ECLI:NL:GHAMS:2016:1110

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
23-003522-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens verjaring na culpose brandstichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië in 1983 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder bij verstek veroordeeld voor culpose brandstichting, waarbij een gasfles explodeerde en gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar ontstond. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 8 juli 2005 te Amsterdam.

Het hof heeft vastgesteld dat de verjaring van het recht tot strafvervolging is ingetreden. De advocaat-generaal stelde dat de verjaring tijdig was gestuit door het opnemen van de verdachte in het opsporingsregister, maar het hof oordeelde dat dit niet kan worden aangemerkt als een daad van vervolging. De mededeling van de uitspraak van de politierechter was op 5 januari 2007 gedaan, maar de betekening aan de verdachte vond pas plaats op 25 augustus 2015. Tussen deze data was meer dan zes jaar verstreken, waardoor het recht op strafvervolging door verjaring was vervallen.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters M. Lolkema, P.A.M. Hoek en M.J.A. Plaisier aanwezig waren. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige vervolging en de gevolgen van verjaring in strafzaken.

Uitspraak

parketnummer: 23-003522-15
datum uitspraak: 10 maart 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 december 2006 in de strafzaak onder parketnummer 13‑431350-06 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1983,
adres: Thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 juli 2005 te Amsterdam, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam een gasfles, die (op een onbekend gebleven manier) was gekoppeld aan een geiser in de badkamer, heeft losgemaakt, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat die gasfles is geëxplodeerd en/of een (korte) brand is ontstaan, terwijl daardoor gemeen gevaar voor een of meerdere woning(en) gelegen aan en/of in de buurt van perceel [adres] en/of een of meerdere auto(s) die in de buurt van perceel [adres] (geparkeerd) stonden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meerdere perso(o)n(en) die aanwezig was/waren in en/of in de buurt van perceel [adres] en/of [slachtoffer], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie in vervolging
De verdachte wordt vervolgd terzake van een feit als bedoeld in artikel 159 Wetboek van Strafrecht (Sr), dat is bedreigd met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie. Ingevolge artikel 70 Sr vervalt het recht tot strafvordering door verjaring terzake van dit feit in zes jaren. Ingevolge artikel 71 Sr vangt de termijn van verjaring (behoudens hier niet terzake doende uitzonderingen) aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Ingevolge artikel 72 Sr stuit elke daad van vervolging de verjaring en vangt dan een nieuwe verjaringstermijn aan.
Op 15 december 2006 heeft de politierechter de verdachte bij verstek veroordeeld ter zake van het hem ten laste gelegde.
In het dossier bevindt zich een mededeling uitspraak gedateerd op 5 januari 2007. Deze mededeling uitspraak is aan de verdachte betekend op 25 augustus 2015. Tussen deze twee data is een periode van meer dan zes jaren verstreken.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verjaring van het recht tot strafvervolging tijdig is gestuit. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte tussen 5 januari 2007 en 25 augustus 2015 steeds in het opsporingsregister opgenomen is geweest. De naam van de verdachte is daartoe in de opsporingsregisters geplaatst en periodiek is besloten tot voortzetting van de signalering nadat bij een controle in het VIPS-systeem geen adres in Nederland bekend was geworden. Dit handelen van het openbaar ministerie dient (steeds) als daad van vervolging te worden aangemerkt.
Het hof verwerpt deze stellingname. Het hof merkt het plaatsen van de naam van de verdachte in de opsporingsregisters en het periodieke besluit tot voortzetting daarvan nadat bij een controle in het VIPS-systeem geen adres bekend is geworden niet aan als een daad van vervolging.
Het hof stelt vast dat sedert de uitgifte van de mededeling uitspraak geen daad van vervolging heeft plaatsgevonden tot aan het moment dat de mededeling uitspraak aan de verdachte is uitgereikt op
25 augustus 2015. Nu na de eerste poging tot betekening van het verstekvonnis meer dan zes jaren zijn verstreken alvorens een nieuwe daad van vervolging heeft plaatsgevonden, is het recht op strafvordering door verjaring vervallen en zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn strafvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de officier van justitie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. P.A.M. Hoek en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 maart 2016.