ECLI:NL:GHAMS:2016:1096

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
200.171.442/01 NOT en 200.172.949/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris wegens schending van beroeps- en gedragsregels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een tuchtrechtelijke klacht tegen een notaris. Klager, die in het verleden als kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris werkzaam was, heeft de notaris beschuldigd van verschillende overtredingen van de beroeps- en gedragsregels. De klachten omvatten onder andere het vastleggen van verklaringen met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid tot het opmaken van een proces-verbaalakte is verleend, het schenden van de geheimhoudingsplicht, misbruik van informatie, valsheid in geschrift en zich als procespartij presenteren namens een cliënt.

De kamer voor het notariaat heeft op 9 juni 2015 de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de notaris een waarschuwing opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de beslissing van de kamer bevestigd. Het hof oordeelde dat de notaris op enkele punten niet tuchtrechtelijk verwijtbaar was, maar dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed notaris betaamt door onnodig diffamerende e-mails te versturen naar een rechter en door niet de juiste professionele betrokkenheid te tonen in zijn communicatie met klager.

De uitspraak benadrukt het belang van de geheimhoudingsplicht en de professionele integriteit van notarissen, en bevestigt de maatregel van waarschuwing die aan de notaris was opgelegd. Het hof heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers : 200.171.442/01 NOT en 200.172.949/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/33
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 maart 2016
inzake 200.171.442/01 NOT:
[naam] ,
notaris te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
en
inzake 200.172.949/01 NOT:
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.De gedingen in hoger beroep

1.1.
In de zaak met nummer 200.171.442/01 NOT heeft appellant (hierna: de notaris) op 12 juni 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 9 juni 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:20). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) tegen de notaris op drie onderdelen (i., iii. en iv.) ongegrond en op twee onderdelen (ii. en v.) gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd
.
1.2.
Van de notaris is op 3 juli 2015 een aanvullend beroepschrift ontvangen.
1.3.
Klager heeft op 4 augustus 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
In de zaak met zaaknummer 200.172.949/01 NOT is door klager bij een op 9 juli 2015 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - eveneens hoger beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van de kamer.
1.5.
Van de notaris is op 8 september 2015 een verweerschrift ontvangen.
1.6.
De zaken zijn gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 januari 2016. De notaris en klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
Op de zitting heeft de notaris kopieën van twee e-mails van 6 oktober 2013 en 9 oktober 2013 van Stichting Liliane Fonds te ’s-Hertogenbosch (verder: Liliane Fonds) aan hem overgelegd, welke stukken door het hof - met instemming van klager - bij de processtukken zijn gevoegd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager is in het verleden onder meer als kandidaat-notaris werkzaam geweest op het kantoor van de notaris. In 2008 is klager een eigen juridisch adviesbureau begonnen.
3.2.2.
De notaris heeft op 4 april 2011 een proces-verbaalakte opgemaakt waarin hij een verklaring van een voormalige buurvrouw van klager, [naam] (verder: [X] ), heeft vastgelegd. Die verklaring ziet op de gang van zaken bij de procedure tot onderbewindstelling van de echtgenoot van [X] , [naam] , en de voorgenomen wijziging van de testamenten van het echtpaar [naam] , waarvoor [X] de hulp van klager had ingeroepen.
3.2.3.
In een e-mail van 3 juli 2012 aan een rechter in de rechtbank ‘s-Hertogenbosch refereert de notaris aan vorenbedoelde proces-verbaalakte. Die e-mail luidt - voor zover van belang - als volgt:

