ECLI:NL:GHAMS:2016:1111

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
23-002395-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens belediging van ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2014. De verdachte, geboren in Marokko in 1977, was aangeklaagd voor het opzettelijk beledigen van een ambtenaar, te weten een hoofdagent van de Politie Amsterdam-Amstelland, door deze een middelvinger op te steken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 maart 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

De tenlastelegging is gewijzigd en het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ontkent de belediging te hebben gepleegd. Hij beweert dat hij naar de verbalisant heeft gezwaaid in plaats van een middelvinger heeft opgestoken. Het hof heeft het proces-verbaal van bevindingen, waarin de verbalisant zijn ervaring van de gebeurtenis beschrijft, in overweging genomen. Ondanks dat het proces-verbaal op de juiste wijze is opgemaakt, heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft geen overtuiging gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters M. Lolkema, P.A.M. Hoek en M.J.A. Plaisier aanwezig waren. De uitspraak is gedaan op een openbare zitting.

Uitspraak

parketnummer: 23-002395-15
datum uitspraak: 24 maart 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13‑168847-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1977,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant] (hoofdagent Politie Amsterdam-Amstelland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening in zijn tegenwoordigheid door een of meer feitelijkhe(i)den, heeft beledigd door zijn middelvinger naar voornoemde [verbalisant] op te steken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL261N 2012026168-5 van 25 mei 2012 waarin verbalisant [verbalisant] relateert dat de verdachte tegen hem een middelvinger heeft opgestoken en dat hij zich beledigd voelde. De verdachte ontkent dat hij een middelvinger naar de verbalisant heeft opgestoken, maar stelt dat hij naar de verbalisant heeft gezwaaid. Hoewel het proces-verbaal in de wettelijke vorm is opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] en het proces-verbaal (in combinatie met de verklaring van de verdachte dat hij inderdaad aanwezig was ter plaatse) derhalve als toereikend bewijs kan worden aangemerkt, heeft het hof – gelet op het ontbreken van enig ander bewijs, en gelet op de toelichting ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte – niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. P.A.M. Hoek en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2016.
=========================================================================
[....]