ECLI:NL:GHAMS:2016:106

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
200.162.654/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over vervanging geiser door tapketel en rechtmatigheid verhuur

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellant] en STICHTING YMERE. [appellant] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de vorderingen van Ymere om de geiser in de woning van [appellant] te vervangen door een tapketel zijn toegewezen. Ymere heeft de geiser op 22 maart 2013 afgekeurd en heeft [appellant] herhaaldelijk verzocht om medewerking aan de vervangingen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat het voorstel van Ymere redelijk is in de zin van artikel 7:220 lid 2 BW. Het hof bekrachtigt dit vonnis, maar verwijst de zaak naar de rol vanwege een eiswijziging door Ymere. Het hof oordeelt dat [appellant] geen rechtmatig belang heeft bij zijn vordering om inzage te krijgen in de pacht-/beheerovereenkomst, en dat de grieven van [appellant] falen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor een akte van [appellant] over de gewijzigde vordering van Ymere tot tijdelijke ontruiming van de woning. De kosten van het appel komen voor rekening van [appellant].

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.162.654/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 2873097 CV EXPL 14-7117
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 januari 2016
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M. Dorgelo te Amsterdam,
t e g e n
STICHTING YMERE,gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E. Goemans te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Ymere genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 6 oktober 2014 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 7 juli 2014, onder bovenstaand zaaknummer gewezen tussen Ymere als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Bij arrest van 20 januari 2015 heeft het hof een comparitie van partijen gelast, die op 31 maart 2015 heeft plaatsgevonden. Het proces-verbaal van die terechtzitting bevindt zich onder de stukken.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens houdende een vordering ex art. 843a Rv alsmede vermeerdering/verandering van eis;
- memorie van antwoord, houdende vermeerdering/verandering van eis, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest Ymere zal veroordelen hem inzage te verlenen in of afschrift te geven van de beheer-/ pachtovereenkomst die is gesloten tussen Bouw- en Woningtoezicht Amsterdam en [A] van Ymere en hem de hierna te noemen geiser met het oog op een op te stellen deskundigenrapport ter beschikking te stellen, en voorts, het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Ymere alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Ymere heeft geconcludeerd, naar het hof begrijpt, dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en bovendien [appellant] zal veroordelen tot, kort gezegd, tijdelijke ontruiming van het gehuurde als bedoeld in art. 558 Rv, met beslissing over de proceskosten.
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft onder 1.2 tot en met 1.5 van het bestreden vonnis een aantal feiten vastgesteld. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) Ymere verhuurt aan [appellant] de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Het betreft een eenkamerappartement.
( b) De firma Feenstra (hierna: Feenstra) heeft op 22 maart 2013 de geiser in de woning afgekeurd en buiten werking gesteld. In een door Feenstra ingevuld formulier staat onder meer:
“Omschrijving werkzaamheden/reden servicebezoek:
Onderdeel vervangen en getest.
OPEN TOESTEL TEVEEL PPM
<200
AFGEKEURD!
Onderdeel er weer uit gehaald TOESTEL ONKLAAR GEMAAKT”
( c) Ymere heeft [appellant] bij brieven van 5 april 2013 en 9 september 2013 verzocht contact op te nemen met de firma Feenstra voor het maken van een afspraak voor het vervangen van de geiser door een tapketel. In de brief van 5 april 2013 heeft Ymere hem meegedeeld dat de huur inclusief servicekosten niet wordt gewijzigd.
( d) Ymere heeft bij brieven van 12 november 2013 en 10 december 2013 aan de gemachtigde van [appellant] toegelicht waarom zij tot plaatsing van een tapketel wenst over te gaan. Ymere is in laatstgenoemde brief ingegaan op de bezwaren tegen plaatsing zoals die onder meer in de brief van 18 november 2013 van de gemachtigde van [appellant] zijn geuit.