Op 21 november 2011 zond u - inzake de nalatenschap van de heer [naam] - een schrijven aan [klager] (zie bijlage). In de laatste alinea van uw schrijven verzoekt u [klager] om de erven erop te wijzen dat zijn inschakeling voor de erfgenamen dubbele kosten oplevert (naast die van de executeur). Dit is niet gebeurd.
(…)
Het is niet de eerste keer dat [klager] voor zowel onduidelijkheid als voor (extra) kosten zorgt. Ik moge eveneens verwijzen naar de bijlage: het door mij op 4 april 2011 opgemaakte procesverbaal ten verzoeke van en in aanwezigheid van mevrouw [X] te [plaats] .
[klager] blijkt zich sinds 2008 consequent te manifesteren als een tot op het bot gekrenkte ex-kandidaat notaris; mede daarom lijkt hij mij bepaald niet de aangewezen persoon om voor cliënten bij u en uw collega-rechters op te treden. Het leek mij goed u hiervan op de hoogte te brengen.
(…)”
De notaris heeft deze e-mail diezelfde dag ter informatie aan klager gezonden.
3.2.4.
Bij e-mail van 7 oktober 2013 heeft de notaris aan het notariskantoor [naam] te [plaats] bericht dat inzake de nalatenschap van [naam] (hierna: [Y]) Liliane Fonds zich tot hem had gewend met de vraag of en in hoeverre het fonds was genoemd in het testament van [Y], welk testament op 12 januari 2009 was verleden door de aan kantoor verbonden notaris. Klager trad als executeur in de nalatenschap van [Y] op.
3.2.5.
Een medewerker van Liliane Fonds heeft klager bij e-mail van 15 oktober 2013 bericht dat onduidelijk was waarom de notaris contact had gezocht met de directeur van Liliane Fonds over de nalatenschap van [Y] en dat aan de notaris was medegedeeld dat er geen grond of noodzaak bestond om aan de notaris een machtiging van Liliane Fonds af te geven.
3.2.6.
Bij e-mail van 16 september 2014 heeft de notaris klager gesommeerd over te gaan tot terugbetaling van de door het echtpaar [naam] betaalde nota van klager op de grond dat klager wanprestatie zou hebben gepleegd, waarbij werd verwezen naar de inhoud van de proces-verbaalakte van 4 april 2011.
3.2.7.
Vervolgens heeft de notaris klager bij e-mail van 24 september 2014 bericht dat nu klager niet had gereageerd op de e-mail van 16 september 2014 de zaak uit handen zou worden gegeven aan zijn advocaat ter incassering van het door de cliënten van de notaris van klager gevorderde bedrag.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris het volgende.
i. De notaris heeft in de proces-verbaalakte van 4 april 2011 verklaringen vastgelegd met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid tot het opmaken van een dergelijke akte aan de notaris is toegekend. Niet alleen ontbreekt het doel voor het opmaken van deze proces-verbaalakte, ook heeft de notaris niet getoetst of de daarin opgenomen voor klager belastende verklaringen gegrond zijn. Dit is in strijd met artikel 6 lid 3 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011.
ii. De notaris heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden door de proces-verbaalakte van
4 april 2011 ter informatie aan de desbetreffende rechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch te doen toekomen.
iii. De notaris heeft misbruik gemaakt van informatie waarover hij als notaris beschikte.
iv. De notaris heeft valsheid in geschrift gepleegd.
v. De notaris heeft zich naar buiten toe als procespartij namens een cliënt gepresenteerd. Dat is onverenigbaar met het notarisambt en in strijd met de voor de notaris geldende beroeps- en gedragsregels.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
Het hof is met de kamer van oordeel dat de notaris, desgevraagd, zijn medewerking mocht verlenen aan het vastleggen van de mening van [X] in een akte mits voor een ieder duidelijk was dat het enkel ging om het vastleggen van een subjectieve mening. Anders dan klager stelt, behoeft een notaris een dergelijke (partij)verklaring niet op juistheid te controleren, zo de notaris dat al zou kunnen. Overigens is gesteld noch gebleken dat de notaris aanleiding had aan de juistheid van de door [X] afgelegde verklaring te twijfelen. Van strijdigheid met artikel 6 lid 3 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 is dan ook geen sprake.
In hoger beroep heeft klager aangevoerd dat het opnemen van partijverklaringen in een proces-verbaalakte in strijd is met het bepaalde in artikel 37 lid 1 van de Wet op het notarisambt. Het is juist dat een proces-verbaalakte op grond van vorenbedoeld wetsartikel slechts waarnemingen van de notaris - en eventueel bevestigingen daarvan door getuigen - mag bevatten. Dit betekent echter niet dat de notaris op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de hem kenbaar gemaakte mening van [X] in een akte vast te leggen. De kamer heeft klachtonderdeel i. terecht ongegrond verklaard.
Klachtonderdelen iii. en iv.
6.2.
Klager heeft aan de klachtonderdelen iii. en iv. het volgende ten grondslag gelegd. De inhoud van de e-mail van 7 oktober 2013 van de notaris aan notariskantoor [naam] kan niet juist zijn omdat Liliane Fonds op dat moment nog niet op de hoogte was van het overlijden van [Y]. Verder heeft de notaris ten onrechte verklaard dat hij over een volmacht van Liliane Fonds beschikte om de nalatenschap van [Y] af te wikkelen. Dit laatste is in strijd met de inhoud van de e-mail van 15 oktober 2013 van een medewerker van Liliane Fonds aan klager, aldus klager.
6.3.
In de op de zitting in hoger beroep door de notaris overgelegde e-mail van 6 oktober 2013 aan de notaris staat dat Liliane Fonds het bericht had bereikt dat [Y] was overleden en dat het fonds zich afvroeg of zij voorkwam in haar laatste wil, nu [Y], evenals haar zuster, donateur was van Liliane Fonds. In de andere op de zitting overgelegde e-mail van 9 oktober 2013 is aan de notaris last en volmacht gegeven om voor en namens Liliane Fonds alles te (doen of laten) verrichten in verband met de afwikkeling van de nalatenschap van [Y].
6.4.
Het hof is met de kamer van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de notaris zonder te beschikken over een volmacht heeft gehandeld. Evenmin kan worden vastgesteld dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld door na het overlijden van [Y] contact op te nemen met Liliane Fonds. Overigens heeft het hof geen aanleiding om aan de juistheid of echtheid van de hiervoor onder 6.3. bedoelde e-mails te twijfelen. De kamer heeft deze klachtonderdelen terecht ongegrond verklaard.
Klachtonderdelen ii. en v.
6.5.
Het hof verenigt zich met betrekking tot de klachtonderdelen ii. en v. met hetgeen de kamer in haar beslissing in de rechtsoverwegingen 4.6, 4.7 (klachtonderdeel ii.) en 4.9 (klachtonderdeel v.) heeft overwogen. Ook het hof is - kort gezegd - van oordeel dat de notaris door het versturen van de e-mail van 3 juli 2012 aan een rechter in de rechtbank ‘s-Hertogenbosch zich niet heeft gedragen zoals een goed notaris betaamt (de e-mail is onnodig diffamerend) en dat de notaris met de door hem aan klager gestuurde e-mails van 16 september 2014 en 24 september 2014 in die zaak niet de juiste professionele betrokkenheid heeft getoond. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gekomen die tot een ander oordeel moeten leiden.
6.6.
Het hof acht met de kamer met betrekking tot de gegrond bevonden klachtonderdelen ii. en v. het opleggen van de maatregel van waarschuwing passend.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016 door de rolraadsheer.