (begin 2010), nooit tot enige discussie heeft geleid. Dit alles heeft de rechtbank miskend, aldus de grieven.
Grief 8 in principaal beroepklaagt er vervolgens over dat de rechtbank ten onrechte de bewijslast niet heeft omgekeerd, althans DHL ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld meerbedoelde afspraak (nader) te bewijzen.