ECLI:NL:GHAMS:2016:1099

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
200.179.898/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtprocedure tegen gerechtsdeurwaarder wegens onvoldoende communicatie en onterechte verstekvonnis

In deze tuchtprocedure heeft klager, een appellant, een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat er onvoldoende communicatie heeft plaatsgevonden over de herberekening van het openstaande saldo op 7 januari 2013. Klager was in de veronderstelling dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Daarnaast stelt klager dat de gerechtsdeurwaarder een verstekvonnis heeft verkregen, terwijl hij dacht dat hij aan zijn verplichtingen voldeed. De kamer heeft de klacht gegrond verklaard, maar zonder maatregel. Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd en klachtonderdeel i. gegrond verklaard, maar zonder maatregel te verbinden. Klachtonderdeel ii. werd ongegrond verklaard. De zaak betreft een hoger beroep tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 20 oktober 2015 een eerdere klacht van klager gegrond verklaarde zonder maatregel. Het hof heeft de feiten van de kamer overgenomen, waarbij klager betrokken was bij twee dossiers van betalingsachterstanden in zorgverzekeringspremies. Klager heeft in het verleden betalingen verricht, maar door een herberekening van het openstaande saldo ontstond er onduidelijkheid. Het hof heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder onvoldoende heeft gecommuniceerd over deze herberekening, wat een tuchtrechtelijk verwijt oplevert. De gerechtsdeurwaarder heeft echter geen fouten gemaakt in de berekeningen die aan klager zijn verstrekt, waardoor klachtonderdeel ii. ongegrond werd verklaard. Het hof heeft besloten dat er geen maatregel nodig is, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.179.898/01 GDW
nummer eerste aanleg : 235.2015
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 maart 2016
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. B.T.M. Duivenvoorden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 10 november 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 20 oktober 2015 (ECLI:NL:TGDKG:2015:194). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de gerechtsdeurwaarder) gegrond verklaard, zonder daarbij een maatregel op te leggen.
1.2.
Op 27 november 2015 is van klager een aanvullend beroepschrift - met bijlagen - ingekomen.
1.3.
Van de gerechtsdeurwaarder is op 15 januari 2016 een verweerschrift - met bijlagen -ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 18 februari 2016. Klager is met bericht van verhindering niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De gerechtsdeurwaarder is verantwoordelijk (geweest) voor de behandeling van twee dossiers van klager met betrekking tot betalingsachterstanden in zorgverzekeringspremies. In het ene dossier (met zaaknummer 11192870) is het openstaande bedrag door middel van een betalingsregeling volledig door klager voldaan.
3.2.2.
In het andere dossier (met zaaknummer 11098214) is op 7 november 2012 een (nieuwe) betalingsregeling met klager overeengekomen, waarbij aan klager opgave is gedaan van de openstaande hoofdsom en de aflostermijnen. Klager heeft conform die opgave betalingen verricht. De laatste betalingen van klager hebben op 25 januari 2013 plaatsgevonden.
3.2.3.
Op 7 januari 2013 is evenwel in het dossier (met zaaknummer 11098214) tot correctie overgegaan van het openstaande saldo in verband met door klager rechtstreeks aan de ziektekostenverzekeraar betaalde premiebedragen die ten onrechte op de oorspronkelijk openstaande vordering in mindering waren gebracht. Op basis van dit lagere bedrag was de betalingsregeling overeengekomen. Door deze correctie is het openstaande saldo verhoogd met een bedrag van € 711,-.
3.2.4.
Vervolgens is in dit dossier op 25 juli 2013 door een collega van de gerechtsdeurwaarder een dagvaarding aan klager uitgebracht, waarbij betaling van onder meer het toen verschuldigde bedrag aan achterstallige zorgverzekeringspremies is gevorderd.
3.2.5.
Klager heeft hierop bij e-mail van 28 juli 2013 aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder medegedeeld in de veronderstelling te zijn de verschuldigde bedragen te hebben voldaan.
3.2.6.
Bij verstekvonnis van 20 augustus 2013 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Enschede, is de vordering toegewezen. Op 20 september 2013 is dit verstekvonnis aan klager betekend met bevel om aan de inhoud ervan te voldoen.
3.2.7.
In september 2014 en oktober 2014 is namens het kantoor van de gerechtsdeurwaarder aan klager voorgesteld dat hij het hiervoor onder 3.2.3. bedoelde bedrag van € 711,- al dan niet door middel van een betalingsregeling zou voldoen. In dat geval zou de gerechtsdeurwaarder de kosten van de dagvaarding, de proceskosten en de kosten van betekening voor eigen rekening nemen.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende.
i. Er is onvoldoende met klager gecommuniceerd over de herberekening op 7 januari 2013 van het openstaande saldo. Klager was in de veronderstelling dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan.
ii. De gerechtsdeurwaarder heeft een verstekvonnis verkregen, terwijl klager uit de door het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verstrekte berekeningen had begrepen dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Formeel
Beroepschrift klager
6.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het beroepschrift van klager niet voldoet aan de eisen die het procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven en artikel 45 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) aan een beroepschrift stellen. Kort gezegd is bij het beroepschrift geen afschrift van de beslissing van de kamer gevoegd, bevat het beroepschrift niet de voornamen van de verzoeker en is het beroepschrift niet met redenen omkleed. Klager dient daarom volgens de gerechtsdeurwaarder in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6.2.
