ECLI:NL:GHAMS:2016:1076
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.L.D. Akkaya
- C.M. Aarts
- D. Kingma
- Rechtspraak.nl
Loonstop bij weigering tot het verrichten van passend werk tijdens re-integratie (artikel 7:629 lid 3 BW). Gebruik van term loonopschorting niet bepalend voor effect.
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante], die in dienst was bij [geïntimeerde] als schoonmaakster. Na een periode van arbeidsongeschiktheid heeft [appellante] haar werkzaamheden gedeeltelijk hervat, maar heeft zij deze na korte tijd weer gestaakt. [geïntimeerde] heeft vervolgens het loon van [appellante] opgeschort, omdat zij zich niet aan de gemaakte re-integratieafspraken hield. [appellante] heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het bestreden vonnis van de kantonrechter zal vernietigen en haar vorderingen zal toewijzen.
De kantonrechter had de vorderingen van [appellante] afgewezen, omdat uit verschillende deskundigenoordelen bleek dat zij in staat was om bepaalde werkzaamheden te verrichten, maar deze niet had uitgevoerd. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat [geïntimeerde] terecht een beroep deed op de uitzondering van artikel 7:629 lid 3 BW, omdat [appellante] passende arbeid heeft geweigerd. Het hof stelt vast dat de aangeboden werkzaamheden passend waren en dat [appellante] niet voldoende heeft aangetoond dat zij niet in staat was om deze werkzaamheden te verrichten.
Het hof concludeert dat de loonstop gerechtvaardigd was en dat [appellante] niet in haar vorderingen kan worden ontvangen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, en het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd.