ECLI:NL:GHAMS:2016:113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
200.169.600/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve vordering van vakbond tegen werkgever inzake eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden

In deze zaak heeft de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De FNV vorderde dat PontMeyer N.V. en aanverwante vennootschappen de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden voor een groep werknemers, aangeduid als de 'Boven cao-werknemers', ongedaan zouden maken. De kantonrechter had de FNV niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens hem geen sprake was van gelijksoortige belangen in de zin van artikel 3:305a BW. De FNV stelde dat de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden door PontMeyer onrechtmatig was en dat zij als vakbond het recht had om deze belangen te behartigen, ook voor niet-leden. Het hof oordeelde dat de grief van de FNV slaagde, en dat de verschillende cao's en afspraken niet in de weg stonden aan de mogelijkheid om een collectieve vordering in te stellen. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid kregen om hun standpunten te verduidelijken. Het hof hield iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.169.600/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 3000937 \ CV EXPL 14-3105
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 januari 2016
inzake
DE FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
Per 1 januari 2015 rechtsopvolger onder algemene titel van De Nederlandse Bond voor de Bouw- en Houtnijverheid, tevens handelend onder de naam FNV Bouw
gevestigd te Woerden,
appellante,
advocaat: mr. H.C.S. van Deijk-Amzand te Woerden,
tegen

1.PONTMEYER N.V.,

2. PONTMEYER HIBIN B.V.,

3. HOUTKONSTRUKTIE NEDERLAND B.V.,

4. HKN TIMMER B.V.,

5. HKN KANTOOR B.V.,

6. HKN HOUT B.V.,

7. PONTMEYER HOUT B.V.,

8. PONTMEYER SERVICES B.V.,

9. PONTMEYER GROOTHANDEL B.V.,

10. PONTMEYER HANDELSBEDRIJVEN B.V.,

allen gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.D. Uding te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna FNV en PontMeyer genoemd.
FNV is bij dagvaarding van 10 maart 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, (hierna: de kantonrechter), van 11 december 2014, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen FNV als eiseres en PontMeyer als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met productie;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte van FNV waarin op die laatste producties wordt gereageerd.
Vervolgens is arrest gevraagd.
FNV heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad – alsnog
voor recht zal verklaren dat PontMeyer door de eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst ten aanzien van de functie(benaming), functie-indeling/functie-inschaling, de loonsverlaging en verlaging en/of het laten vervallen van de (onkosten)vergoedingen, tekort geschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst met haar werknemers, althans jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld;
voor recht zal verklaren dat terugschaling ten aanzien van de werknemers in de functieschalen 2 tot en met 8 waarvan de functie, functie-eisen, functie-indeling en functiegroepen in (de artikelen 18 e.v. van) de Cao voor de Houthandel staan beschreven, maar waarop deze Cao niet van toepassing is vanwege de hoogte van het salaris (in 2013: € 36.169,- bruto per jaar) en/of omdat de functie niet met een sterretje (*) is gemarkeerd, niet rechtsgeldig dan wel nietig is;
voor recht zal verklaren dat ten aanzien van de werknemers in functie-schaal 9 tot en met 14 de eenzijdige wijzigingen ten aanzien van de functie (benaming) en de functie-inschaling en/of terugschaling niet rechtsgeldig dan wel nietig is;
PontMeyer zal veroordelen:
a. om de eenzijdige wijzigingen ten aanzien van de functie-(benaming), de inschaling en/of de terugschaling in een andere functieschaal anders (bedoeld zal zijn: dan, hof) is overeengekomen, alsook ten aanzien van de overeengekomen periodieke (loons-)verhogingen en/of eenmalige uitkeringen op basis van de Cao Houthandel en de (onkosten) vergoedingen en al haar reeds ingetreden gevolgen ongedaan te maken op zodanige wijze dat de werknemers met terugwerkende kracht (met ingang van 1 januari 2012 en/of 1 april 2012 en/of 1 januari 2014) netto geen nadeel ondervinden van de eenzijdige wijzigingen, binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis (bedoeld zal zijn: arrest, hof), op straffe van verbeurte van een dwangsom;
b. Om de arbeidsovereenkomst van alle “Boven Cao-werknemers” waarvan zij de arbeidsovereenkomst eenzijdig heeft gewijzigd, met terugwerkende kracht vanaf de datum waarop zij de wijzigingen heeft doorgevoerd, te weten met ingang van 1 januari 2012 en/of 1 april 2012 en/of 1 januari 2014, na te komen, zoals die arbeidsovereenkomsten ter zake van de functie, de functie-indeling, het loon, de eenmalige en periodieke cao (loons-)verhogingen en de (onkosten)vergoedingen tot die datum golden, met inachtneming van eventuele na meergenoemde data in werking getreden Cao- of individueel overeengekomen loonsverhogingen binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis (bedoeld zal zijn: arrest, hof), op straffe van verbeurte van een dwangsom;
c. Tot verstrekking binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis (bedoeld zal zijn: arrest, hof) aan al hun werknemers van een (bruto/netto) specificatie van al het achterstallige loon, dit met gelijktijdige betaling van het achterstallige loon aan die werknemers, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW gesteld op 50%, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum van voldoening, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
d. Tot betaling van de proceskosten in beide instanties.
PontMeyer heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad – (zo begrijpt het hof) veroordeling van FNV in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder “De feiten”, a tot en met e de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
Binnen PontMeyer gelden meerdere cao’s, welke aan werknemerszijde (mede) door FNV zijn afgesloten.
2.2
PontMeyer heeft op 7 december 2011 van haar centrale ondernemingsraad instemming verzocht om de inschaling van werknemers in de boven cao functiegroepen 9 tot en met 14 te wijzigen. PontMeyer heeft bovendien op 14 maart 2012 van de centrale ondernemingsraad instemming verzocht om de inschaling van de werknemers in de functieschalen 7 en 8 zonder dat hun functie met een asterisk (*) is gemarkeerd, te wijzigen. PontMeyer wenste de inschaling van deze werknemers te structureren in die zin dat een helder en transparant systeem zou ontstaan.
2.3.
De centrale ondernemingsraad heeft met deze voornemens ingestemd. PontMeyer heeft FNV niet betrokken bij de onderhandelingen over de gewijzigde inschaling.
2.4
PontMeyer heeft de werknemers op wie de gewijzigde inschaling betrekking had, in mei 2012 van deze wijziging per brief op de hoogte gebracht.

