ECLI:NL:GHAMS:2016:1124

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
23-004457-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne via Schiphol en de bewijsconstructie in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Mexico, werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne in Nederland op 3 augustus 2015 via de luchthaven Schiphol. Tijdens de controle werd in de bodem van de hondenkennel van de verdachte een hoeveelheid cocaïne aangetroffen, met een nettogewicht van 1.992,9 gram. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die haar verweer konden ondersteunen. De verdachte had verklaard dat ze de hondenkennel had geruild met een onbekende man, maar het hof achtte deze verklaring onaannemelijk. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd en verwierp het verweer van de raadsman. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, en het hof bevestigde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de gevolgen voor de volksgezondheid in overweging nam. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals het overlijden van haar zoon en haar gezondheidsproblemen, werden niet als voldoende verzachtend beschouwd. Het hof verklaarde de in beslag genomen gelden verbeurd, aangezien deze waren bestemd voor de reis naar Bilbao. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

parketnummer: 23-004457-15
datum uitspraak: 25 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer
15-820693-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Mexico) op [geboortedag] 1960,
adres: [adres]),
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost, locatie Ter Peel te Evertsoord.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 03 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 3 augustus 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het verhaal van de verdachte voldoende geloofwaardig is en dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het invoeren van cocaïne in Nederland, ook niet in voorwaardelijke zin, zodat vrijspraak dient te volgen.
Het hof leidt uit de stukken in het strafdossier het volgende af.
De verdachte is op 3 augustus 2015 vanuit Mexico aangekomen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, waarna zij zou doorvliegen naar Bilbao (Spanje). In de bodem van de hondenkennel van de meereizende hond van de verdachte werden vier pakketten aangetroffen met een stof gelijkende op cocaïne, waarvan het brutogewicht in totaal 2.434,4 gram was. Nader onderzoek bevestigde dat de stof cocaïne bevatte met een nettogewicht van 1.992,9 gram. Daarmee staat vast dat de verdachte cocaïne heeft ingevoerd in Nederland.
De vraag die ter beantwoording aan het hof voorligt, is of kan worden vastgesteld dat de verdachte de cocaïne opzettelijk, al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft ingevoerd. Het hof stelt bij de beantwoording van die vraag voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat wanneer men bij een (intercontinentale) vliegreis bagage vervoert, men geacht wordt bekend te zijn met de inhoud daarvan, behoudens bijzondere omstandigheden.
Als bijzondere omstandigheden in vorenbedoelde zin heeft de verdachte, zo begrijpt het hof uit haar verklaringen ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee (KMAR) op 3 en 4 augustus 2015, 24 september 2015 en ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, het volgende aangevoerd.
Vlak voor haar vertrek vanuit Mexico naar Bilbao (Spanje) heeft zij op het vliegveld te Mexico de hondenkennel waarin haar hond verbleef geruild met de (kleinere) hondenkennel van een verder onbekend gebleven man, omdat zijn hond, aldus de verdachte, te groot was voor zijn hondenkennel. Deze onbekende man zou met een andere luchtvaartmaatschappij via Madrid ook naar Bilbao (Spanje) vliegen. De verdachte heeft geen contactgegevens met deze onbekend gebleven man uitgewisseld, doch hem slechts de naam van het hotel in Bilbao genoemd, waar zij zou verblijven. De verdachte heeft eveneens verklaard dat deze man bekend was met haar hotel en bij haar in het hotel in Bilbao langs zou komen om de hondenkennels om te wisselen.
Het hof acht met de advocaat-generaal de door de verdachte gestelde gang van zaken onaannemelijk en is van oordeel dat ook overigens geen sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld.
Daartoe overweegt het hof als volgt.
De lezing van de verdachte van de omstandigheden waaronder zij de hondenkennel heeft gewisseld wordt in het dossier op geen enkele wijze ondersteund. Daarbij merkt het hof op dat het op zijn minst opmerkelijk is dat een hondeneigenaar die haar hond meeneemt op een intercontinentale vlucht voor een verblijf van elf dagen in Spanje, geen bezwaar ziet om op de luchthaven met een voor haar onbekende persoon, waarvan zij ook de personalia niet heeft opgenomen, de hondenkennel van haar eigen hond te ruilen voor een kleinere hondenkennel. Dit bevreemdt temeer daar uit de processtukken blijkt dat die kleinere hondenkennel ook nog eens te klein was voor haar eigen hond.
Gezien het voorgaande en nu geen andere feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die op het tegendeel wijzen, moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte bekend is geweest met de aanwezigheid van de cocaïne in de bodem van de hondenkennel.
Aldus acht het hof bewezen dat de verdachte willens en wetens de cocaïne binnen Nederland heeft gebracht en opzet heeft gehad op het invoeren van de cocaïne in Nederland.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest en verbeurdverklaring van 1.010,00 euro.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De zoon van verdachte is overleden en ze heeft suikerziekte. Daarnaast heeft ze stress door het verblijf van de hond elders.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van een hoeveelheid van bijna twee kilo cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en (groot)handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan betekenen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich mee en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Het bewezenverklaarde feit is een ernstig misdrijf waarvoor, gelet op de opgelegde straffen in vergelijkbare zaken een gevangenisstraf van 24 maanden geïndiceerd is.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals door de raadsman geschetst zijn, hoewel verdrietig voor de verdachte, niet van dien aard dat daarmee in matigende zin rekening zal worden gehouden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het onder verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen geld – 1.010,00 euro – moet bestemd zijn geweest voor het bekostigen van benodigdheden tijdens de reis en voor verblijf na aankomst in Bilbao. Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit is derhalve met voornoemd geld begaan of voorbereid. Nu de gelden aan verdachte toebehoren zullen deze worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 19 biljetten van 50,00 euro
- 3 biljetten van 20,00 euro.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. E.H.M. Druijf, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 maart 2016.
Mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
.