In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988, was op 10 december 2013 aangehouden voor het rijden zonder geldig rijbewijs in Amsterdam Zuidoost. De tenlastelegging stelde dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 december 2011 op de hoogte was gesteld van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, en dat hij redelijkerwijs had moeten weten dat hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs op het moment van de aanhouding. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het rijden zonder geldig rijbewijs, zoals vastgelegd in artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de straf bepaald op één week gevangenisstraf, zonder voorwaardelijk deel, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte, die op dat moment in het buitenland in detentie verbleef.