3.Beoordeling

3.1
FNV heeft zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep, gevorderd dat, kort samengevat, PontMeyer wordt veroordeeld de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden voor een groep werknemers, kort samengevat als de ‘Boven cao-werknemers’ ongedaan te maken. FNV vordert deze ongedaanmaking zowel voor haar leden als voor de niet-leden voor zover werkzaam bij PontMeyer. FNV baseert deze bevoegdheid op artikel 3:305a BW.
3.2
De kantonrechter heeft FNV niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, op de grond dat geen sprake is van gelijksoortige belangen in de zin van artikel 3:305a BW. Meer in het bijzonder overweegt de kantonrechter daarbij dat in de onderhavige procedure op de verschillende arbeidsovereenkomsten verschillende cao’s van toepassing zijn, dan wel geen enkele cao. Tevens zijn voor de verschillende groepen werknemers verschillende afspraken gemaakt ten aanzien van loonaanspraken, functie-indeling, onkosten- en andere vergoedingen, hetgeen leidt tot verschillende uitkomsten per werknemer met mogelijk een verschillende ingangsdatum van het nieuwe systeem. Voor sommige werknemers verandert er niets, voor sommige wordt het salaris bevroren en voor anderen kan sprake zijn van een salarisverhoging. Onjuist is het standpunt van FNV, dat alle werknemers geïnformeerd zijn via één algemene informatiebrief, aldus - nog steeds – de kantonrechter.
3.3
In de enige grief wordt aangevoerd dat wel sprake is van gelijksoortige belangen. Voor de bepaling of sprake is van gelijksoortige belangen dient gekeken te worden naar het recht van de belanghebbende dat geschonden wordt. In casu gaat het om de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden van een groep werknemers door de werkgever. FNV kan als vereniging met volledige rechtsbevoegdheid een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van die belangen, nu dit binnen haar statutaire doelstelling past, aldus de grief.
3.4
PontMeyer verweert zich tegen dit betoog.
3.5
De grief slaagt. Dat op de verschillende werknemers op wie PontMeyer de wijziging van arbeidsvoorwaarden heeft toegepast, verschillende cao’s van toepassing zijn, dan wel geen cao van toepassing is, betekent niet dat geen sprake kan zijn van een gelijksoortig belang als bedoeld in art. 3:305a BW. In de vorderingen van FNV wordt ook rekening gehouden met de toepasselijkheid van verschillende cao’s. Aan het bestaan van een soortgelijk belang staat immers niet in de weg dat de invoering van een voor een collectief geldend inschaling- en beloningsysteem voor (groepen) werknemers verschillende gevolgen heeft. Dat een (volgens PontMeyer: groot) aantal werknemers (achteraf) heeft ingestemd met de gewijzigde arbeidsvoorwaarden kan een omstandigheid zijn bij de beoordeling of PontMeyer in redelijkheid tot die wijziging heeft kunnen komen, doch betekent niet dat de vordering zich niet leent voor behandeling op grond van artikel 3:305a BW.
3.6
Partijen hebben zich er niet over uitgelaten of, indien het Hof van oordeel zou zijn dat de kantonrechter FNV ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard in haar vordering, de zaak naar de kantonrechter dient te worden verwezen, dan wel dat het hof de zaak aan zich houdt (analoog aan artikel 76 Rv). Partijen worden in de gelegenheid gesteld dat bij akte op de hierna te bepalen roldatum te doen. Indien beide partijen verklaren te verlangen dat het hof de zaak aan zich houdt, zal het hof daaraan gevolg geven. In dat geval zal het hof een comparitie van partijen gelasten voor het geven van inlichtingen alsmede het beproeven van een schikking. Partijen wordt verzocht dan op de hierna te bepalen roldatum tevens hun verhinderdata voor de maanden maart, april en mei 2016 te vermelden. Het hof zal vervolgens in een nog te wijzen tussenarrest vermelden welke onderwerpen in genoemde comparitie van partijen in ieder geval aan de orde zullen komen. Indien partijen niet eenparig verlangen dat het hof de zaak aan zich houdt, zal het hof nog dienen te beslissen over de voortgang van de procedure.
3.7
De zaak wordt naar de rol van 2 februari 2016 verwezen opdat beide partijen zich bij akte over het onder 3.6 gestelde kunnen uitlaten.
3.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 2 februari 2016 voor een akte aan de zijde van beide partijen met het hiervoor onder 3.6 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, H.T. van der Meer en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2016.