( e) Naar aanleiding van een brief van de gemachtigde van Ymere van 27 januari 2014 waarin is aangekondigd dat een procedure wordt gestart indien [appellant] niet akkoord gaat met de installatie van een tapketel in de woning, heeft de gemachtigde van [appellant] kenbaar gemaakt dat [appellant] geen medewerking zal verlenen aan de plaatsing van een tapketel.
( f) In de eerste aanleg van dit geding heeft Ymere gevorderd:
1. voor recht te verklaren dat het voorstel van Ymere met betrekking tot het verwijderen en het vervangen van de geiser in de woning van [appellant] een redelijk voorstel is in de zin van artikel 7:220 lid 2 BW alsmede dat [appellant] aan voornoemd voorstel is gebonden;
2. [appellant] te veroordelen om vanaf de vierde dag na betekening van het te wijzen vonnis de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot het verwijderen van de geiser en de aanleg van de tapketel Intergas HRE (met toebehoren) in de woning van [appellant] te gedogen en daaraan - ter uitsluitende beoordeling van Ymere - alle noodzakelijke medewerking te verlenen, waaronder de door Ymere met de uitvoering van de werkzaamheden belaste perso(o)n(en) toe te laten voor de uitvoering van die werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
3. Ymere te machtigen om zich vanaf de vierde dag na betekening van het te wijzen vonnis de toegang te verschaffen tot de woning van [appellant] , teneinde de hiervoor onder 2 genoemde werkzaamheden uit te (laten) voeren, indien en voor zover [appellant] weigert om de uitvoering van deze werkzaamheden te gedogen en daaraan - ter uitsluitende beoordeling van Ymere - alle noodzakelijke medewerking te verlenen,
alles met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
( g) Na verweer van [appellant] heeft de kantonrechter de vorderingen onder 1 en 2 toegewezen, die onder 3 afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
3.2.1.
Met
grief 1stelt [appellant] aan de orde dat hij ervan overtuigd is dat Ymere geen rechtmatig verhuurder van de woning is. Volgens hem blijkt uit een document dat zich bevindt in de boekhouding van Ymere en in het archief van Bouw- en Woningtoezicht Amsterdam, te weten een pacht-/beheerovereenkomst tussen Bouw- en Woningtoezicht en [A] van Ymere, dat alleen een natuurlijk persoon verhuurder/beheerder van de woning mag zijn. Om het bewijs van zijn zojuist vermelde stelling te kunnen leveren, vordert [appellant] inzage in of overlegging van dat stuk.
3.2.2.
Tussen partijen staat vast dat Ymere de woning aan [appellant] heeft verhuurd. Of zij dat rechtmatig heeft gedaan, regardeert [appellant] niet, reeds omdat uit niets blijkt dat de eigenaar, indien dat al een ander dan Ymere is, er bezwaar tegen heeft dat Ymere dit doet. Om die reden faalt de grief en zal het hof de vordering ex art. 843a Rv, waarbij [appellant] geen rechtmatig belang heeft, afwijzen.
3.3.
Grief 2houdt in dat de kantonrechter (in overweging 6 van het bestreden vonnis) ten onrechte heeft geoordeeld dat Ymere met het hiervoor onder 3.1 (b) weergegeven formulier voldoende heeft aangetoond dat de geiser niet meer voldoet en dient te worden vervangen. De grief faalt, omdat het hof dit oordeel - bij gebreke van daartegen gerichte voldoende concrete stellingen van [appellant] - onderschrijft. Waar [appellant] vordert dat Ymere hem de litigieuze geiser ter beschikking stelt om een tegenrapport te kunnen uitbrengen, is sprake van een voor het eerst in appel ingestelde vordering in reconventie, wat op grond van art. 353 lid 1 Rv niet is toegestaan. [appellant] is in de desbetreffende vordering dan ook niet-ontvankelijk. Overigens merkt het hof op dat Ymere betwist over de geiser te beschikken en dat [appellant] de onderhavige stelling, mede in het licht van de vordering van Ymere de geiser te mogen verwijderen, onvoldoende heeft toegelicht. In ieder geval heeft hij van deze stelling niet voldoende concreet bewijs aangeboden.
