In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een tuchtrechtelijke klacht tegen een notaris. Klager, die in het verleden als kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris werkzaam was, heeft de notaris beschuldigd van verschillende overtredingen van de beroeps- en gedragsregels. De klachten omvatten onder andere het vastleggen van verklaringen met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid tot het opmaken van een proces-verbaalakte is verleend, het schenden van de geheimhoudingsplicht, misbruik van informatie, valsheid in geschrift en zich als procespartij presenteren namens een cliënt.
De kamer voor het notariaat heeft op 9 juni 2015 de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de notaris een waarschuwing opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de beslissing van de kamer bevestigd. Het hof oordeelde dat de notaris op enkele punten niet tuchtrechtelijk verwijtbaar was, maar dat hij zich niet heeft gedragen zoals een goed notaris betaamt door onnodig diffamerende e-mails te versturen naar een rechter en door niet de juiste professionele betrokkenheid te tonen in zijn communicatie met klager.
De uitspraak benadrukt het belang van de geheimhoudingsplicht en de professionele integriteit van notarissen, en bevestigt de maatregel van waarschuwing die aan de notaris was opgelegd. Het hof heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.