ECLI:NL:GHAMS:2016:1134

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
23-003459-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging inbraak in bedrijfspand met gebruik van breekijzer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, was aangeklaagd voor het medeplegen van een poging tot inbraak in een snackbar en sportcafé in Hoorn op 1 juni 2015. De tenlastelegging was gewijzigd in hoger beroep, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen proberen in te breken in het pand met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, met dien verstande dat hij samen met een ander had geprobeerd de deur van het pand open te breken met een breekijzer.

De verdachte had het bewezenverklaarde bekend en het hof heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Er waren geen omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, en de advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd. De raadsman vroeg om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels een baan en een eigen woning had. Het hof oordeelde dat de poging tot inbraak een ernstig feit was dat niet alleen schade voor de gedupeerden veroorzaakte, maar ook gevoelens van onrust in de samenleving. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte, oordeelde het hof dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003459-15
Datum uitspraak: 29 maart 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-106001-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juni 2015 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een perceel gelegen aan de [adres 2] en in gebruik als (oa) snackbar en sportcafe ([bedrijfsnaam]) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (de eigenaar en/of uitbater van dat sportcafe/die snackbar) [bedrijfsnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking heeft geprobeerd met een breekijzer althans met een daarop gelijkend voorwerp de/een deur van dat perceel open te breken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof vanwege de gewijzigde tenlastelegging tot een enigszins andere bewezenverklaring en tot een andere kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 juni 2015 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een perceel gelegen aan de [adres 2] en in gebruik als snackbar en sportcafé [bedrijfsnaam], weg te nemen geld, toebehorende aan de eigenaar en/of uitbater van dat sportcafé/die snackbar [bedrijfsnaam] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, heeft geprobeerd met een breekijzer een deur van dat perceel open te breken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 maart 2016.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015133386-1 van 1 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 37-38].
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2015133386-16 van 1 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 22-23].

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft inmiddels een baan en een eigen woning, die hij dreigt kwijt te raken indien hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Hij wil graag een punt zetten achter zijn strafrechtelijk verleden. De raadsman heeft derhalve verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte niet groter is dan de dag die de verdachte in voorarrest heeft verbleven, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een pand dat in gebruik was als snackbar en sportcafé. Daarbij zijn zij samen professioneel te werk gegaan, doordat zij met breekijzers hebben geprobeerd een van de deuren van het pand open te breken. Dat het niet tot een voltooide inbraak is gekomen, is enkel te danken aan oplettende omwonenden die alarm hebben geslagen. Het bewezen verklaarde is een ernstig en zeer hinderlijk feit, dat niet alleen overlast en schade voor de gedupeerden heeft veroorzaakt, maar ook voor gevoelens van onrust in de samenleving zorgt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 maart 2016 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van gekwalificeerde diefstal, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Op grond van het vorengaande en gelet op de sancties die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd, is het hof met de politierechter van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof acht het opleggen van een taakstraf niet passend nu de verdachte reeds meermalen vanwege onder meer vermogensdelicten tot een taakstraf is veroordeeld. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, ziet het hof geen aanleiding om daarvan af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. C.N. Dalebout en mr. H.M.J. Quaedvlieg in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 maart 2016.