3.4.1.
De
grieven 3 tot en met 6kunnen gezamenlijk worden besproken, omdat zij alle de strekking hebben dat het Ymere niet vrijstaat de onderhavige geiser te vervangen door een tapketel en dat het door Ymere aan [appellant] gedane voorstel geen redelijk voorstel is in de zin van art. 7:220 lid 2 BW.
3.4.2.
Het hof stelt voorop dat [appellant] geen grief heeft gericht tegen het kennelijke oordeel van de kantonrechter dat Ymere belang heeft bij de vervanging van een afgekeurde geiser door een tapketel, omdat zelfs bij goed onderhouden open verbrandingstoestellen (zoals een geiser) en bij - bedoeld zal zijn - voldoende ventilatie in de woning, het risico blijft bestaan dat er koolmonoxide en andere ongezonde gassen vrijkomen en alleen dit belang al de voorgenomen vervanging van de geiser en de daarmee gemoeide werkzaamheden rechtvaardigt.
3.4.3.
Ook indien het hof er - bij gebreke van een voldoende betwisting daarvan door Ymere - van uitgaat dat de door [appellant] in de toelichting op grief 4 vermelde afmetingen van geiser en tapketel juist zijn en de aanleg van de voor de aansluiting van de tapketel benodigde nieuwe leidingen (enigszins) ontsierend is, weegt het belang van Ymere bij de door haar gewenste vervanging van de geiser door een tapketel, gelet op wat zojuist is overwogen, zwaarder dan het te verwachten ruimteverlies en de ontsiering. Het hof gaat er van uit dat Ymere, zoals zij bij memorie van antwoord (4.12) heeft aangegeven, bereid zal zijn [appellant] de keuze te laten tussen twee leidingen van telkens 80 mm of een leiding van 100 mm en de al dan niet wegwerking daarvan in een koof, een en ander mits [appellant] die keuzen op eerste verzoek van Ymere maakt.
3.4.4.
De conclusie is dat ook deze grieven falen.
3.5.
Aangezien alle grieven falen, zal het bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, vonnis worden bekrachtigd. [appellant] heeft geen stellingen te bewijzen aangeboden die, indien juist, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Zijn bewijsaanbod wordt daarom als niet ter zake dienend van de hand gewezen.
3.6.
[appellant] heeft zich echter nog niet kunnen uitlaten over de door Ymere bij memorie van antwoord gedane eiswijziging, waaruit blijkt dat zij thans – in plaats van de door de kantonrechter afgewezen vordering 3 als vermeld onder 3.1 (f) – de veroordeling van [appellant] vordert tot, kort gezegd, tijdelijke ontruiming van het gehuurde als bedoeld in art. 558 Rv, te weten een ontruiming voor de duur van de te verrichten werkzaamheden, indien, voor zover en voor zolang [appellant] weigert de uitvoering daarvan te gedogen en daaraan alle noodzakelijke medewerking te verlenen. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen opdat [appellant] zich bij akte over de aldus gewijzigde vordering kan uitlaten. Ymere zal hierop vervolgens in beginsel niet meer mogen reageren.
3.7.
Vanwege het feit dat nog een rolverwijzing moet volgen, zal het hof de in dit arrest genomen beslissingen nog niet in een dictum neerleggen. Wel wordt reeds nu overwogen dat [appellant] hoe dan ook als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde de partij de kosten van het appel zal hebben te dragen.
3.8.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 16 februari 2016 voor een akte aan de zijde van [appellant] met het doel als hiervoor onder 3.6 vermeld, waarop Ymere in beginsel niet meer zal mogen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Uriot, R.J.M. Smit en L.A.J. Dun en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 januari 2016.