Het hof heeft van klager een beroepschrift ontvangen met daaraan onder meer een afschrift van de bestreden beslissing als bijlage aangehecht. Hiermee heeft klager aan dit processuele vereiste voldaan. Dat deze bijlage kennelijk ontbreekt bij het aan de gerechtsdeurwaarder toegezonden exemplaar van het beroepschrift, zoals hij heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. Verder is het hof van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder door het ontbreken van de voornamen van klager niet is benadeeld of in zijn verdediging is geschaad, zodat er geen reden is klager op die grond niet-ontvankelijk te verklaren.
Artikel 45 lid 1 Gdw schrijft voor dat een hoger beroep bij met redenen omkleed beroepschrift dient te worden ingesteld. Deze bepaling geldt op straffe van niet-ontvankelijkheid. Het hof is van oordeel dat uit het aanvullend beroepschrift voldoende duidelijk naar voren komt welke bezwaren klager tegen de beslissing van de kamer heeft en daarmee op welke gronden hij het hoger beroep heeft ingesteld en het hof acht om die reden het door klager ingestelde hoger beroep voldoende met redenen omkleed. Het hof neemt hierbij in overweging dat klager in deze tuchtprocedure zonder rechtsbijstand procedeert.
Het voorgaande brengt mee dat klager in zijn hoger beroep kan worden ontvangen.
Vergoeding kosten
6.3.
Voor zover klager in hoger beroep het hof verzoekt de gerechtsdeurwaarder te veroordelen tot vergoeding van de door klager gemaakte onkosten, heeft te gelden dat de wet de tuchtrechter die mogelijkheid niet biedt. Klager zal daarom in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nieuwe klachten
6.4.
Het hof behandelt de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang. Daarbij worden echter alleen in beschouwing genomen klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Voor zover klager in zijn beroepschrift nieuwe klachten heeft geformuleerd met betrekking tot een door de gerechtsdeurwaarder op het oorspronkelijke openstaande saldo onterecht niet in mindering gebracht bedrag en de onduidelijke afkomst van een aan klager verstrekt overzicht, moet klager in deze klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Klacht tegen gerechtsdeurwaarderskantoor
6.5.
Het tuchtrecht heeft tot doel in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen door toe te zien op het optreden van de individuele gerechtsdeurwaarder. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, en artikel 49 Gdw zijn slechts gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor als zodanig kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Een gerechtsdeurwaarder kan worden aangesproken voor zijn eigen handelen of nalaten, maar ook voor dat van anderen voor wie hij de verantwoordelijkheid draagt.
6.6.
Nu de gerechtsdeurwaarder, onweersproken door klager, heeft aangevoerd dat hij voor de dossiers van klager als de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder heeft te gelden, heeft de kamer in deze tuchtprocedure de gerechtsdeurwaarder terecht als beklaagde aangemerkt.
Inhoudelijk
Klachtonderdeel i.
6.7.
Vast staat dat klager op of omstreeks 7 januari 2013 niet is geïnformeerd over de herberekening van het openstaande bedrag en dat daarna over deze herberekening in eerste instantie geen duidelijkheid is verschaft aan klager. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hierover onvoldoende is gecommuniceerd met klager. Hierdoor heeft klager ten onrechte enige tijd in de veronderstelling verkeerd dat hij aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan, nu hij de betalingen conform de op 7 november 2012 overeengekomen betalingsregeling had verricht. Van dit nalaten kan de gerechtsdeurwaarder als de in dit dossier verantwoordelijk te houden gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dit klachtonderdeel heeft de kamer terecht gegrond verklaard.
Klachtonderdeel ii.
6.8.
Het hof begrijpt klachtonderdeel ii. zo dat klager de gerechtsdeurwaarder verwijt dat destijds aan klager een foute berekening is toegezonden. Door het hof kan niet worden vastgesteld dat deze berekening fouten bevat dan wel onjuist is. Overigens is het niet aan de tuchtrechter maar aan de civiele rechter om berekeningen als deze inhoudelijk te beoordelen. Nu van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de gerechtsdeurwaarder op dit punt niet is gebleken, zal dit klachtonderdeel ongegrond worden verklaard.
Maatregel
6.9.
Het hof is evenals de kamer van oordeel dat het gegrond bevonden klachtonderdeel i. niet een zodanig ernstig verwijt oplevert dat hieraan een maatregel dient te worden verbonden. Hierbij neemt het hof in overweging dat de gerechtsdeurwaarder, althans zijn kantoor, heeft aangeboden de aan klager in rekening gebrachte kosten voor eigen rekening te nemen.
6.10.
Het hof komt deels tot een ander oordeel dan de kamer. Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer vernietigen en opnieuw beslissen.
6.11.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.12.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vergoeding van kosten;
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel i. gegrond, zonder daaraan een maatregel te verbinden;
- verklaart klachtonderdeel ii. ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016 door de rolraadsheer.